direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Valleipark 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.88-0501

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. tuinen en erven, en
  • c. verkeers- en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen,
  • b. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, en
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:

algemeen

  • a. van de bij een vrijstaande woning behorende gronden mag ten hoogste 35% van de oppervlakte worden bebouwd;

woningen

  • b. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, met de voorgevel in of gekeerd naar de bouwgrens;
  • c. het aantal woningen en het aantal woningen aaneen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" respectievelijke de aanduiding "maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden" is aangegeven;
  • d. de diepte van vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • e. binnen elk bouwvlak mogen de goothoogte en de bouwhoogte van woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven en mag de dakhelling, in geval van woningen met een kap, niet minder dan 45° en niet meer dan 60° bedragen;
  • f. de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 2 m bedragen, behoudens aan de zijde of zijden waar de woning aan een andere woning is aangebouwd;

aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

  • g. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de betreffende woning;
  • h. van aan- of uitbouwen mag de diepte, gemeten uit het desbetreffende buitenwerkse gevelvlak van de woning en de verlengden daarvan niet meer dan 3 m bedragen;
  • i. bij vrijstaande woningen mogen bijgebouwen slechts aan één kant naast de zijgevel van de woning worden gebouwd;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 50 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder k;
  • k. bij elke woning mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bij die woning behorende gronden, onverminderd het bepaalde onder a;
  • l. van aan- of uitbouwen, indien uitgevoerd met een plat dak, de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen, en indien uitgevoerd met een kap, de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,6 m;
  • m. van bijgebouwen en overkappingen mag, indien uitgevoerd met een plat dak, de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen, en indien uitgevoerd met een kap, de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 m, terwijl de dakhelling niet meer dan 45° mag bedragen;

bouwwerken, geen gebouw zijnde

  • n. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
pergola's   2,7 m  
vlaggenmasten   4 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 m  
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen situering voorgevel woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, omtrent het bepaalde in sublid 9.2.2, onder b, nadere eisen te stellen aan de situering van de voorgevels van woningen, binnen een afstand van 6 m tot de bouwgrens, indien zulks noodzakelijk wordt geacht voor de realisering van het ter plaatse beoogde stedenbouwkundig beeld.

9.3.2 Nadere eisen situering en maten bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van bijgebouwen, waaronder overkappingen, die hetzij in de erfscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bijgebouwen of overkappingen worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 3 m, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van bijgebouwen en overkappingen op de belendingen, waaronder op de bezonnings- en uitzichtsituatie.

9.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ontheffing te verlenen van het bepaalde:

  • a. in sublid 9.2.2, onder g, ten behoeve van het uitsluitend aan vrijstaande of halfvrijstaande woningen bouwen van aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen, tot aan en vóór de voorgevelrooilijn:
    • 1. tot een diepte van 1,5 m, gemeten uit het desbetreffende buitenwerkse gevelvlak van de woning en de verlengden daarvan, en
    • 2. tot een gezamenlijke oppervlakte bij eenzelfde woning van:
      • 6 m², indien aan één gevel wordt gebouwd;
      • 8 m², indien de hoek om aan twee gevels wordt gebouwd;
      • 10 m², indien aan de gevels van een vrijstaande woning wordt gebouwd;
  • b. in lid 9.2.2, onder j, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van 80 m², onverminderd het bepaalde in lid 9.2.2, onder k;
  • c. in lid 9.2.2, onder n, ten behoeve van het bouwen van erf- of perceelafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn tot een hoogte van 2 m, over een lengte van ten hoogste 2 m gemeten loodrecht uit de voorgevel van de woning op hetzelfde bouwperceel, mits dit geen onevenredige beperking van het uitzicht oplevert.
9.5 Ontheffing bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in de woning, aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits:

  • a. het betreft bedrijven die niet-milieuvergunningplichtig zijn, en die voor wat betreft hun milieugevolgen passend kunnen worden geacht in een woonbuurt,
  • b. het geen horeca betreft,
  • c. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaats vindt,
  • d. de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsmatige activiteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning bedraagt en in ieder geval niet meer dan 50 m²,
  • e. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaats vindt, en
  • f. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaats vinden.