direct naar inhoud van Regels
Plan: De Verborgen Tuinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.193-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Verborgen Tuinen met identificatienummer NL.IMRO.0327.193-0401 van de gemeente Leusden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.6 aan- of uitbouw:

een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan;

1.7 achtererfgebied:
  • a. erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
  • b. in hoeksituaties zal de lijn uit de zijgevel, vanaf het punt op 1m achter de voorgevel evenwijdig meelopen met het openbaar toegankelijk gebied dat aan de zijkant van het perceel is gelegen;
  • c. bij rechthoekige verkavelingen zal de lijn direct langs de zijgevel en in het verlengde daarvan verder naar achter lopen. Deze begrenzing valt veelal samen met de zijgevelrooilijn, die in hoeksituaties wordt aangemerkt als voorgevelrooilijn.
1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne-installatie;

1.10 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw;

1.14 begane grond:

dat gedeelte van een gebouw dat met het maaiveld gelijk is, zonder enige kunstmatige verhoging;

1.15 beroepsuitoefening aan huis:

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.16 bestaand (in relatie tot bebouwing):

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw (souterrain), dakopbouw en/of zolder;

1.22 bouwperceel of bebouwingsvlak:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte;

1.27 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, alsmede een gebouw bij een woning voor de huisvesting van een persoon die mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.28 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 daknok:

hoogste punt van een schuin dakvlak;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en die inrichting niet in strijd is met een geldend bestemmingsplan of geldende beheersverordening;

1.33 erker:

een uitbouw van een woning, meestal voorzien van een borstwering en aan meer zijden voorzien van een raamconstructie;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geluidgevoelig object:

gebouw, ruimte of terrein dat dient ter bewoning of een ander geluidgevoelige gebruiksfunctie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.36 gestapelde woning:

een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd;

1.37 grens van een bouwperceel of bebouwingsgrens:

een als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;

1.38 grondgebonden woning:

een uit één of meer bouwlagen bestaande woning, inclusief kap, met een voordeur die rechtstreeks uitkomt op de buitenruimte;

1.39 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.40 huisvestiging in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.41 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15º en ten hoogste 75º;

1.42 kavel:

de bijeen bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde;

1.43 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het natuurlijke terrein ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.44 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe sociale omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.45 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefonie- en internetvoorzieningen en zendmasten;

1.46 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.47 ondersteunende horeca:
  • a. een horeca voorziening die ruimtelijk ondergeschikt en functioneel verweven met de hoofdactiviteit;
  • b. het netto vloeroppervlak van de horecavoorziening mag niet meer beslaan dan 25% van de totale oppervlakte van de betreffende hoofdfunctie met een maximum van 75m²;
  • c. de openingstijden van de horeca-activiteit is afgestemd op de openings- en gebruikstijden van de hoofdfunctie en trekt geen zelfstandige bezoekers;
  • d. er is geen zelfstandige / rechtstreekse toegang tot de horeca-activiteit.
1.48 oorspronkelijke woning:

het hoofdgebouw met alle daarbinnen opgenomen ruimten, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een ander oudtijds verworven recht, zonder nadien gerealiseerde voor bewoning bestemde uitbreidingen. Alleen als een garage of bergruimte geheel binnen de architectuur van de woning is geïntegreerd en niet bouwkundig kan worden afgezonderd, wordt deze gerekend tot het hoofdgebouw;

1.49 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.50 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.51 overkapping:

een bouwwerk, bestaande uit een dak met de nodige ondersteuningen zonder of met ten hoogste één wand, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.52 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.53 peil:
  • a. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het gebouw voornamelijk toegankelijk is, dan wel
  • b. de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld, indien deze hoogte meer dan 1m boven of meer dan 1m onder de onder a bedoelde hoogte is gelegen;
  • c. in geval van een brug: het aansluitende afgewerkte maaiveld, zijnde de bovenkant van het wegdek.
1.54 plat dak:

een dak met een dakhelling van 0º tot 2º;

1.55 prostitutie:

het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen;

1.56 schilisolatie:

isolatie van de schil van het gebouw, zoals het dak, de buitengevels, de vloer en kozijnen met glas of panelen;

1.57 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop: een inrichting bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • b. seksclub: een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • c. seksautomaat: een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • d. sekswinkel: een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • e. prostitutiebedrijf: een ruimte bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie;
1.58 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.59 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.60 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.61 voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw:

schilisolatie en technische ruimtes voor een energiemodule (zoals een luchtwaterpomp en balansventilatie met warmte-terugwin-unit);

1.62 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc;

1.63 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.64 woning of wooneenheid:

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.65 Wro:

Wet ruimtelijke ordening;

1.66 woon-/zorgvoorziening

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtstbij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1m boven peil en haaks op de perceelsgrens;

2.2 het bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak of aanduidingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de binnenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en binnenwerkse dakvlakken, met uitzondering van erkers en dakkapellen.

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antenneinstallaties, ventilatiekanalen, liftschachten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1m bedraagt.

2.8 de (vloer)oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

De horizontale projectie van alle delen van het bouwwerk binnen de omtrekslijn.

2.10 de oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van de scheidingsmuren, verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,5m bouwhoogte aanwezig is, hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, (semi-openbare) gemeenschappelijke tuinen en parken;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - primaire haag' de duurzame instandhouding van een haag;
  • c. watergangen en waterpartijen;
  • d. paden en andere ondergeschikte verhardingen;
  • e. speelplaatsen en speelobjecten;
  • f. nutsvoorzieningen, kunstobjecten en straatmeubilair, onder meer in de vorm van ondergrondse afval(verzamel)containers, lichtmasten e.d.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

andere bouwwerken   maximale bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens   6m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5m  
overige andere bouwwerken   3m  
3.2.2 Bouwen ten dienste van nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 mogen op de in 3.1 bedoelde gronden naast andere bouwwerken ook gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen tot een maximale oppervlakte van 20m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 3m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op en in de in 3.1 bedoelde gronden werken, geen bouwwerk zijnde en / of werkzaamheden uit te voeren, die aantasting van de (semi)openbare groenstructuur of parkaanleg beogen of tot gevolg hebben, zoals:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een grotere oppervlakte dan 150m²;
  • b. het verlagen van de bodem, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • d. het verwijderen van de haag en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - primaire haag';
  • e. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.
3.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;
  • c. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet.
3.3.3 Toetsingsgronden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.3.4 Advies

Burgemeester en wethouders kunnen, ingeval zij advies nodig achten, alvorens een vergunning te verlenen als bedoeld in 3.3.1 advies inwinnen bij een door hen aan te wijzen ter zake kundige.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en de aanleg en instandhouding van de bestaande parkeervoorzieningen op eigen terrein.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd zoals erf- en perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen of carports.

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 4.2.1 geldt dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   2,7m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1m  
open constructies voor de geleiding van planten   2m  
vlaggenmasten   4m  
overige andere bouwwerken   2m  
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan een woning, zoals erkers en ingangspartijen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6m;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6m² voor hoekwoningen en twee-onder-een-kap-woningen, indien de uitbreiding niet rond de hoek van de woning plaatsvindt en voor aaneengebouwde en gestapelde woningen;
    • 2. 8m² voor hoekwoningen en twee-onder-een-kap-woningen, indien de uitbreiding rond de hoek van de woning plaatsvindt;
    • 3. 10m² voor vrijstaande woningen;
  • d. het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein mag niet worden verminderd.
4.3.2 Erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn tot een bouwhoogte van 2m, voor zover het erfafscheidingen betreft met een lengte van ten hoogste 1/3 van de afstand gemeten tot loodrecht uit de voorgevel van de woning op hetzelfde bouwperceel tot een maximum van 2m.

Een omgevingsvergunning als hier bedoeld wordt alleen verleend indien plaatsing van de erfafscheiding geen onevenredige beperking van het uitzicht oplevert.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met maximaal twee rijstroken;
  • b. pleinen;
  • c. in- en uitritten en opstelstroken;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van Verkeer - parkeren' voor parkeerplaatsen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. groen en speelvoorzieningen;
  • g. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de in 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken;
  • b. bruggen en daarmee vergelijkbare andere kunstwerken, duikers, en
  • c. overige andere bouwwerken zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens, beeldende kunstwerken, speelobjecten en straatmeubilair.
5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 5.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van gebouwen als bedoeld in 5.2.1 onder a mag niet meer bedragen dan 20m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in 5.2.1 onder a mag niet meer bedragen dan 4m;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarvoor hierna is aangegeven:
bouwwerken   maximale bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens   6m  
bruggen en daarmee vergelijkbare kunstwerken   6m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5m  
overige andere bouwwerken   4m  

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende tuinen, erven en toegangswegen en parkeervoorzieningen;
  • b. beroepsuitoefening aan huis;
  • c. de aanleg en instandhouding van bestaande parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - woonzorgvoorziening" voor een woon/zorgvoorziening met maximaal 24 zorgplaatsen, met bijbehorende zorg- en welzijnsvoorzieningen waaronder begrepen centrale kook- en wasvoorzieningen en/of sanitaire voorzieningen, ondergeschikte horeca ten behoeve van de woonzorgvoorziening en overige gemeenschappelijke ruimten van een woon/zorginstelling;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage' een ondergrondse of halfverdiepte parkeerkelder met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals in- en uitritten en hellingbanen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapelde woningen': gestapelde woningen;
  • h. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - daktuin' een daktuin op het dak van de parkeerkelder.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. grondgebonden woningen, tenzij anders bepaald;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bij woningen en tuinen behorende overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 6.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  • b. per bouwvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. de goothoogte en de bouwhoogte van een woning mogen de waarde ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'maximale goothoogte' en /of 'maximale bouwhoogte' niet overschrijden';
  • d. ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage' waarbij gebouwd mag worden tussen peil en 4,5m beneden peil
  • e. bij het verlenen van een bouwvergunning voor 'gestapelde woningen' dient vast te staan dat (tevens) een stallingsgarage wordt gebouwd met ten minste 50 parkeerplaatsen.

bijbehorende bouwwerken

  • f. bijbehorende bouwwerken of uitbreidingen daarvan mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits op de grond staand;
  • g. ten hoogste 20% van de oppervlakte van een bouwperceel mag worden bebouwd tot een maximaal 80m². Bij het bepalen van de oppervlakte van een bouwperceel wordt de oppervlakte van het bouwvlak buiten beschouwing gelaten;
  • h. de bouw- en/of goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. indien uitgevoerd met een plat dak: 3m;
    • 2. indien uitgevoerd met een kap mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3m en de bouwhoogte niet meer dan 5m. Een en ander met dien verstande dat de dakhelling niet meer dan 45º mag bedragen en niet uit horizontale dakvlakken mag bestaan;
  • i. de bouw- en/of goothoogte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld onder g mag niet meer bedragen dan:
    • 1. indien uitgevoerd met een plat dak: 3m;
    • 2. indien uitgevoerd met een kap en gebouwd aan de achterzijde van de oorspronkelijke woning, mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3m en de bouwhoogte niet meer dan 3,6m.

andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • j. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarvoor hierna is aangegeven:
bouwwerken   maximale bouwhoogte  
pergola's   2,7m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn en overige andere bouwwerken   2m  
borstweringen en valbeveiligingen bij (dak)terrassen   1,7m  
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de perceelsgrens, hetzij binnen een afstand van 2m tot de perceelsgrens worden gebouwd, althans voor zover die bijbehorende bouwwerken een bouwhoogte hebben van meer dan 2m, indien dat noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van de bijgebouwen en overkappingen op de belendende percelen waaronder de bezonnings- en uitzicht situatie.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.2 onder g en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken die aan de zijkant van de woning worden gebouwd maximaal 5m bedraagt;
  • b. artikel 6.2.2 onder j en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken die aan de zijkant van de woning worden gebouwd maximaal 5m bedraagt.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verbodsbepaling

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

6.5.2 Beroepsuitoefening aan huis en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning dan wel 100% van de vloeroppervlakte van een bijgebouw beslaat, met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. op eigen terrein in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via internet, met dien verstande dat uitstalling ten behoeve van verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • f. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • g. het beroep c.q. de bedrijfsmatige activiteiten wordt in ieder geval door de hoofdbewoner uitgeoefend.
6.5.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 6.5.1 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden als:
    • 1. stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer-en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder omgevingsvergunning op en in de in 6.1 bedoelde gronden werken, geen bouwwerk zijnde en / of werkzaamheden uit te voeren, die wijziging van de waterhuishouding of de waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.

6.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;
  • c. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet.
6.6.3 Toetsingsgronden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 6.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de gronden die deel uitmaken van het door de provincie aangewezen Nationaal Natuur Netwerk en de Schoolsteegbosjes in het bijzonder:

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
6.6.4 Advies

Burgemeester en wethouders kunnen, ingeval zij advies nodig achten, alvorens een vergunning te verlenen als bedoeld in 6.6.1 advies inwinnen bij een door hen aan te wijzen ter zake kundige.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Toegestane functies

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover daar behoefte aan bestaat en wijziging het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, het gebruik en de inrichting van gebouwen, als bedoeld in 6.1 onder e bedoelde gronden zijn of mogen worden opgericht, zodanig te wijzigen dat de gebouwen mogen worden ingericht voor regulier (zelfstandig) wonen.

6.7.2 Wijzigingsvoorwaarden

Van de in 6.7.1 bedoelde bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt indien voldoende vaststaat dat:

  • a. als gevolg van dat andere gebruik geen onevenredige parkeerdruk in de woonomgeving ontstaat. Er wordt in voldoende mate voorzien in de parkeerbehoefte indien kan worden aangetoond dat per reguliere woning / appartement 1,5 parkeerplaats beschikbaar is;
  • b. voldaan kan worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van deze regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 30m³ mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemmings-, bebouwings- en aanduidingsgrenzen en grenzen van bouwpercelen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten, behoudens de inhoud van woningen, en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 20 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al dan niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken op een minimale afstand van 50m tot woningen, tot een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat:
    • 1. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten, of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de beoogde locatie, en
    • 2. rekening wordt gehouden met het voorkomen van onevenredige hinder voor omwonenden en schade aan het landschap, cultuurhistorie en ecologie.
9.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van deze regels omtrent het toegestane aantal en de toegestane inhoud van woningen ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte ten behoeve van mantelzorg in een bedrijfs-, dienst- of andere woning of in een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht c.q. bijgebouw indien daarvoor naar het oordeel van het College dringende sociale verzorgingsredenen zijn.

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud, inclusief een eventuele kelder, van de extra woonruimte mag niet meer bedragen dan 250m³;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van de extra woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning waarin of waaraan de extra woongelegenheid wordt gerealiseerd of, ingeval van een vrijstaande extra woongelegenheid, niet meer dan de volgens de regels van dit bestemmingsplan toegestane goot- en bouwhoogte voor bijbehorende bouwwerken c.q. bijgebouwen;
  • c. in het geval de extra woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk c.q. bijgebouw wordt gerealiseerd mag de afstand van dat bijbehorende bouwwerk of bijgebouw tot de hoofdwoning op hetzelfde perceel niet meer dan 20m bedragen. De extra woongelegenheid mag niet voor de voorgevel van de hoofdwoning op hetzelfde perceel komen, met dien verstande dat die woongelegenheid binnen het betreffende bouwperceel of bestemmingsvlak moet blijven;
  • d. op geen van de gevels van de extra woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde op grond van de Wet Geluidhinder overschrijden;
  • e. de extra woonruimte mag niet via een eigen nieuw aan te leggen uitrit worden ontsloten;
  • f. het bouwen dient op een zodanige wijze te geschieden dat de extra woonruimte bij beëindiging van de verzorgingsreden voor tijdelijke huisvesting en/of bij intrekking van de omgevingsvergunning ongedaan kan worden gemaakt;
  • g. de extra zelfstandige woonruimte mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabij gelegen agrarische bedrijven.
9.3 Isoleren van een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de regels van dit plan die betrekking hebben op maten en percentages ten behoeve van voorzieningen gericht op het isoleren van een hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van technische ruimtes voor een energiemodule op gebouwen met een plat dak kan een afwijking van de bouwhoogte worden toegestaan van maximaal 3m, mits de oppervlakte van de technische ruimte niet meer dan 20m² bedraagt;
  • b. in het zijerfgebied kunnen technische modules voor een energiemodule worden toegestaan op 1m achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van de technische ruimte niet meer dan 5m bedraagt;
  • c. geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 overige zone - voorerf

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - voorerf' zijn ten behoeve van de uit stedenbouwkundig oogpunt gewenste groene overgangszone de hierna volgende bepalingen van toepassing.

10.2 Bebouwingsregels gebouwen
  • a. de als 'overige zone - voorerf' aangeduide gronden dienen te worden beschouwd als een voorerfgebied;
  • b. in afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden uitsluitend andere bouwwerken, niet zijnde een carport of overkapping, worden gebouwd.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingen

Het bevoegd gezag kan, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt de ligging van grenzen van bestemmings- en bebouwingsvlakken en aanduidingen zodanig wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Artikel 12 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet of regeling zoals die luidt op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'De Verborgen Tuinen'.

Aldus vastgesteld op 21 september 2017 te Leusden,

de griffier de voorzitter