direct naar inhoud van Artikel 20 Woongebied
Plan: Dorp
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BP2012Dorp-OW01

Artikel 20 Woongebied

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;
  • b. verkeers- en verblijfsactiviteiten;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speel- water- en groenvoorzieningen;
  • e. doeleinden van openbaar nut.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen,
  • b. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen,
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen, en
  • d. nutsvoorzieningen.
20.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

woningen

  • a. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij halfvrijstaande en vrijstaande woningen is 3 m, met dien verstande dat deze bepaling:
    • 1. bij halfvrijstaande woningen niet geldt voor de aaneengebouwde zijde;
    • 2. niet van toepassing is op hoekwoningen van rijen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens voor halfvrijstaande en vrijstaande woningen met een kavelbreedte van 12 m of minder ter hoogte van de voorgevelrooilijn 2 m;
  • c. de inhoud van een woning (inclusief aan- en uitbouwen) mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte van een woning mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een woning mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. de afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van het woning (inclusief aan-en uitbouwen) mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • g. het maximale bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt 50%;
  • h. per bouwperceel mag niet meer dan één woning worden gebouwd;

aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  • i. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden in de zijdelingse perceelsgrens gebouwd of op een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 m;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i is de minimale afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens voor kavels met een kavelbreedte van 12 m of minder ter hoogte van de voorgevelrooilijn 2 m;
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen per woning mag niet meer dan 60 m² bedragen;
  • l. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden;
  • m. de diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van de oorspronkelijke achtergevel mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de minimale afstand tot de achterste perceelsgrens niet minder dan 2 m bedraagt;
  • n. de goothoogte van een aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • o. de bouwhoogte van een aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • p. de goothoogte en hoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • q. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden plat afgedekt of met een kap in dezelfde dakhelling als het woning waarbij de aanbouw, uitbouw of het bijgebouw behoort.

andere bouwwerken

  • r. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan en langs de openbare weg niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • s. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen.

openbare nutsvoorzieningen

  • t. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  • u. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • v. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 100 m².
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid en bereikbaarheid noodzakelijk zijn.

20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 20.2.2, onder k en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw maximaal 75 m² bedraagt.

20.4.2 Voorwaarden

De in lid 20.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.