5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Vergroten mestopslag binnen het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.1onder i voor het vergroten van de inhoudsmaat van een mestopslagruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
-
b. na de vergroting bedraagt de inhoud van het bouwwerk voor mestopslag maximaal 5.000 m³, exclusief de mestopslagruimte onder de gebouwen.
5.3.2 Vergroten bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2onder c voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de vergroting mag maximaal 25% bedragen tot maximaal 800 m3 inclusief aan- en uitbouwen;
-
b. het landschap in de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
-
c. het ontwerp van de woning sluit goed aan bij het karakter van het buitengebied en de omgeving;
-
d. de woning wordt landschappelijk goed ingepast in de omgeving;
-
e. de maatvoeringseisen voor woningen worden in acht genomen;
-
f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.3.3 Mestopslag en silo's buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.3onder a voor het bouwen van een bouwwerk voor kadaveropslag, mestopslag, waterbassins en silo's buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. sleufsilo's, anders dan voor mestopslag, zijn buiten het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van 500 m2 en een maximale hoogte van 2 meter toegestaan;
-
b. per agrarisch bedrijf is buiten het bouwvlak ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag tot een inhoud van 1.000 m3 en een maximale hoogte van 6 meter toegestaan;
-
c. per agrarisch bedrijf is buiten het bouwvlak ten hoogste één bouwwerk voor kaderopslag tot een inhoud van 25 m3 en een maximale hoogte van 2,5 meter toegestaan;
-
d. een bouwwerk wordt gesitueerd in directe aansluiting op het desbetreffende bouwvlak;
-
e. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
-
f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en van het groot- en kleinschalig reliëf;
-
g. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
h. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder f en g vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
i. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.3.4 Ontheffing buitenrijbaan
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.3onder a ten behoeve van het bouwen van een buitenrijbaan buiten het bouwvlak ten behoeve van het houden van paarden met in achtneming van het volgende:
-
a. aangetoond moet zijn dat de buitenrijbaan niet geheel of gedeeltelijk binnen het bouwvlak of, indien sprake is van een buitenrijbaan ten behoeve van en behorend bij een woning, niet binnen de bestemming Wonen kan worden gerealiseerd;
-
b. een buitenrijbaan wordt gerealiseerd direct aansluitend aan het agrarische bouwvlak of op gronden grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is;
-
c. de oppervlakte van een buitenrijbaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 1.200 m²;
-
d. de oppervlakte van een buitenrijbaan ten behoeve van en behorend bij een woning en als onderdeel van een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 800 m²;
-
e. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter;
-
f. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
-
g. ontheffing wordt niet verleend voor een buitenrijbaan gelegen voor de voorgevellijn van de bebouwing;
-
h. ontheffing wordt niet verleend binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
-
i. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
j. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en het groot- en kleinschalig reliëf;
-
k. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied' en binnen een afstand van 50 meter van de door de provincie in de Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is het realiseren van een buitenrijbaan en het oprichten van lichtmasten slechts toegestaan als de wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden aangetast;
-
l. alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder i, j en k vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
m. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.3.5 Tijdelijke teeltondersteunendevoorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.3onder a, ten behoeve van het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd in de vorm van boog- en/of tunnelkassen;
-
b. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd direct aansluitend aan het agrarische bouwvlak;
-
c. ontheffing wordt verleend voor een periode van ten hoogste maart tot en met september in één kalenderjaar;
-
d. de gezamenlijke oppervlakte van de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 500 m² per bedrijf;
-
e. de maximale hoogte bedraagt 4 meter;
-
f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en het groot- en kleinschalig reliëf;
-
g. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
h. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied' en binnen een afstand van 50 meter van de door de provincie in de Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen slechts toegestaan als de wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden aangetast; alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.5.1 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder j en/of k voor de uitoefening van een bed & breakfast met meer dan drie kamers in een woning of in een bestaand bijgebouw, met in achtneming van het volgende:
-
a. ontheffing wordt niet verleend op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied';
-
b. ontheffing wordt niet verleend voor meer dan vijf kamers;
-
c. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.5.2 Ontheffing ten behoeve van mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.4 onder o voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit, met in achtneming van het volgende:
-
a. ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van een bouwperceel waarop krachtens het plan een bedrijfswoning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is;
-
b. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
-
c. ontheffing wordt slechts verleend als een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overgelegd voor Awbz-zorg thuis;
-
d. uit de indicatie van het CIZ moet blijken dat sprake is van mantelzorg voor minimaal zes maanden;
-
e. de indicatie moet na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn afgegeven voor minimaal zes maanden en geldig zijn op het moment van de aanvraag om bouwvergunning;
-
f. de oppervlakte in gebruik voor mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;
-
g. indien sprake is van een tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende voorwaarden:
-
1. een tijdelijke unit wordt geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;
-
2. de afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;
-
h. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
i. ontheffing wordt verleend voor de duur van de periode waarin mantelzorg wordt geboden.
5.5.3 Twee bedrijfshoofden
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het gebruik van de bestaande bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van het huishouden van een tweede bedrijfshoofd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
-
b. het agrarisch bedrijf biedt naar omvang en aard van de bedrijfsactiviteiten duurzaam aan twee volwaardige arbeidskrachten een volledige of nagenoeg volledige dagtaak;
-
c. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.5.4 Huisvesting van tijdelijke werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 5.4onder n ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. ontheffing wordt verleend voor realisatie van niet-zelfstandige wooneenheden in bestaande gebouwen;
-
b. het gezamenlijk oppervlak van de wooneenheden in bestaande gebouwen bedraagt ten hoogste 200 m²;
-
c. ontheffing wordt verleend voor de periode tussen 15 maart en 15 september en/of van maximaal zes (6) weken buiten die periode per jaar indien sprake is van een piekbelasting in de werkzaamheden gedurende deze periode;
-
d. het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
-
e. het is alleen toegestaan werknemers te huisvesten die werkzaam zijn op het bij het bouwvlak behorende agrarische bedrijf;
-
f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
g. de beschikbare ruimte per persoon bedraagt ten minste 12 m².
5.6 Aanlegvergunning
5.6.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen, vergraven, verruimen, uitdiepen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
-
b. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
-
c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 5.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
-
a. behoren tot normaal onderhoud en beheer waaronder begrepen de normale agrarische exploitatie ten dienste van de bestemming;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
-
d. binnen bouwvlakken worden uitgevoerd.
5.6.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 5.1 onder b en c genoemde waarden van de gronden of de aanwezige landschapselementen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
5.6.4 Advisering over de aanlegvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 5.6.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de waterbeheerder, omtrent de voorwaarden zoals genoemd in lid 5.6.3.
5.6.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 Collectieve mestopslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden wijzigen ten behoeve van de realisatie van een collectieve mestopslag buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de inhoud bedraagt maximaal 5000 m3 en de maximale hoogte bedraagt 6 meter;
-
b. een goede wegontsluiting van de betreffende locatie is gewaarborgd;
-
c. de noodzaak van situering buiten het bouwvlak is aangetoond; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
-
d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en van het groot- en kleinschalig reliëf;
-
e. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
f. alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder d en e vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.7.2 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven wijzigen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
-
b. de wijziging heeft niet tot gevolg dat de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot of dat bestaande bebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
-
c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de waterhuishouding en –kwaliteit ter plaatse;
-
d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en van het groot- en kleinschalig reliëf;
-
e. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
f. alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder d en e vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.7.3 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf en vergroting van het bouwvlak is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
-
b. de oppervlakte van een bouwvlak kleiner dan of gelijk aan 1,2 hectare mag worden vergroot tot 1,5 hectare;
-
c. de oppervlakte van een bouwvlak dat, ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan, meer bedraagt dan 1,2 hectare mag met ten hoogste 25% worden vergroot tot een maximum van 2 hectare;
-
d. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de waterhuishouding en –kwaliteit ter plaatse, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder;
-
e. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en van het groot- en kleinschalig reliëf;
-
f. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
g. alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder e en f vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
h. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.7.4 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf en vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
-
b. de wijziging heeft niet tot gevolg dat de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot of dat bestaande bebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
-
c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de waterhuishouding en –kwaliteit ter plaatse;
-
d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en van het groot- en kleinschalig reliëf;
-
e. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
f. alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder d en e vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.7.5 Vergroting bouwvlak ten behoeve van dierenwelzijn
Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak van een intensieve veehouderij vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf en de vergroting van het bouwvlak is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
-
b. wijziging is noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen voor de huisvesting van vee vanuit het oogpunt van dierenwelzijn;
-
c. alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid vragen burgemeester en wethouders over de onder a en b genoemde voorwaarden schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
-
d. het aantal dierplaatsen wordt niet vergroot;
-
e. huisvesting van de dieren elders in bestaande gebouwen binnen het bouwvlak of uitbreiding van bestaande gebouwen binnen het bouwvlak is redelijkerwijs niet mogelijk;
-
f. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de waterhuishouding en –kwaliteit ter plaatse, alvorens de wijziging toe te passen, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder;
-
g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en van het groot- en kleinschalig reliëf;
-
h. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
i. alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder g en h vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
j. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.7.6 Veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' op te nemen voor het bouwen van veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. per bedrijf zijn ten hoogste twee veldschuren en/of schuilgelegenheden toegestaan;
-
b. de minimale afstand tot het bouwvlak bedraagt 500 meter;
-
c. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 meter, de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;
-
d. de gezamenlijke oppervlakte van de veldschuren en/of schuilgelegenheden mag niet meer dan 100 m2 per bedrijf bedragen;
-
e. de noodzaak voor een doelmatige agrarisch bedrijfsvoering en van situering buiten het bouwvlak is aangetoond; alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
-
f. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en van het groot- en kleinschalig reliëf;
-
g. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
h. alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder f en g vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
i. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
j. planwijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied'.
5.7.7 Wijziging bestemming Agrarisch naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied, dan wel hebben de eigenaar en gebruiker schriftelijk ingestemd met de natuurontwikkeling;
-
b. wijziging leidt niet tot:
-
1. een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
2. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.
5.7.8 Wijziging bestemming Agrarisch met waarden naar Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' ter plaatse van de aanduiding bouwvlak wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' en / of in de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' zonder aanduiding of bouwvlak en in combinatie daarmee tevens lid 29.2 onder a wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. aangetoond moet zijn dat het agrarisch bedrijf is beëindigd en voortzetting van het agrarisch gebruik niet reëel is;
-
b. de gronden zijn niet gelegen op een ster-locatie;
-
c. de wijziging in de bestemming 'Wonen' omvat ten hoogste de bestaande bebouwing en het daarbij behorende erf binnen het bouwvlak;
-
d. de wijziging in de bestemming 'Wonen' omvat in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak, waarbij het aantal woningen binnen het bouwvlak niet mag worden vergroot;
-
e. bij wijziging van de gronden met de aanduiding ´zonder bedrijfswoning´ mag ten hoogste één woning worden gebouwd, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met uitzondering van de bebouwing, die als bijgebouwen bij de woning kunnen, en gezien de maximale oppervlaktebepalingen, mogen worden aangemerkt;
-
f. de oppervlakte van de te slopen bedrijfsbebouwing als bedoeld onder e bedraagt ten minste 1.000 m², met inachtneming van hetgeen onder g is bepaald;
-
g. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mag niet worden gesloopt;
-
h. het resterende deel van de gronden wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' zonder aanduiding of bouwvlak;
-
i. wijziging van lid 29.2 onder a is uitsluitend toegestaan in geval van sloop van bedrijfsgebouwen als bedoeld onder e en f, waarbij deze wijziging is gericht op het verminderen van de maximaal toelaatbare oppervlakten van bestaande bouwwerken voor het betreffende perceel met de oppervlakte aan bebouwing die wordt gesloopt;
-
j. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.