Plan: | bedrijventerrein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0339.BDTR-vg01 |
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:
In het kader van de externe veiligheid geldt dat voor iedere toename van het groepsrisico een verantwoording gegeven moet worden, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.
Indien de toename van het groepsrisico zodanig beperkt is dat het GR kleiner blijft dan 10% van de oriëntatiewaarde, dan wel met minder dan 10% toeneemt en het nieuwe GR kleiner blijft dan de oriëntatiewaarde, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het toegenomen groepsrisico.
Inrichtingen
Aan de westzijde in het plangebied ligt aan de Utrechtseweg 26 een LPG-tankstation. Het betreft een bestaande inrichting met een vergunde doorzet van maximaal 500 m3 LPG per jaar.
Conform het BEVI/REVI gelden voor LPG-tankstations vaste afstanden voor de veiligheidscontouren van het plaatsgebonden risico en het invloedsgebied van het groepsrisico.
Het bestemmingsplan staat op het gedeelte van het bedrijventerrein dat binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van het LPG-tankstation valt, bedrijfsgebouwen toe. Dat heeft gevolgen voor de risicosituatie.
Omdat sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling moet voor het plaatsgebonden risico worden getoetst aan de in tabel 1 van Bijlage 1 van de REVI vermelde veiligheidsafstanden. Deze afstanden zijn groter dan de in tabel 2 vermelde veiligheidsafstanden voor bestaande situaties. Daarom moet in acht genomen worden dat aan (beperkt) kwetsbare objecten waarvoor in de bestaande situatie aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico wordt voldaan, niet alsnog een saneringsdoelstelling op grond van de grotere afstanden in tabel 1 wordt verbonden.
De omvang van het invloedsgebied voor het groepsrisico is voor zowel bestaande als nieuwe situaties hetzelfde.
Door adviesbureau Cauberg-Huygen is voor het LPG-tankstation een risicoanalyse uitgevoerd, die als Bijlage 1 aan het plan is toegevoegd.
De uitkomsten van dit onderzoek kunnen als volgt worden samengevat:
Transport over de weg, het water en het spoor
Door het plangebied lopen geen wegen die een route voor gevaarlijke stoffen betreffen. Daarnaast is er in de omgeving van het plangebied ook geen sprake van vervoer van gevaarlijk stoffen over water/per spoor. In het plangebied ligt derhalve geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour als gevolg van een vervoersstroom.
Buisleidingen
In het plangebied liggen geen buisleidingen die in het kader van de externe veiligheid relevant zijn en een doorwerking in het bestemmingsplan dienen te hebben.
Het groepsrisico heeft in de bestaande situatie van een waarde van 0,63 % van de oriëntatiewaarde.
In de nieuwe situatie neemt het groepsrisico toe tot 6,2 % van de oriëntatiewaarde, en blijft daarmee dus significant lager dan 10 % van de oriëntatiewaarde. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Het maatgevende ongevalscenario is een incident tijdens de LPG-bevoorrading, waarbij als gevolg van een (plas)brand de LPG-tankauto zodanig verhit kan geraken dat de inhoud daarvan vrijkomt en tot explosie komt (warme BLEVE). De opstelplaats voor de LPG-tankauto ligt zodanig geïsoleerd dat een aanrijding van opzij tegen de leidingkast niet aannemelijk wordt geacht.
Op grond van de hiervoor genoemde argumenten en afwegingen wordt daarom geconcludeerd dat voor het bestemmingsplan sprake is van een aanvaardbaar groepsrisico.