direct naar inhoud van 4.1 Archeologie
Plan: Cabauw - Uitbreiding
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.04cabauwuitbr00000-BP00

4.1 Archeologie

Sinds 2007 is de zorg voor het archeologische 'bodemarchief' in Nederland vastgelegd in de Monumentenwet. Dit betekent de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse archeologische monumentenzorg. In het kader van de Monumenten is het van belang om in beeld te krijgen welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Op de cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht (afbeelding 3.2) is te zien dat het plangebied gelegen is in een gebied met een zeer grote cultuurhistorische waarde. Het uitgevoerde archeologisch bureauonderzoek is gericht op de uitbreidingslocatie. Het bureauonderzoek is in opdracht van Tauw bv uitgevoerd door Synthegra bv in 2007 - 2009.

Uit het bureauonderzoek (Synthegra Archeologie Rapport P0502461, DHA/UIT/SAD/ P0502461, november 2007) blijkt dat er ter plaatse van de uitbreidingslocatie een hoge kans is op het aantreffen van archeologische waarden uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Om de exacte archeologische conditie van het plangebied te achterhalen is in eerste instantie aanbevolen om in het noorden van de uitbreidingslocatie een inventariserend veldonderzoek uit te voeren.
Naar aanleiding van dit onderzoek is in september 2008 het noordelijk deel van de uitbreidingslocatie onderzocht met een karterend onderzoek. Op grond van dit onderzoek(Synthegra Rapport S083266, HLE/UIT/SAD/S083266, november 2008) achtte de gemeente het noodzakelijk dat ook het zuidelijk deel van de uitbreidingslocatie onderzocht werd met een karterend onderzoek. Dit aanvullende onderzoek heeft een jaar later plaatsgebonden in september 2009.
In het rapport "Inventariserend veldonderzoek, karterend booronderzoek, Uitbreiding Cabauw West te Cabauw" (CONCEPT, Synthegra Rapport S090325, d.d. 5 oktober 2009) zijn de resultaten van het veldonderzoek in het noordelijk deel geïntegreerd in de beschrijving van de resultaten van het veldonderzoek in het zuidelijk deel van het uitbreidingsgebied, waardoor een totaal overzicht wordt verkregen van het hele uitbreidingsgebied.

Noordelijk deel van de uitbreidingslocatie
Uit het rapport blijkt dat in de ondergrond oeverafzettingen zijn aangetroffen, die mogelijk een tijd aan de oppervlakte hebben gelegen, voordat ze werden overgroeid door veen. De ouderdom van deze oeverafzettingen is niet bekend. Gezien de diepteligging en het aanzienlijke veenpakket dat erop ligt, zijn ze ouder dan de ijzertijd. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen op dit niveau. Er werden op basis van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek ook geen resten uit deze periode verwacht.
De lage verwachting voor archeologische resten uit de periode laatpaleolithicum tot en met de bronstijd uit het bureauonderzoek blijft daarom gehandhaafd.

Op basis van de ligging van de uitbreidingslocatie op een rivierinversierug, waarop het historische bebouwingslint van Cabauw zich bevindt, werden er wel archeologische resten uit de periode ijzertijd tot en met de nieuwe tijd verwacht. Daarbij werd gedacht aan nederzettingsresten, gebruiksvoorwerpen en voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd bovendien aan funderings- en muurresten van vroegere bebouwing.
Tijdens het veldonderzoek zijn geen vaste funderings- of muurresten aangetroffen. Ook is er geen aardewerk aangetroffen. Het enige dat binnen de uitbreidingslocatie is aangetroffen zijn baksteenresten en glas. Onduidelijk is hoe oud dit baksteenpuin is. Gezien het huidige gebruik van het plangebied als erf bij een boerderij en als tuin, is het zeer denkbaar dat de vergravingen van het bodemprofiel binnen het onderzoeksgebied (sub)recent zijn en geen aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.
De archeologische verwachting voor de ijzertijd tot en met de nieuwe tijd wordt daarom bijgesteld naar laag.

Zuidelijk deel van de uitbreidingslocatie
Voor het zuidelijk deel van de uitbreidingslocatie blijkt uit het rapport dat de oeverafzetting die, tijdens het veldonderzoek het noordelijk deel van de uitbreidingslocatie in 2008, onder het veen werd aangetroffen, ook in een groot deel van het zuidelijk deel van de uitbreidingslocatie aanwezig is. Uit de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat de diepteligging van deze oeverafzetting in zuidelijke richting toeneemt. Dit werd op grond van onderzoek in 2008 al verwacht.
Daarnaast wordt het kleipakket in zuidelijke richting ook steeds minder zandig. In het zuidwestelijke deel van het plangebied is deze oeverafzetting niet aangeboord en ligt dus, indien aanwezig, dieper dan 2,5 m beneden maaiveld. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen in deze oeverafzetting. Daarom worden er in de oeverafzettingen geen archeologische vindplaatsen verwacht. Over de ouderdom van de oeverafzettingen kan niet meer worden gezegd dan wat op grond van het veldonderzoek in 2008 werd geconcludeerd, namelijk dat deze afzettingen vermoedelijk ouder zijn dan de ijzertijd.

De top van het veenpakket, dat op de oeverafzetting ligt, is in de meeste boringen enigszins veraard. Dit wijst erop dat het veen, voordat het werd bedekt met de komklei die nu aan het maaiveld ligt, enige tijd aan het maaiveld heeft gelegen. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen in het veenpakket. Daarom worden er ook op dit niveau geen archeologische vindplaatsen verwacht binnen de uitbreidingslocatie.

Conclusie t.a.v. de uitbreidingslocatie
De verwachting is dat binnen de gehele uitbreidingslocatie geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied. Op grond van de resultaten van het huidige veldonderzoek wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.
De middelhoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor nederzettingssporen uit de ijzertijd tot en met de vroege middeleeuwen en de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. Voor de betreffende gronden is in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming "Waarde - Archeologie"opgenomen.

De aanwezigheid van archeologische sporen of resten kan nooit volledig worden uitgesloten Mochten er tijdens de geplande werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen dan geldt conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ, 2007) altijd een meldingsplicht bij het bevoegd gezag, de gemeente Lopik.

De inbreidingslocatie
Voor de inbreidingslocatie heeft nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Voor deze gronden zijn de archeologische verwachtingen nog steeds middelhoog tot hoog.
In de regels behorende bij het plan is voor de inbreidingslocatie vastgelegd dat enkel ingrepen in de bodem voor een oppervlakte kleiner dan 100 m2 tot 1,5 m beneden maaiveld zonder aanlegvergunning mogelijk zijn. Verder zijn in de regels nadere voorwaarden opgenomen om eventueel aanwezige archeologische waarden zo goed mogelijk te behouden. Met het handhaven van de opgestelde regels in dit bestemmingsplan en de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.