direct naar inhoud van 5.4 Externe veiligheid
Plan: bedrijventerrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BDTR-vg01

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Inleiding

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR); is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.
  • het Groepsrisico (GR); geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico bestaat uit een invloedsgebied waarbinnen het risico verantwoordt moet worden.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • 1. Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • 2. Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
  • 3. Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS).
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van de externe veiligheid geldt dat voor iedere toename van het groepsrisico een verantwoording gegeven moet worden, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.

Indien de toename van het groepsrisico zodanig beperkt is dat het GR kleiner blijft dan 10% van de oriëntatiewaarde, dan wel met minder dan 10% toeneemt en het nieuwe GR kleiner blijft dan de oriëntatiewaarde, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het toegenomen groepsrisico.

5.4.2 Plangebied

Inrichtingen
Aan de westzijde in het plangebied ligt aan de Utrechtseweg 26 een LPG-tankstation. Het betreft een bestaande inrichting met een vergunde doorzet van maximaal 500 m3 LPG per jaar.
Conform het BEVI/REVI gelden voor LPG-tankstations vaste afstanden voor de veiligheidscontouren van het plaatsgebonden risico en het invloedsgebied van het groepsrisico.

Het bestemmingsplan staat op het gedeelte van het bedrijventerrein dat binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van het LPG-tankstation valt, bedrijfsgebouwen toe. Dat heeft gevolgen voor de risicosituatie.

Omdat sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling moet voor het plaatsgebonden risico worden getoetst aan de in tabel 1 van Bijlage 1 van de REVI vermelde veiligheidsafstanden. Deze afstanden zijn groter dan de in tabel 2 vermelde veiligheidsafstanden voor bestaande situaties. Daarom moet in acht genomen worden dat aan (beperkt) kwetsbare objecten waarvoor in de bestaande situatie aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico wordt voldaan, niet alsnog een saneringsdoelstelling op grond van de grotere afstanden in tabel 1 wordt verbonden.
De omvang van het invloedsgebied voor het groepsrisico is voor zowel bestaande als nieuwe situaties hetzelfde.

Door adviesbureau Cauberg-Huygen is voor het LPG-tankstation een risicoanalyse uitgevoerd, die als Bijlage 1 aan het plan is toegevoegd.

De uitkomsten van dit onderzoek kunnen als volgt worden samengevat:

  • Plaatsgebonden risico:
    Binnen de veiligheidscontour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Daarmee wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
  • Groepsrisico:
    In de toekomstige situatie bedraagt het berekende groepsrisico 0,062 maal de oriëntatiewaarde.

Transport over de weg, het water en het spoor
Door het plangebied lopen geen wegen die een route voor gevaarlijke stoffen betreffen. Daarnaast is er in de omgeving van het plangebied ook geen sprake van vervoer van gevaarlijk stoffen over water/per spoor. In het plangebied ligt derhalve geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour als gevolg van een vervoersstroom.

Buisleidingen
In het plangebied liggen geen buisleidingen die in het kader van de externe veiligheid relevant zijn en een doorwerking in het bestemmingsplan dienen te hebben.

5.4.3 Verantwoording van het groepsrisico vanwege het LPG-tankstation

Het groepsrisico heeft in de bestaande situatie van een waarde van 0,63 % van de oriëntatiewaarde.

In de nieuwe situatie neemt het groepsrisico toe tot 6,2 % van de oriëntatiewaarde, en blijft daarmee dus significant lager dan 10 % van de oriëntatiewaarde. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Het maatgevende ongevalscenario is een incident tijdens de LPG-bevoorrading, waarbij als gevolg van een (plas)brand de LPG-tankauto zodanig verhit kan geraken dat de inhoud daarvan vrijkomt en tot explosie komt (warme BLEVE). De opstelplaats voor de LPG-tankauto ligt zodanig geïsoleerd dat een aanrijding van opzij tegen de leidingkast niet aannemelijk wordt geacht.

  • Bereikbaarheid voor hulpverlening:
    Het LPG-tankstation aan de Utrechtseweg is goed bereikbaar. Ook de infrastructuur van het bedrijventerrein vormt geen belemmering voor de bereikbaarheid door hulpverlenende diensten.
  • Bestrijdbaarheid en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval:
    LPG-tankauto's zijn conform het Convenant LPG-autogas uit 2005 voorzien van een hittewerende coating. Hierdoor wordt de beschikbare tijd tussen het ontstaan van een incident en een daardoor (mogelijk) veroorzaakte daadwerkelijke BLEVE significant vergroot tot ten minste 75 minuten. De brandweer heeft daardoor dus aanzienlijk meer tijd beschikbaar om door adequaat optreden het daadwerkelijke ontstaan van een BLEVE te voorkomen of de kans daarop te beperken.
  • Zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden van personen binnen het invloedsgebied:
    Zelfredzaamheid is het zich kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Dit kan primair door vluchten uit het bedreigde gebied en secundair door, bij voorkeur buiten het bedreigde gebied, schuilen.
    De infrastructuur van het gebied in de omgeving van het tankstation is voldoende overzichtelijk ingericht en er zijn voldoende vluchtwegen om het gevaarsgebied te ontvluchten. Gezien de aard van de bedrijven op het bedrijventerrein, wordt de zelfredzaamheid van de daar aanwezige personen als goed beschouwd.

Op grond van de hiervoor genoemde argumenten en afwegingen wordt daarom geconcludeerd dat voor het bestemmingsplan sprake is van een aanvaardbaar groepsrisico.