Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0327.151-0401 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Toelichting
Inhoudsopgave pag.
1.1 Aanleiding en doelstelling
1.2 De bij het plan behorende stukken
1.6 Plannen in procedure buiten het plangebied
Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie
2.2 Beschrijving bestemmingsplangebied
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
3.1.4 Nationaal Waterplan (2009)
3.1.5 Ladder van Duurzame Verstedelijking
3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (herijking 2016)
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (herijking 2016)
3.2.3 Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021
3.3.1 Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 Waterschap Vallei en Veluwe
3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei
3.4.2 Groenbeleidsplan 2006 - 2010
3.4.3 Milieubeleidsplan 2009 - 2013
3.4.4 Beleidsplan Verkeer en vervoer
3.4.7 Beleidsnotitie Bed & Breakfast bij woningen
3.4.8 Startnotitie Brede School
Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden
4.5.4 Geluidwerende maatregelen bij realisatie nieuwbouwwijk Tabaksteeg
4.7 Waterparagraaf / watertoets
4.8.5 Veiligheidsregio Utrecht (vru)
4.9 Milieuhinder bedrijvigheid
Hoofdstuk 6 Juridische planopzet
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
8.2 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro
Bijlagen
- bijlage 1 Rapportage Externe Veiligheid, Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht
- bijlage 2 Rapportage Groepsrisico, Veiligheidsregio Utrecht
- bijlage 3 Onderbouwing MFC Antares, voor de uitbreiding van horeca en woningen
- bijlage 4 Inspraaknota
- bijlage 5 Zienswijzennota
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doelstelling
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is ondermeer opgenomen dat bestemmingsplannen vanaf 1 juli 2013 niet ouder dan 10 jaar mogen zijn. In dat kader staat de gemeente Leusden voor de opgave om de betreffende bestemmingsplannen te actualiseren.
Het vigerende bestemmingsplan voor de kern Leusden-zuid dient daarom te worden herzien evenals het globale bestemmingsplan voor de wijk Tabaksteeg. Tegelijkertijd wordt aangesloten bij de bestemmingsplansystematiek binnen de gemeente, zoals die ook is toegepast bij de vastgestelde geactualiseerde bestemmingsplannen van Leusden-Oost, Leusden-Noord, Leusden-West en Achterveld.
Basis voor de inhoud van het nieuwe bestemmingsplan is mede de 'Startnotitie Actualisering bestemmingsplannen'. In deze startnotitie, die op 23 december 2010 is vastgesteld, staan enkele uitgangspunten gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het actuele beleid van diverse vakgebieden en (mogelijke) ontwikkelingen in het plangebied.
Het voorliggende bestemmingsplan Leusden-zuid betreft het vijfde actualisatieplan van de gemeente-brede actualisatiereeks. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de bestaande bebouwde kom Leusden-zuid en de nieuwbouwwijk Tabaksteeg.
Doel
Het hoofddoel is het van kracht laten worden van een nieuw, actueel, adequaat en digitaal bestemmingsplan gericht op het bestendigen van de ruimtelijke omgeving op basis van het huidige beleid. De gemeente wenst de beschikking te hebben over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de inwoners en andere gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten. Op basis van de goede ervaringen met de bestaande bestemmingsplannen is het doel van dit bestemmingsplan om de mogelijkheden uit deze plannen in hoofdlijnen te handhaven.
Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Enkele nog te realiseren ontwikkelingen, welke planologisch mogelijk zijn gemaakt binnen de vigerende plannen, worden in onderhavig bestemmingsplan als bestaande ontwikkelingsmogelijkheid overgenomen. Er worden in het plangebied geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
In hoofdzaak gaat het bestemmingsplan in op een al bestaand ingericht stedelijk gebied.
Het bestemmingsplan biedt flexibiliteit als het gaat om kleinschalige ondergeschikte ontwikkelingen, zoals herinrichting openbaar gebied of beroepsuitoefening aan huis. Met het voorliggende bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en te beheersen.
Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het handboek van de gemeente.
1.2 De bij het plan behorende stukken
Het bestemmingsplan 'Leusden-zuid' bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:
verbeelding, schaal 1 : 2.000 (tek. nr. NL.IMRO.0327.151-0401);
planregels.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' te worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.3 Ligging plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de kern Leusden. Het betreft de gronden gelegen tussen de Heiligenbergerbeek, Arnhemseweg (N226), de hoofdontsluitingsweg Randweg en de spoorlijn (Ponlijn). Op de hierna volgende afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven.
Afbeelding - Ligging plangebied
1.4 Begrenzing plangebied
De kern Leusden-zuid is gelegen in de gemeente Leusden en bevindt zich ten zuiden van de kern Leusden.
Uitgangspunt voor het bepalen van de plangrens van het bestemmingsplan is dat de gehele kern van Leusden-zuid in het bestemmingsplan geregeld wordt. Dit betekent dat de nieuwbouwwijk Tabaksteeg daar tevens onderdeel van uitmaakt.
Aan de noordzijde van de kern Leusden-zuid, gelegen aan de Groene zoom, zal een nieuwe woningbouwlocatie tot ontwikkeling gebracht worden. De planontwikkeling is echter nog niet zo ver uitgewerkt dat die ontwikkeling in onderhavig bestemmingsplan kan worden geregeld. De ontwikkelingslocatie is daardoor buiten het plangebied gehouden.
Afbeelding - Begrenzing plangebied
1.5 Geldende plannen
Voor het plangebied gelden meerdere bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen. Het betreft hier de volgende plannen:
Bestemmingsplan / Uitwerkingsplan / Omgevingsvergunning |
Vastgesteld |
Leusden zuid |
1 april 2004 |
Leusden-Zuid – herontwikkelingen |
10 juli 2013 |
Leusden-Zuid – Wijziging Bieshaar |
26 november 2013 |
Maanweg 2009 |
4 september 2009 |
Tabaksteeg |
14 mei 2004 |
Tabaksteeg 2006 - herziening ex artikel 30 WRO |
11okt. 2007 |
Tabaksteeg 2006, uitwerking 1 – 2009 (De Landerijen – west) |
19 mei 2009 |
Tabaksteeg 2006, uitwerking 2 – 2009 (De Landerijen – oost) |
19 mei 2009 |
Tabaksteeg 2006, uitwerking 3 – 2009 (Ecologische Verbindingszone) |
6 juli 2009 |
Tabaksteeg 2006, uitwerking 4 – 2009 (centrum) |
18 juli 2009 |
Tabaksteeg 2006, uitwerking 5 – 2009 (Anna Aleidalaan-zuid) |
30 maart 2010 |
Omgevingsvergunning Verkeersbrug Tabaksteeg |
2 februari 2016 |
Omgevingsvergunning Karel Brouwershof 25 t/m 44 |
13 december 2016 |
N226 Reconstructie bij Leusden Zuid |
15 juni 2017 |
Leusden-Zuid Loysderhoek |
18 juli 2017 |
De plannen sluiten qua opzet en regeling niet op elkaar aan. In het bestemmingsplan Leusden zuid is destijds de bestemming van de gebouwen en bijbehorende gronden gedetailleerd vastgelegd, overeenkomstig het toenmalige gebruik. In het plan zijn voor een drietal locaties wijzigingsbevoegdheden opgenomen, die in 2013 nader zijn ingevuld middels een partiële herziening en een wijzigingsplan.
De nieuwbouw ontwikkeling van de wijk Tabaksteeg is in het geldende bestemmingsplan geregeld door middel van een uit te werken bestemming. Voor een deel zijn de woningen uiteindelijk gerealiseerd op basis van buitenplanse vrijstellingen/projectprocedures en zijn er vijf uitwerkingsplannen vastgesteld.
De bestemmingsplannen 'N226 Reconstructie bij Leusden Zuid' en 'Leusden-Zuid Loysderhoek' zijn buiten het plangebied van het ontwerp bestemmingsplan gelaten omdat voor die plannen een eigen procedure is gevolgd. Inmiddels zijn de plannen onherroepelijk en zijn alsnog in dit bestemmingsplan opgenomen.
Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt ingespeeld op de wens om de verschillende planologische regelingen die nu gelden te vatten in één eenduidige regeling. Het bundelen van de geldende bestemmingsplannen in één nieuw bestemmingsplan draagt bij aan een vereenvoudiging voor zowel de gebruikers van het gebied (bewoners, eigenaars en dergelijke) als de handhaver (de gemeente).
1.6 Plannen in procedure buiten het plangebied
Onderstaande planontwikkeling is buiten het onderhavig plangebied van het bestemmingsplan gelaten omdat de procedure voor dit plan nog niet is afgerond..
Omgevingsvergunning Aansluiting Ben Pon Baan - Grasdrogerijweg.
Het overlappende deel van het plangebied is buiten het plan gelaten.
Bij vaststelling van onderhavig bestemmingsplan is er voor gekozen om de bestemming "Groen" ten zuiden van de Tabaksteeg buiten dit bestemmingsplan te laten.
Over het huidige gebruik van de agrarische strook zijn onlangs gesprekken gestart op welke wijze deze gronden dienen te worden ingevuld. Op dit moment wijzigen of continueren van de vigerende bestemming zou de indruk kunnen geven dat die bestemming de planologische visie voor de komende jaren is en zou een verkeerde indruk voor het gebied kunnen oproepen.
1.7 Leeswijzer
Het plan is als volgt opgebouwd:
hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande situatie van het plangebied;
hoofdstuk 3 beschrijft het ruimtelijk relevante beleid van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente;
hoofdstuk 4 gaat in op de planologische en milieutechnische randvoorwaarden;
in hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied is beschreven;
hoofdstuk 6 bevat de juridische planopzet en worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
in hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond; en
tenslotte wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Gemeente Leusden
De gemeente Leusden is gelegen in de provincie Utrecht ten zuiden van Amersfoort. Naast de kern Leusden, liggen in de gelijknamige gemeente ook de dorpen Achterveld, Leusden-Zuid en Stoutenburg en een aantal buurtschappen. De oorsprong van de gemeente Leusden ligt niet in de huidige gelijknamige plaats, maar in de buurtschap Oud-Leusden ten westen van Leusden. Het gemeentelijk gebied ligt deels in de Gelderse Vallei en deels op de Utrechtse Heuvelrug. Het plangebied zelf is gelegen in het overgangsgebied tussen van de Heuvelrug naar het beekdal.
Afbeelding - Fragment bonneblad - 1926-1949
Afbeelding - Luchtfoto plangebied en omgeving - 2013
2.1.1 Leusden zuid
Tot 1969, toen de gemeente Leusden werd uitgebreid, heette het dorp Leusbroek. En tot de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk Tabaksteeg van 2006 tot heden was het een kleine zelfstandige kern met enkele voorzieningen, het buurthuis de "Woelige Hoek", twee basisscholen en enkele winkels in het buurtcentrum "Bieshaar".
De boerderij "de Bieshaar" voor het eerst genoemd ca. 1500, was oorspronkelijk vele eeuwen lang één boerderij die later gesplitst werd in de Oude en de Nieuwe Bieshaar. De Oude Bieshaar is gesloopt toen het uitbreidingsplan van Leusden-Zuid werd gerealiseerd, de boerderij stond waar nu de Kon.Julianalaan is ter hoogte van de Prins Mauritslaan. Het voormalig winkelcentrum van Leusden-Zuid was ook naar deze boerderij vernoemd.
De dorpskerk (Rijksmonument) is gebouwd in 1828 en is een éénbeukige zaalkerk in classicistische stijl, bekroond door een achthoekige koepeltoren met luidklokken. In 1900 vond er een grote verbouwing plaats, waarbij het koor werd aangebouwd met tongewelf, naar ontwerp van de architect Pothoven.
Begin 2011 zijn de voorzieningen uit Leusden zuid naar het nieuwe multifunctionele centrum "Antares" verhuisd in de wijk Tabaksteeg. Ook de sociaal-culturele activiteiten zijn hier naar toe verplaatst. Voor de vrijgekomen locaties in Leusden-zuid zijn nieuwbouwplannen uitgewerkt voor woningbouw. Door deze invulling van de vrijvallende locaties wordt een kwaliteitsslag gemaakt aan de ontwikkeling van dit deel van Leusden-zuid.
2.1.2 Wijk Tabaksteeg
Door de grote uitbreiding met de woonwijk de Tabaksteeg, is Leusden-zuid zo goed als vastgegroeid aan de kern van Leusden. De wijk Tabaksteeg is een ruim opgezette woonwijk. Een gebied met een interessante historie, want in de 17e en 18e eeuw floreerde hier de tabaksteelt. Akkers met tabak en grote droogschuren domineerden dit gebied.
In de wijk Tabaksteeg is het nieuwe "Winkelcentrum Zuidhoek" gevestigd voor de woonwijk maar ook voor de bewoners van Leusden-zuid. Hier bevinden zich winkels voor voornamelijk de dagelijkse boodschappen. Dit winkelcentrum is gelegen aan het Maximaplein waar zich ook het multifunctioneel centrum Antares bevindt, het MFC is in maart 2011 geopend. In het MFC zijn gevestigd de basisscholen 't Palet en De Loysderhoek, een peuterspeelzaal, een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, een wijkcentrum met een kleine horecavoorziening, een bibliotheek en een sportzaal.
Uniek in de wijk is de aan de oostzijde gelegen ecologische zone die de verbinding vormt met de in het noorden en zuiden gelegen ecologische verbindingszone. Het is een brede strook natte- en droge natuur die alleen voor planten en dieren is bestemd. De zone vormt mede de verbinding tussen de natuurgebieden op de grens van de Heuvelrug en de Gelderse Vallei.
2.2 Beschrijving bestemmingsplangebied
2.2.1 Ruimtelijke structuur
Het plangebied ligt globaal tussen de Heiligenbergerbeek en Arnhemseweg (provinciale weg N226), de Groene Zoom en de Ponlijn (de oude spoorlijn Amersfoort - Kesteren). En betreft de kern Leusden-zuid, de lintbebouwing langs de Arnhemseweg en de nieuwbouwwijk Tabaksteeg.
Het open agrarisch gebied tussen de wijk en de Arnhemseweg dient vanwege de beleving vanuit de wijk en ook vanwege de landschappelijke structuur van de omgeving vrij te blijven van bebouwing. De Arnhemseweg blijft als lokale ontsluitingsweg dan ruimtelijk onderdeel uitmaken van het landschap van de Heuvelrug.
Nieuwe ontwikkelingen
Het op te stellen bestemmingsplan dient in hoofdzaak uit te gaan van de bevestiging van de bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen zullen beperkt blijven tot het verbeteren van bestaande verouderde onderdelen en/of gebouwen en het eventueel uitbreiden van bestaande woningen. Ontwikkelingen die reeds planologische zijn geregeld en nog in uitvoering zijn of nog moeten worden gerealiseerd worden in dit bestemmingsplan aangemerkt als een bestaande regeling.
Binnen de bestaande bebouwing van het Multifunctioneel Centrum Antares, met de bestemming "Centrum-1", wordt een woonfunctie mogelijk gemaakt ten behoeve van de realisatie van 6 appartementen op de tweede verdieping. Tevens zal de horeca functie binnen het gebouw worden uitgebreid. De veranderingen hebben geen ruimtelijke consequenties. Voor de functieveranderingen is een aparte onderbouwing opgesteld en is als bijlage 3 toegevoegd aan de toelichting.
Hierna volgt de beschrijving van de oude kern (Leusden-zuid) en vervolgens de nieuwbouwwijk Tabaksteeg.
Leusden-zuid
Tot aan de realisatie van de nieuwbouwwijk Tabaksteeg manifesteert Leusden-zuid zich overwegend als ‘dorp in het groen’. De bebouwing ligt overwegend verscholen achter parkgroen en het groen van particuliere achtertuinen. Vanaf de Arnhemseweg wordt men de wijk slechts bij de twee genoemde aansluitpunten gewaar:
de aansluiting van de Maanweg in het noorden, en
de aansluiting met de Prinses Margrietlaan in het zuiden.
Beide aansluitingen worden gemarkeerd door een opvallend gebouw. In het zuiden is dat de kerk van het oude Leusbroek en in het noorden het nieuwe appartementencomplex ter plaatse van het voormalig politiebureau.
Tussen deze twee aansluitpunten heeft de Arnhemseweg het karakter van een lokale buitenweg. Hier ligt tussen de wijk en de weg een strook met weilanden en hoog opgaand groen, waardoor de wijk nauwelijks zichtbaar is en het landschap meer een onderdeel is van de sfeer van het landgoederen-landschap Den Treek en de Utrechtse Heuvelrug.
Dit beeld wordt alleen verstoord door een appartementengebouw aan de Prins Frederiklaan. Dit appartementengebouw staat met de achtergevel vrijwel direct op het weiland en veroorzaakt een storende onderbreking in de beplantingsstructuur. De kleur en hoogte van het gebouw versterken de verstoring nog aanzienlijk.
Karakteristiek van de wijk
De wijk heeft een langgerekte noord-zuid structuur, die bevestigd wordt in het stratenpatroon. Drie hoofdstraten in noord-zuid richting worden met elkaar verbonden door korte oost-west gerichte woonstraatjes. De structuur is overzichtelijk en eenvoudig. De openbare ruimte is bijna overal toegankelijk voor alle soorten verkeer en traditioneel ingericht met rijstraten en trottoirs. Het groen is, op enkele groenstroken na, nogal versnipperd in kleine stukjes blokgroen met een ruime variëteit aan beplanting en boomsoorten.
Het noordelijk deel van de wijk heeft door woningtype en meer beplanting een duidelijk betere uitstraling dan het zuidelijke deel. Het zuidelijk deel maakt een kale indruk, met name door het ontbreken van straatbomen en ruime voortuinen. In dit deel is ook het woningen bestand ouder, waaronder woningen uit de 50-er jaren, die naar de huidige maatstaven erg klein zijn. Het verdient aanbeveling om, ondanks het krappe wegprofiel. langs deze straten boombeplanting aan te brengen.
Hoewel er dus verschil bestaat tussen het noordelijke en zuidelijke deel, overheerst in het algemeen een groene en vriendelijke indruk van de wijk.
De wijk had tot de realisatie van de nieuwbouwwijk Tabaksteeg een sterk naar binnen gericht karakter. En was er sprake van een tamelijk gesloten ruimtelijke eenheid in het omliggende landschap, en was duidelijk geen ruimtelijk onderdeel van de rest van het stedelijk gebied van Leusden. Daardoor was Leusden zuid een beetje een dorp op zich.
Dit ruimtelijk kenmerk is met de komst van de wijk Tabaksteeg niet meer zo sterk aanwezig en is de kern onderdeel geworden van de ruimtelijke structuur van Leusden. Het woongebied als zodanig is veel groter is geworden maar behoudt het wel een eigen identiteit en plek binnen de gemeente.
De visuele en gevoelsmatige begrenzing is verschoven van het oude agrarisch gebied naar de Ponlijn (spoorlijn). Ook met de uitbreidingswijk kenmerkt het zich als een eigen kern.
Tabaksteeg
De wijk Tabaksteeg is gelegen aan de periferie van de gemeente Leusden, op een overgang naar een rijk en gevarieerd landschap en naast het ‘dorp’ Leusden-zuid. Als stedenbouwkundige invulling is voor ‘dorps wonen’ als totaalbeeld gekozen. Dit betekent niet dat de Tabaksteeg een nieuw op zichzelf staand dorp is geworden maar het dorpse als inspiratiebron is gebruikt voor de inrichting.
Het plangebied maakte van oudsher onderdeel uit van het achterliggende slagenlandschap. De verkavelingsrichting van de nieuwbouwwijk is hier de zichtbare herinnering aan middels het stratenpatroon en watergangen.
De ruimtelijke opbouw van de wijk volgt de nederzettingsstructuur van een dorp in het landschap. In het centrum is de dichtheid hoger, naar buiten toe, richting het omringende landschap, neemt de dichtheid af. In het centrum vinden we het basispakket aan voorzieningen rondom een plein gesitueerd, voor alle dagelijkse producten kunnen de bewoners in de eigen kern terecht (basisschool, levensmiddelen, horeca). De woonfunctie in de wijk overheerst echter.
Gerealiseerd is een variëteit aan woningtypen, waarmee een mix is ontstaan die de dorpse gedachte ondersteunt van vrijstaande woningen, geschakelde woningen, rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en gestapelde woningen. Kenmerkend is ook de variatie in architectuur die tegelijkertijd samenhang uitstraalt. De verschillende woonstijlen en woontypologieën kenmerken de wijk. De verkeersstructuur (woonstraten) is inherent aan de verkavelingsstructuur en heeft een sterke oost-west oriëntatie, de structuur van het oude landschapstype.
De verkavelingsopzet voor de wijk Tabaksteeg omvat drie hoofdelementen/richtingen:
het oost-west patroon;
De grift; en
de spoorlijn (Pon lijn).
In het oost-west patroon zijn de woonstraten en watergangen, Anna Aleidalaan, de groenstructuur langs de Genthoek en de Tabaksteeg belangrijke onderdelen.
De Grift en naastgelegen groenstructuur en de Hekkerdreef vormen de belangrijkste noord-zuid georiënteerde onderdelen.
De spoorlijn is richting bepalend geweest voor Ben Pon Baan en de naast gelegen natuurzone.
2.2.2 Verkeersstructuur
Leusden-zuid en de wijk Tabaksteeg worden voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten via aansluitingen op Groene Zoom en is één van de hoofdontsluitingswegen van Leusden. De Groene Zoom sluit aan op de Provinciale weg N226 (Arnhemseweg) en in het noorden via de Randweg op de Rijksweg A28.
Afbeelding - Verkeersstructuur
Leusden-zuid sluit met de Princes Margrietlaan, ter hoogte van de kerk, rechtstreeks aan op de Provinciale weg N226 (Arnhemseweg). Met de aansluiting van de Groene Zoom op de N226 is de tweede aansluiting ter hoogte van de Maanweg van Leusden-zuid afgesloten voor het gemotoriseerd verkeer. De Roo van Alderwereltlaan takt in het noorden aan op de westelijke ontsluitingsweg van de wijk Tabaksteeg (Hekkerdreef), en gaat via deze nieuwe ontsluiting naar de Ben Pon Baan.
Voor de wijk Tabaksteeg is de hoofdontsluitingsweg via de Ben Pon Baan en is parallel aan de spoorbaan gelegen om het verkeer van/naar Tabaksteeg af te wikkelen. De Hekkerdreef en de Anna Aleidalaan sluiten hier o.a. vanuit de wijk op aan.
Het voorzieningencentrum wordt rechtstreeks ontsloten via de Hekkemandreef. Voor het langzaamverkeer is ter hoogte van het Maximaplein en de Willem de Zwijgerlaan een verbinding gemaakt tussen de beide woonwijken.
Voor het transport van en naar Pon wordt gebruik gemaakt van de Ben Pon Baan, de ontsluitingsweg loopt door tot aan de achteringang van het Pon-terrein. Vanaf dit punt wordt ook voorzien in een doorkoppeling naar de Hamersveldseweg, ter ontsluiting van bedrijventerrein Ambachtsweg.
Ook de verkeersstructuur draagt bij aan de dorpse identiteit, die eigenlijk als duurzaam veilig te bestempelen is. Een eenvoudige, beperkte hoofdstructuur bepaalt de verkeersstructuur van een dorp. Overige wegen zijn gelijkwaardig aan elkaar. Het centrum is rechtstreeks ontsloten doordat je met de auto direct tot op het plein kan komen.
Door de wijk Tabaksteeg loopt er een route vanaf de Ben Pon Baan via het winkelcentrum terug naar de Ben Pon Baan en vormt daarmee de ‘hoofdstraat’ van de nieuwbouwwijk Tabaksteeg.
Binnen het woongebied van Leusden-zuid is de verkeersstructuur overzichtelijk en eenvoudig. Drie hoofdstraten in noord-zuid richting worden met elkaar verbonden door korte oost-west gerichte woonstraatjes. De openbare ruimte is bijna overal toegankelijk voor alle soorten verkeer en traditioneel ingericht met rijstraten en trottoirs.
Woonstraten
Voor zowel Leusden-zuid als ook voor de nieuwbouwwijk Tabaksteeg zijn alle wegen binnen de wijken verblijfsgebied en is de maximum snelheid 30 km per uur. Er hoeven daardoor voor iedere soort weggebruiker geen aparte stroken te worden aangelegd en maakt iedereen als het ware gebruik van één multifunctionele ruimte. De woonstraten hebben een verblijfsklimaat, de auto is er ondergeschikt.
Fietspaden
Langs de Arnhemseweg is een in twee-richtingen vrijliggend fietspad die de verbinding is naar Amersfoort en in de andere richting Woudenberg. Bij de aansluitingen ter hoogte van de Maanweg en bij de Groene Zoom sluiten vrij liggende fietspaden aan richting het centrum van Leusden.
Het fietspad Tabaksteeg is een route gelegen aan de zuidgrens van de nieuwbouwwijk en vormt de overgang van bebouwd gebied naar het achterliggende landschap. Het is de verbinding naar de Hamersveldseweg en richting het centrum van Leusden of buitengebied.
Naast de busbaan in het zuiden van het plangebied loopt eveneens een noord-zuid route voor langzaam verkeer, een verbinding tussen het centrum van Leusden-zuid en Tabaksteeg met de Arnhemseweg.
Openbaarvervoer
Het openbaar vervoer van en naar Leusden geschiet via busverbindingen, buslijn 80 gaat via de busbaan door de wijk Tabaksteeg en heeft daarmee korte loopafstanden naar de haltes voor de bewoners van de wijk Tabaksteeg en Leusden-Zuid. De andere busverbinding zijn de buslijnen 82 (Amersfoort-Doorn) en 83 (Amersfoort-Veenendaal) en rijden over de N226 / Arnhemseweg, de spitsbus, lijn 299, rijd via de Groene Zoom. De genoemde busbaan is enkel bedoeld als busverbinding en voor calamiteitenverkeer.
Spoorlijn
Ten oosten van Leusden-Zuid en de Tabaksteeg loopt de Pon-lijn, een spoorlijn die uitsluitend gebruikt wordt door het bedrijf Pon, voor de aanvoer van auto’s die ter plaatse worden gelost.
2.2.3 Groenstructuur
De hoofdgroenstructuur van Leusden-Zuid en Tabaksteeg is weergegeven op de onderstaande afbeelding. Onder groenstructuur wordt mede verstaan het water en in de meeste gevallen is het een combinatie van groen en water.
Donker groen is het structuurgroen;
Blauw is structurerend water;
Licht groene stippellijn zijn de lijnvormige structuurelementen;
Groen gearceerd zijn de overgangsgebieden.
Naast het structuurgroen en -water is er in de wijk meer groen als inrichting van de openbare ruimte aanwezig het zogenaamde blokgroen. Zo kunnen we de volgende elementen onderscheiden: groen in de diverse speelhofjes, groenaankleding van de parkeerterreintjes en groen op straathoeken. Het blokgroen wordt niet aangemerkt als structuurbepalend voor de uitstraling van de wijk.
Gebieden welke in ieder geval als belangrijk groen gedefinieerd worden zijn de elementen van de hoofdgroenstructuur van de wijk en zijn hieronder weergegeven.
Afbeelding - Groenstructuur
Leusden-zuid
Het groen in de Leusden-Zuid is, op enkele groenstroken na, nogal versnipperd in kleine stukjes blokgroen met een ruime variëteit aan beplanting en boomsoorten. De hoofdgroenstructuur van Leusden-Zuid wordt bepaald door de volgende elementen:
3) De parkstrook aan de westzijde van Leusden-Zuid: deze groen- en waterpartijen vormen een duidelijke buffer tussen enerzijds de woonwijk en de Arnhemseweg anderzijds en heeft een duidelijk afschermende werking.
2) De weilanden langs de Arnhemseweg hebben eenzelfde afschermende werking, tegelijkertijd functioneert het gebied als overgangszone naar en van buitengebied.
De groenstrook in west-oostrichting, midden in de wijk, is van belang als inleiding vanuit de bebouwde omgeving naar de parkzone in het westen.
Tenslotte zijn de groenelementen bij de entrees van de wijk ook als structuurgroen aangemerkt, met name uit visuele overweging. Daar presenteert de wijk zich naar buiten en heeft het een hoge betekenis voor de beleving van die openbare ruimte.
5) De Grieft en oevers is als structuurelement heel belangrijk, zowel voor Leusden-zuid als ook voor het nieuwe Leusden-zuid (inclusief de wijk Tabaksteeg). Het markeert oud en nieuw enerzijds en tevens geeft het invulling aan een groene open structuur, centraal door de nieuwe stedelijke structuur. De Grift maakt geen deel uit van het watersysteem in de nieuwbouwwijk Tabaksteeg en handhaaft de afwatering van de in het buitengebied gelegen slotensysteem.
Tabaksteeg
De conceptuele uitwerking van Tabaksteeg als relatie naar het vroegere landschapstype vindt zijn weerslag in de bebouwingsstructuur maar zeker ook in de inrichting van de buitenruimten. Het groen en water bepalen in belangrijke mate de kwaliteit van de wijk Tabaksteeg. Het water is een van de belangrijkste dragers van de structuur en het aanliggende groen voegt zich daar naar.
1) Het gebied ten zuiden van het fietspad Tabaksteeg is de bufferzone of overgangsgebied tussen de wijk Tabaksteeg en het landgoed De Boom. Het gebied is nog ingericht als grasland en staalt nog een agrarische functie uit.
4) De ecologische verbindingszone (EVZ) parallel aan de spoorlijn en Ben Pon Baan vormt het belangrijkste groengebied binnen de wijk Tabaksteeg. Van hieruit dringt het groen en water als het ware de wijk binnen. De sloten en singels komen op deze EVZ uit. Een hoogwaardige ecologische inrichting (nat en droog) moet ervoor zorgen dat deze zone daadwerkelijk als ecologische verbindingszone zal worden gebruikt. Het sluit buiten het plangebied aan op de daar aanwezige EVZ. De Groenstructuur is daarmee een belangrijke schakel in de migratie tussen de verschillende habitatsoorten.
De oost-west watergangen voeren het water af naar de ecologische verbindingszone alwaar het water zoveel mogelijk op natuurlijke wijze wordt gezuiverd. De waterpartijen binnen de wijk Tabaksteeg vormen een gesloten watersysteem, wat betekent dat de oost-west sloten onderling gekoppeld zijn en er daardoor één waterpeil aanwezig is.
Ten slotte zijn er nog enkele lijnvormige structuurelementen die een sterke uitstaling hebben op de openbare ruimte en bepalend zijn voor de wijk als geheel. Hetzij door hun lengte of door de ligging aan ontsluitingswegen.
De lijnelementen zijn ook aangegeven langs de Arnhemseweg en zijn daar heel beeldbepalend.
Heiligenbergerbeek
De Heiligenbergerbeek zelf is niet binnen het plangebied gelegen. Wel sluiten een aantal percelen binnen het plangebied hierop aan. Het betreft woningen gelegen langs de Arnhemseweg waarbij de achter percelen aansluiten aan de oever van de beek. De beek en de oevers zijn een belangrijke ecologische verbinding en is ook aangewezen als EVZ.
Aan de percelen is voor een bepaalde zone langs de beek de bestemming tuin toegekend, om daarmee invulling te geven aan het wensbeeld van een groene uitstraling. Tegelijkertijd wordt zo mede invulling gegeven aan een breder profiel van de EVZ en draagt het bij aan fauna gerelateerde migratie mogelijkheden.
2.3 Functioneel
In 2013 wonen er volgens het CBS 4735 inwoners in Leusden-zuid, 2350 mannen en 2380 vrouwen. Vanaf 2009, met de realisatie van de nieuwbouwwijk Tabaksteeg, is het aantal inwoners zeer sterk toegenomen, toen telde het aantal inwoners in Leusden-zuid nog 1940.
Leeftijdsopbouw |
aandeel in % |
0 tot 14 jaar |
23 % |
15 tot 24 jaar |
10 % |
25 tot 44 jaar |
28 % |
45 tot 64 jaar |
25 % |
65 jaar en ouder |
14 % |
woningvoorraad |
1909 |
eengezinswoningen |
88 % |
meergezinswoningen |
12 % |
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:
Efficiënt gebruik van de ondergrond.
In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit.
Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland.
Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving.
Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.
De nationale belangen uit de SVIR zijn vooral gericht op ontwikkelingen. Omdat voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is zijn de meeste nationale belangen niet relevant voor dit bestemmingsplan. Uitzondering vormen de belangen die betrekkingen op het efficiënt gebruiken van de ondergrond en het behoud van cultuurhistorische waarden.
De voorgenoemde nationale belangen vinden een doorvertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 (Randvoorwaarden) is aangegeven hoe met de nationale belangen is omgegaan.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vormt de normstelling vanuit het rijk. Deze AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat het regels stelt ten aanzien van bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Het Barro geeft voor de EHS enkel aan dat de provincie verantwoordelijk is voor het opnemen van de bescherming door middel van de provinciale ruimtelijke verordeningen (zie 3.2.2). Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met het Barro.
3.1.3 Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hiermee kan de komende tijd worden voldaan aan de eisen die het waterbeheer van de toekomst stelt aan Nederland. Belangrijk doel van de Waterwet was om tot één wet voor waterbeheer te komen in plaats van de 8 (!) verschillende wetten die tot dan toe van kracht waren. Dit levert een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningenstelsels en administratieve lasten. Voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger moet nu één watervergunning worden aangevraagd. In de wet worden ook zoveel mogelijk handelingen met algemene regels gereguleerd, waarbij er geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk element in de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe (rechtstreeks op het oppervlaktewater) en indirecte lozingen (via de gemeentelijke riolering en rioolafvalwaterzuiveringsinstallatie op het oppervlaktewater. De directe lozingen vallen onder de Waterwet, terwijl de indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet Milieubeheer.
3.1.4 Nationaal Waterplan (2009)
Het Nationale Waterplan geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het is in feite het rijksplan voor waterbeheer in Nederland, waarin beschreven is hoe welke maatregelen in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. In het nationale waterplan is Nederland in diverse gebieden opgedeeld, elk met eigen opgaven en beleidskeuzes rond het thema water. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het gebied 'Hoog Nederland', op de overgang naar het gebied ‘Randstad’. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Nederland, waartoe ook dit gebied behoort. Streefbeeld voor dit gebied is een watersysteem dat op een ecologisch gezonde en duurzame wijze functioneert.
In het Streefbeeld wordt aangegeven dat het gebied rondom Leusden periodiek overlast zal hebben vanuit de beekdalen. Centraal staat een aanpak die gericht is op herstel en reactiveren van natuurlijke processen, zoals het herstel van beken. Eventuele problemen op het gebied van watertekort en wateroverlast moeten zijn aangepakt en tot een beheersbaar niveau zijn teruggebracht.
Het plangebied valt, uitgezonderd de kavels aan de zuidzijde van de Arnhemseweg, binnen het ‘stedelijk gebied’. Voor het stedelijk gebied is het streefbeeld een veilig woon- en werkgebied, waar de kans op overstromingen bijzonder klein is en waar wateroverlast misschien af en toe voorkomt, maar wel is teruggebracht tot een maatschappelijk geaccepteerd niveau.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen (paragraaf 4.9). Hierin is beschreven op welke wijze waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan in relatie tot het waterbeleid.
3.1.5 Ladder van Duurzame Verstedelijking
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.
In trede 1 wordt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen bepaald. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. De vraag is gelijk aan de behoefte minus het aanbod (in plannen én in de bestaande voorraad met eenzelfde kwaliteit als de gevraagde kwaliteit). Wanneer de regionale ruimtevraag in beeld is, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Als de behoefte is aangetoond, dan is de tweede trede aan de orde: kan de vraag binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen?
Nieuwe ontwikkelingen binnen de Rode Contour
Het overgrote deel van het plangebied is gelegen binnen de 'Rode contour' van het stedelijk gebied, de oude kern Leusden-zuid en de nieuwbouwwijk Tabaksteeg. Binnen dit gebied zijn op een aantal locaties nog ontwikkelingen in uitvoering of zal binnen afzienbare tijd uitvoering aan worden gegeven. Deze ontwikkelingen zijn reeds planologisch vastgelegd binnen de vigerende plannen en een afweging in het kader van de te doorlopen stappen volgens de 'Lader van Duurzame Verstedelijking' kan derhalve achterwege blijven.
Buiten de Rode Contour
Het deel van het plangebied gelegen ten westen van de Arnhemseweg (N226) betreft een bestaande situatie die in dit plan conserverend is opgenomen.
De ontwikkeling van de wijk Tabaksteeg is planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Tabaksteeg 2006'. Aan de zuidrand van de nieuwe woonwijk is voorzien in een groen overgangsgebied van het stedelijk milieu naar het buitengebied. In het betreffende gebied is tevens voorzien in de oprichting van een buitenplaats, afhankelijk van de ligging ten opzichte van de kern zijn verschillende functies hierin mogelijk, zoals wonen, een maatschappelijke voorziening of kantoren.
Het onderhavig bestemmingsplan voorziet in een geactualiseerde planologische regeling die is afgestemd op de systematiek en regelgeving overeenkomstig de digitale plannen van de gemeente Leusden. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en zijn de vastgelegde ontwikkelingen, waar nog uitvoering aan moet worden gegeven, overgenomen overeenkomstig de vigerende planologische regeling.
Van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is dan ook geen sprake. Een nadere afweging in het kader van duurzame verstedelijking is derhalve niet aan de orde.
Conclusie:
Het voorliggend bestemmingsplan is niet van invloed op de opgenomen nationale belangen. Aanvullende maatregelen hoeven derhalve niet getroffen te worden.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (herijking 2016)
IIn de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beschrijven Gedeputeerde Staten van Utrecht het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. De provincie geeft in de structuurvisie de doelstelling van provinciaal belang aan, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe uitvoering wordt gegeven aan dit beleid. Deels geeft de provincie uitvoering aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), welke tegelijk met de PRS is opgesteld. De herijkte Provinciale Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn op 12 december 2016 vastgesteld.
De PRS richt zich op de volgende pijlers:
duurzame leefomgeving;
vitale dorpen en steden;
beschermen kwaliteiten;
dynamisch landelijk gebied.
Deze pijlers leiden tot twee belangrijke beleidsopgaven, namelijk het accent op de binnenstedelijke opgave en het behouden en versterken van de kwaliteiten van het landelijk gebied. Dit zijn opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats.
De provincie streeft naar een provincie waarin ruimte is voor goed wonen, werken en natuur. Wonen en werken vooral binnen stedelijk gebied. De provincie heeft vijf strategische doelen gesteld die mede richtinggevend voor het ruimtelijke beleid zijn:
met een innovatieve kenniseconomie: inzet op kennisintensieve en diensteneconomie, meer woon-werkcombinaties, bestaande bedrijventerreinen duurzaam maken, intensiveren en functiemenging.
die bereikbaar is, met auto, fiets of OV in een beter milieu: woon- werk en recreatielocaties moeten bereikbaar zijn en blijven, doorstroom bestaande netwerken verbeteren, stimuleren alternatieven.
die klimaatneutraal en klimaatbestendig is: minimaliseren uitstoot broeikasgassen en de omgeving is toegerust op extreme weersomstandigheden, wateropslag, dijkverzwaring, robuuster ecosysteem.
waarin alle mensen meetellen en kunnen meedoen op school, in hun wijk en in hun vak: kleinschalige woonvormen, flexibele woonconcepten, functiemenging, ontmoetingsplekken.
met een mooie natuur en gevarieerd landschap: verbeteren kwaliteit landschap, economisch meer benutten sterke punten landschappen, betere kwaliteit natuur, duurzame en verbrede landbouw.
De provincie heeft een uitstekende uitgangspositie voor een aantrekkelijke toekomst. De volgende drie onderdelen van de uitgangspositie zijn vooral bepalend voor het succes van de provincie:
Utrecht ligt centraal;
Utrecht heeft aantrekkelijke steden en landschappen;
Utrecht is sterk in kennis en cultuur.
De combinatie van deze drie onderdelen van de uitgangspositie maakt dat de provincie een bijzonder aantrekkelijke vestigingsplaats is. Er zijn (potentiële) bedreigingen voor dit succes. Bijvoorbeeld bedrijven- en kantoorterreinen met een ligging of van een kwaliteit, waar geen vraag meer naar is en het ontbreken van aanbod aan aantrekkelijke vestigingsmilieus.
Het algemene verstedelijkingsbeleid van de provincie Utrecht is primair gericht op de ontwikkelings-mogelijkheden van functies in het bestaand stedelijk gebied. Op die manier blijven steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, werken, ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims.
Regio Amersfoort
De gemeente Leusden behoort in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie tot de regio Amersfoort. De regio Amersfoort maakt deel uit van de Noordvleugel Utrecht, heeft een hoge verstedelijkingdruk en zal ook de komende jaren nog sterk groeien. De regio is het schakelpunt tussen de Noordvleugel van de Randstad en noord en oost Nederland. De regio Amersfoort ligt centraal, op een knooppunt van wegen en spoorwegen en beschikt daarmee over goede infrastructurele verbindingen.
Rode contour
De provincie wil dat nieuwe bouwmogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied goed worden benut. Dit heeft geleid tot een ruimtelijk beleid dat compactheid van bebouwingskernen nastreeft. Dit is vertaald in een ruimtelijke afbakening van de kernen door middel van de rode contouren. Door de rode contouren wordt de contrastwerking tussen stad en land waar mogelijk versterkt. De verstedelijkings- ambities van de gemeenten moeten hoofdzakelijk plaatsvinden binnen de rode contouren. De rode contouren omsluiten in het algemeen de bestaande bebouwingskernen met de stedelijke uitbreidingslocaties.
Afbeelding - vastgestelde rode contour van Leusden, provincie Utrecht
Uitgezonderd enkele kavels aan de zuidwestzijde van de Arnhemseweg ligt het plangebied binnen de rode contour; binnen stedelijk gebied.
Kantoren
De provincie zet met de structuurvisie een duidelijke koers voor Kantoren: het aantal leegstaande kantoorpanden moet worden teruggedrongen. De provincie staat ruimtelijk plannen die nieuw kantoorvolume bevatten niet toe. Mits de noodzaak conform de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is aangetoond kan een uitzondering worden gemaakt voor kantoren met een lokaal vestigingsgebied, kleinschalige uitbreiding van bestaande kantoren of de herbestemming van bestaande gebouwen naar kantoor.
De provincie spant zich in om de problemen op bestaande kantorenlocaties te verminderen. Zij stimuleren dat aanwezige kansen (door exploiteren, kwaliteitsverbetering, herstructurering of transformatie) optimaal worden benut.
Daarnaast wil de provincie de planologische overcapaciteit terugdringen. Enerzijds door middel van een inpassingsplan. Anderzijds door de regel in de PRV dat wanneer kantoren nog niet zijn gebouwd een ruimtelijk plan bij actualisering niet meer dient te voorzien in de functie kantoren, tenzij uit actueel onderzoek blijkt dat er, rekening houdend met het aanbod, behoefte is aan ten opzichte van de bestaande voorraad toe te voegen kantoorruimte in de planperiode.
Beleid woningbouw
De druk op de Utrechtse woningmarkt is groot. Er is sprake van een fors woningtekort. De provincie wil twee derde van deze vraag naar woningbouw binnenstedelijk realiseren. De provincie heeft belang bij de realisatie bij voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnenstedelijke ontwikkeling. Op die manier blijven steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims.
Beleid detailhandel
De PRS beschrijft dat de detailhandelssector te maken heeft met een aantal ingrijpende veranderingen zoals de toenemende rol van internet als oriëntatie en aankoopkanaal, veranderende wensen van consumenten en nieuwe winkelconcepten. Dit zal leiden tot een afname van het totale winkeloppervlak. Nu is er al sprake van een groeiende structurele leegstand aan winkelruimte. Nieuwe trends laten zien dat winkels zich vooral concentreren in binnensteden en thematische winkelcentra aan de rand van de steden. Uitzondering zijn winkels die zich richten op de dagelijkse boodschappen, die vestigen zich meer op goed bereikbare (perifere) locaties. Door deze ontwikkelingen komen vooral centra van kleine en middelgrote gemeenten en kleinere wijkcentra onder druk te staan. Door beperking van de ontwikkeling van nieuw winkelvloeroppervlak en de transformatie van bestaande centra blijft de markt voor detailhandelsvoorzieningen gezond en toekomstgericht.
De provincie Utrecht wil voldoende ruimte bieden aan de veranderende wensen van consumenten en bedrijfsleven. De provincie zet in op de binnenstedelijke vernieuwing en vraagt bij gemeenten aandacht voor transformatie van verouderde winkelcentra. Bij ruimtelijke plannen voor nieuwe grootschalige detailhandelsontwikkelingen vraagt de provincie aandacht voor regionale afstemming en het overtuigend aantonen van de behoefte.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (herijking 2016)
De PRV bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen zoals opgenomen in de structuurvisie.
In de PRV zijn regels gesteld over de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen onder meer bestemmingsplannen. Het doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk beleid. De regels van de verordening hebben betrekking op nieuwe planologische besluiten. Dit betekent dat bijvoorbeeld vigerende bestemmingsplannen niet onder de werking van de verordening vallen. De regels van het beleid zijn ruimtelijk begrensd.
In de PRV is een groot aantal onderdelen opgenomen waarvan een deel van toepassing is voor het plangebied Leusden - zuid, maar niet conflicteert met de regels voor dit gebied.
Stedelijk gebied
Voor het besluitgebied zijn de regels ten aanzien van het stedelijk gebied van toepassing. De gronden binnen het stedelijk gebied zijn bestemd voor verdere verstedelijking: van verstedelijking is sprake als een ruimtelijk besluit ten opzichte van het vigerende planologische regime nieuwe mogelijkheden biedt voor vestiging of uitbreiding van stedelijke functies.
Bij zowel het bouwen als renoveren van kantoren en woningen en bedrijfsruimten als het herstructureren of aanleggen van woonwijken en bedrijventerreinen is het van belang dat gemeenten en initiatiefnemers nadenken over het gebruik van alternatieve vormen van energie en energiebesparende technieken.
Om kleinschalige binnenstedelijke ontwikkelingen niet onnodig te belasten met regelgeving is het artikel gericht op uitleglocaties en transformaties. Dit neemt niet weg dat andere locaties deze aandacht niet behoeven.
Natuur Netwerk Nederland (NNN)
Het noordwestelijk deel van het plangebied dat grenst aan de Heiligenbergerbeek die onderdeel is van het NNN. Daarnaast kruist de nog te realiseren verbinding tussen de N226 en de Treekerweg de Heiligenbergerbeek. Voor gronden die deel uitmaken van het NNN geldt dat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden of van de samenhang tussen die gebieden, worden toegestaan. Tenzij sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn.
Negatieve effecten voor de natuur worden daarbij zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en overblijvende effecten worden door inrichting van nieuwe natuur elders gecompenseerd.
In het bestemmingsplan N226 Reconstructie bij Leusden Zuid is bij paragraaf 4.8.1 van de toelichting een onderbouwing opgenomen, waaruit blijkt dat de ontwikkeling aan bovengenoemde voorwaarden voldoet.
Afbeelding - fragment kaart PRV
Groene contour
De te realiseren verbinding tussen de N226 en de Treekerweg ligt nabij de Groene contour. Binnen de groene contour liggen gebieden die van belang worden geacht voor het functioneren van de NNN, maar zelf niet onder de NNN vallen, omdat er geen financiering met overheidsmiddelen mogelijk is. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Groene contour’ kan ten behoeve van de realisatie van nieuwe natuur bestemmingen en regels bevatten die verstedelijking binnen of in nabijheid van de Groene contour toestaan, mits deze in samenhang worden ontwikkeld met de realisatie van natuur binnen de Groene contour, waarbij de omvang van de verstedelijking in evenwichtige verhouding staat tot de hoeveelheid te ontwikkelen natuur. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Groene contour’ bevat geen bestemmingen en regels die tot gevolg hebben dat natuurontwikkeling in gebieden die van belang zijn voor het functioneren van het NNN onmogelijk wordt, tenzij de ingreep voortkomt uit een groot openbaar belang en het verlies aan mogelijkheden om natuur te ontwikkelen gelijkwaardig en evenredig wordt gecompenseerd elders of binnen de Groene contour of in aansluiting op het NNN. Behoud en beheer van de ter compensatie ingerichte natuur moet blijvend zijn verzekerd.
In het bestemmingsplan N226 Reconstructie bij Leusden Zuid is bij paragraaf 4.8.1 van de toelichting een onderbouwing opgenomen, waaruit blijkt dat de ontwikkeling aan bovengenoemde voorwaarden voldoet.
Verder zijn binnen het onderhavig plangebied geen in acht te nemen waarden aangegeven, wel is bij de ontwikkeling van Tabaksteeg ruimte geboden voor de ontwikkeling naar natuur. De ten oosten van het plangebied aangelegde natuurzone sluit aan bij de 'Ecologische Hoofdstructuur' in het noorden en zuiden van het plangebied.
De spoorlijn is noordelijk en ten zuiden van het plangebied aangewezen als ecologische verbindingszone. Hoewel de EHS zelf buiten het plangebied valt, is bij de inrichting van de wijk Tabaksteeg hierbij aangesloten en binnen het plangebied is een groene verbindende zone aangelegd.
Overstroombaar gebied
Het gehele plangebied ligt binnen het gebied dat is weergegeven als ‘overstroombaar gebied’ en is van toepassing op kwetsbare en vitale objecten, woonwijken, bedrijventerreinen en is ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.
Afbeelding - fragment kaart PRV
Conclusie:
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de huidige planologische situatie. Dat wil zeggen dat de bestaande situatie wordt vastgelegd en de regelingen uit de vigerende bestemmingsplannen worden bestendigd.
Daarnaast wordt voorzien in een functieverandering binnen bestaande bebouwing van het multifunctioneel centrum voor zes woningen en de toevoeging van 300 m² horeca. De ontwikkeling is kleinschalig van aard en vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied.
Bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de PRS en PRV hebben vooral betrekking op nieuwe (strategische) ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied of aspecten die spelen in het landelijk gebied. Er zijn geen strijdigheden geconstateerd met het provinciaal beleid.
3.2.3 Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021
In het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 (BWM-plan) beschrijft de provincie het integrale beleid voor bodem, water en milieu op basis van de provinciale wettelijke taken voor de periode tot 20121. Het BWM-plan richt zich op vier belangrijke maatschappelijke opgaven: waterveiligheid en wateroverlast, schoon en voldoende oppervlaktewater, ondergrond en leefkwaliteit stedelijk gebied. Vanaf 2016 is al het bodem-, water en milieubeleid in één integraal plan opgenomen. De opgaven vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van dit plan. Het plan zal straks dienen als een bouwsteen voor de Omgevingsvisie.
De strategische agenda richt zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat. Doelstelling is een provincie met krachtige steden en dorpen en een vitaal landelijk gebied, gecombineerd met een sterke economische positie.
Voor bodem, water en milieu betekent het centraal stellen van deze doelen dat gestreefd wordt:
naar een robuust bodem- en watersysteem. Dit houdt in dat onder normale omstandigheden alle functies goed uitgevoerd kunnen worden en dat extreme situaties goed opgevangen kunnen worden.
naar een bodem-, water- en milieukwaliteiten die passend zijn voor de functie van een gebied.
naar een duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving, zodat de mogelijkheden die het natuurlijk systeem ons biedt ook in de toekomst gebruikt kunnen worden.
naar een gezonde leefomgeving, die een positieve bijdrage levert aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio.
Er zijn vier prioriteiten benoemd welke sterk verbonden zijn aan de ontwikkelopgaven uit de strategische agenda en rechtstreeks bijdragen aan de kerntaken (economische ontwikkeling, ruimtelijke ontwikkeling, natuur en landschap, bereikbaarheid en cultuurhistorisch erfgoed). De prioriteiten zijn:
Waterveiligheid en wateroverlast
Schoon en voldoende oppervlaktewater
Ondergrond
Leefkwaliteit stedelijk gebied
Duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving
Voor een duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving wordt gezocht naar een balans tussen benutten en beschermen van bodem, water en milieu. Door de toenemende drukte wordt dit een steeds grotere uitdaging. Het benutten van bijvoorbeeld de mogelijkheden voor ondiepe bodemenergie en beschermen grond- en oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwaterwinning en voor natuur in andere gebieden. Tevens worden de in de bodem aanwezige waarden beschermd als aardkundige en archeologische waarden.
Het bodem-, water- en milieusysteem levert ook diensten voor gebruikers, zoals drinkwaterbedrijven. Door goede afspraken kunnen gebruikers van het systeem elkaar in een gebied versterken.
Gestreefd wordt naar een robuust bodem- en watersysteem dat ook op de langere termijn goed functioneert en bijvoorbeeld de gevolgen van klimaatverandering kan opvangen. Het verminderen van onze behoefte aan energie en ons energiegebruik uit niet-hernieuwbare bronnen wordt gestimuleerd door besparingen, innovaties en opwekking van duurzame energie, bijvoorbeeld uit afval, biomassa, wind, bodemenergie en zon. Een forse energiebesparing en bij voorkeur een energieneutrale gebouwde omgeving is wenselijk en noodzakelijk zowel vanuit klimaatperspectief (CO2 reductie) als vanuit economische perspectief (minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen). Dit sluit aan bij de overkoepelende opgave die de provincie heeft om, in samenwerking met de gebiedspartners, het SER-akkoord regionaal uit te werken.
De inzet op het duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving is als volgt:
Op basis van het SER energieakkoord worden de mogelijkheden in beeld gebracht van de doorvertaling van de doelstellingen van het energieakkoord naar vergunningverlening en handhaving. De resultaten hiervan worden meegenomen in het vergunningen- en handhavingsbeleid.
Via inbreng in andere beleidsterreinen, zoals bijvoorbeeld in het programma wonen en binnenstedelijke ontwikkeling, wordt het onderwerp energie meegekoppeld.
Via instrumenten zoals de zonnekaart en de wasstraat duurzaamheid voor woningcorporaties worden particulieren en andere partijen gestimuleerd tot duurzame opwekking van energie.
Voor het bereiken van klimaatbestendigheid worden met name vanuit het waterspoor adaptieve maatregelen getroffen die inspelen op de gevolgen van klimaatverandering (waterveiligheid, waterberging, wateroverlast).
Gezonde leefomgeving
Bij plannen en projecten dient in beeld gebracht te worden wat de gevolgen zijn van de voorgenomen ontwikkelingen op de kwaliteit van de leefomgeving. Gericht op milieumaatregelen die op basis van (wetenschappelijke) kennis het meest effectief zijn voor het verbeteren van de gezonde leefomgeving. De te doorlopen stappen uit het Mobiliteitsprogramma zijn:
breng alle gevoelige bestemmingen (zoals woningen, scholen, kinderdagverblijven) in beeld in de omgeving van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling en/of gebiedsopgave;
breng in beeld wat de effecten zijn van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling en gebiedsopgaven voor wat betreft de basiskwaliteiten van het Bodem-, Water- en Milieubeleid;
breng in beeld wat de belasting is van de gevoelige bestemmingen (actuele en toekomstige situatie);
geef aan op welke wijze eventuele belasting gecompenseerd of verkleind kan worden;
geef aan welke mogelijkheden bestaan om extra ambities voor kwaliteit van de leefomgeving toe te voegen, onder voorwaarde van extra financiering.
Door de provincie wordt voor het grondgebied van de provincie wordt duidelijke informatie verstrekt over de actuele situatie en over de effecten van voorgenomen ontwikkelingen op de kwaliteit van de leefomgeving, bijvoorbeeld aan de hand van de Gezondheidseffectscreeningsmethode. Aan gemeenten wordt gevraagd om rekening te houden met de gezonde leefomgeving waarbij bovengenoemde informatie hierbij ingezet kan worden.
De provincie is zich bewust van de toenemende aandacht voor een meer op gezondheid gerichte benadering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en willen hierin een actieve rol spelen. Samen met partners wil de provincie dit nader uitwerken in een programma Gezonde Leefomgeving.
Onderdeel van dit bestemmingsplan is een waterparagraaf (paragraaf 4.7). Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
3.3 Regionaal beleid
3.3.1 Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 Waterschap Vallei en Veluwe
Op 30 september 2015 is het Waterbeheerplan 2016 - 2021 vastgesteld door het bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe. Het Waterschap geeft zijn taken ten aanzien van waterbeheer vorm in de drie programma's waterveiligheid, waterketen en watersysteem. Watersysteem is opgesplitst in landelijk gebied, stedelijk gebied en de Kaderrichtlijn water. Op deze manier kan er worden omgegaan met klimaatverandering, de groeiende aandacht voor een circulaire economie, het toenemend gebruik van complexe stoffen, de krimp en groei van de bevolking, de schaarser wordende technische kennis en de veranderende houding van de samenleving. De hoofdambities zijn het gebied beschermen tegen overstromingen, zorgen voor de juiste hoeveelheid water, zorgen voor goede oppervlaktewaterkwaliteit, schoon en vuil water zoveel mogelijk scheiden, de hoogst mogelijke waarde uit water halen en het beheren van de afvalwaterketen en watersysteem als één geheel.
Het programma waterveiligheid heeft betrekking op de bescherming tegen overstroming door waterkeringen te laten voldoen aan de veiligheidsnormen die er gelden. Dit wordt gedaan aan de hand van het meerlaagse veiligheidsprogramma van het Rijk. De eerste laag is gericht op het voorkomen van overstromingen. De tweede laag richt zich op het beperken van de gevolgen van een overstroming en de derde laag richt zich op gevolgbeperking door adequate hulpverlening en zelfredzaamheid. Hierdoor kan er per locatie en situatie worden besloten welke maatregelen er dienen te worden genomen.
Het programma watersysteem kan worden verdeeld in drie onderdelen, landelijk gebied, stedelijk gebied en Kaderrichtlijn water. Het programma van landelijk gebied richt zich op voldoende en schoon oppervlaktewater. De inzet is gericht op de juiste hoeveelheid oppervlaktewater van de juiste chemische en ecologische kwaliteit, op de juiste plek en op het juiste moment. Op deze manier kunnen inwoners optimaal wonen, werken en recreëren. Dit wordt gedaan door de focus te leggen op de potentie van de haarvaten en de samenhang tussen stedelijk en landelijk gebied. Daarbij gaat naast de inrichting steeds meer aandacht uit naar beheer en onderhoud. Een goede harmonie met de ruimtelijke inrichting en grondgebruik is essentieel. In het stedelijk gebied ligt er ook nog een opgave voor klimaatadaptatie en piekbeheer. In beide gebieden dient er rekening te worden gehouden met de Europese Kaderrichtlijnen. Het derde programma is gericht op waterketen met water op landelijk, stedelijk en Europees niveau. Nieuwe ontwikkelingen, zoals een circulaire economie, bevolkingskrimp- en groei en klimaatverandering hebben invloed op de waterketen. Hierdoor is er extra aandacht voor communicatie en maatwerk noodzakelijk.
Voor onderhavig bestemmingsplan is het waterlichaam Heiligenbergerbeek en de waterveiligheid van belang, in het plangebied is een kleine kans op overstroming aanwezig.
Het bestemmingsplan voor Leusden-zuid staat geen planologische wijzigingen in de ruimtelijke situatie toe die gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie. De doelstellingen van het waterschap komen wat dat betreft dan ook niet in het gedrang. De benoemde maatregelen voor het waterlichaam Heiligenbergerbeek zijn voor dit bestemmingsplan niet relevant.
In paragraaf 4.9 van dit bestemmingsplan wordt nader beschreven op welke wijze met het waterbeleid wordt omgegaan. Dit geldt ook voor andere relevante waterhuishoudkundige thema's.
3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Gelderse Vallei
Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt een toetsingskader voor het landschapsbeleid binnen de gemeenten van de Gelderse Vallei. Zij vormt daarbij een verlengstuk van het Reconstructieplan, uitgewerkt naar de diverse landschapskwaliteiten. Het plangebied maakt onderdeel uit van de Gelderse Vallei en is gelegen op de rand van het bos- en heidelandschap.
Ingezet wordt op versterking van het landschappelijk raamwerk. Dit kan ondermeer door aanleg van bosgebieden en ontwikkelen van het bekensysteem. Binnen het raamwerk wordt ruimte geboden aan een keur van functies tot een dynamisch multifunctioneel landschap. Een grote kans wordt verder uitgewerkt: het verbeteren van het recreatieve netwerk voor de verbetering van het recreatief medegebruik. Naast ruimte voor (nieuwe) landgoederen, wordt bijzondere aandacht besteed aan behoud van het agrarische karakter en de versterking van de streek-eigen landschapselementen en ook kleinschalige natuurontwikkeling.
3.4 Gemeentelijk beleid
3.4.1 Woonvisie 2016 - 2026
De Woonvisie 2016-2026 is een actualisatie van de Woonvisie 2012-2022 en is door de gemeenteraad vastgesteld op 9 juni 2016.
Behouden en versterken van de Leusdense kernkwaliteiten als dorps en groen blijven voorop staan. De “oude” Woonvisie ging uit van het beginsel “nee, tenzij….” voor wat betreft nieuwe projecten ten opzichte van de in uitvoering en voorbereiding zijnde woningbouwprojecten. Mede vanwege de economische crisis was een aantal jaren het consumentenvertrouwen en daardoor de vraag naar woningen laag. De crisis met vergaande consequenties voor de woningmarkt ligt achter ons. De Woonvisie 2016 -2026 gaat dan ook uit van een ander vertrekpunt. Om Leusden vitaal en krachtig te houden wordt planologische ruimte geboden voor de bouw van 800 - 1.200 woningen (peildatum 2016) tot 2026. Voor het grootste deel worden deze woningen gerealiseerd op locaties die al in ontwikkeling en/of in voorbereiding zijn. Voor een deel kunnen deze woningen ook op locaties binnen de rode contour worden gerealiseerd die voor herontwikkeling in aanmerking komen of die ruimtelijk gezien geschikt zijn voor woningbouw. De te realiseren woningen moeten vooral iets toevoegen aan de Leusdense woningvoorraad dat er niet of onvoldoende is. Dat kan zitten in de woning, het woonconcept en/of de wijze waarop een project tot stand komt. Het te realiseren programma hiervoor bestaat in hoofdzaak uit gezinswoningen. De onderbouwing van de behoefte aan de te realiseren woningen is aan de initiatiefnemer.
Aan de woonverkenning Leusden (ABF Research 2011) wordt het volgende ontleend: “Leusden heeft een bevolkingsopbouw met relatief veel kinderen, (potentiële) gezinnen vanaf 30 jaar en een nu nog beperkte groep senioren. Het aantal jonge huishoudens groeit mede door vestiging. Het cohort 15-24 jaar is kleiner dan de andere leeftijdsgroepen wat verklaard wordt door vertrek omwille van voornamelijk studiemotieven. Op termijn is de ontgroening daardoor beperkt. De vergrijzing neemt sterk toe. Hierdoor ontstaat naar verwachting een andere mix van huishoudens binnen de verschillende woonmilieus. Dit heeft effecten op het gebruik van de publieke ruimte en de behoefte aan voorzieningen.
Voor de wijk Tabaksteeg werden in de woonvisie in de periode 2012-2013 de bouw van 165 woningen voorzien. In Leusden Zuid stond voor de periode 2013-2014 de bouw van 44 woningen op de planning. Inmiddels is het 2017 en zijn deze woningen gebouwd en/of in aanbouw, danwel is omgevingsvergunning voor het bouwen verleend.
De woonvisie heeft niet alleen betrekking op nieuwbouw of herontwikkeling van locaties, maar biedt ook instrumenten waarmee de doorstroming, duurzaamheid en levensloopbestendigheid van woningen worden bevorderd.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. In het kader van dit plan worden geen nieuwe (planologisch) ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om bestaande woningen aan te passen aan veranderende woonwensen, middels mogelijkheden om uit te breiden, bijgebouwen te realiseren en andere functies aan huis te ontplooien. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met in ieder geval het stedenbouwkundige beeld van de buurt, privacy en bezonning voor naburige percelen.
3.4.2 Groenbeleidsplan 2006 - 2010
Het gemeentelijk groenbeleidsplan heeft tot doel de kwaliteit van het openbaar groen te behouden en te versterken teneinde een structurele bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit waarbij wonen, werken en welzijn binnen de gemeente Leusden gediend zijn.
Begin 2014 is besloten om de looptijd van het Groenbeleidsplan "Groene rijkdom in beeld" te verlengen tot en met 2018. Daarmee werden ook de zes pijlers als kaders voor het groenbeleid bestendigd:
de huidige groenstructuur behouden en versterken;
versterken oriëntatie en herkenbaarheid door boomstructuur;
vergroten van de herkenbaarheid in inrichting en beheer;
herkenbaarheid en karakter voor entrees en kleine parken;
behouden en ontwikkelen van ecologische waarden;
verankering flankerend beleid in groenbeleid en planontwikkeling.
Daarnaast zijn met het besluit voor de verlenging voor het groenbeleid aanvullende prioriteiten en randvoorwaarden vastgesteld op basis van de oplegnotitie ‘Prioritering Groenbeleid Gemeente Leusden’. Daarin zijn de volgende prioriteiten benoemd:
behouden en versterken van de hoofdgroenstructuur in combinatie met het versterken van biodiversiteit en groenbeleving;
richten op markanter groen;
hanteren van het principe van "Samenleving Voorop" in binnenwijks- en secundair groen;
realisatie binnen de randvoorwaarden "sober" en "integraal".
Afbeelding - Plankaart Groenbeleid 2005-2010 Gemeente Leusden
In het plangebied krijgen structuurbepalende groengebieden een natuur-, groen-, of waterbestemming en/of de dubbelbestemming Waarde-ecologie. Hierdoor behouden ze hun uitstraling en blijven van waarde voor het openbaar gebied. Het gaat daarbij voor het plangebied om:
‘Behoud en versterken weteringen’; oppervlaktewater is bestemd als water en ingebed in de verkavelingsstructuur.
‘Behouden en ontwikkelen van ecologische waarden’; Vastgesteld en te versterken ecologische zone, zowel langs de Ben Pon baan als de verbindingszone langs Heiligenbergerbeek worden opgenomen met een dubbelbestemming Waarde – Ecologie.
Herkenbaarheid en karakter entrees en kleine parken’; Groene, openbare ruimten die in het groenbeleidsplan zijn aangegeven worden als Groen bestemd. Buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan wordt gewerkt aan de specifieke inrichting van de entrees.
3.4.3 Milieubeleidsplan 2009 - 2013
Het milieubeleidsplan 2009-2013 is een toetsingskader voor ruimtelijke plannen. De missie van de gemeente hierin is ‘duurzaam te ontwikkelen en een goede en gezonde fysieke kwaliteit van de leefomgeving realiseren.’ De missie kent een aantal pijlers:
Duurzame ontwikkeling:
Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen en niet af te wentelen op mensen die elders leven.
Fysieke kwaliteit van de leefomgeving:
De gemeente Leusden wil een goede en gezonde leefomgevingskwaliteit realiseren. Het gaat om het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving op minimaal het wettelijk niveau voor onderwerpen zoals bodem, water, lucht, geur, geluid en externe veiligheid.
Integraal en gebiedsgericht:
Gebiedsontwikkelingen zullen integraal en gebiedsgericht worden ingestoken. Bij het onderdeel ruimtelijke ontwikkeling wordt hiervoor een handvat geboden via gebiedsgericht beleid.
Samenwerking en communiceren:
Het milieubeleid komt tot stand in samenwerking met inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden.
In het milieubeleidsplan ligt de focus op het aspect milieu van duurzame ontwikkeling. Op onderdelen worden ook sociale en economische aspecten uitgewerkt.
In het milieubeleidsplan worden kwaliteitsprofielen gebruikt voor het leveren van milieu-inbreng bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De milieukwaliteitsprofielen geven aan wat de gewenste milieukwaliteit is. Voor woonwijken moet gebruik worden gemaakt van het milieukwaliteitsprofiel 'Woongebieden', met als gebiedstypering; beperkte functiemenging; wonen, speel- en onderwijsvoorzieningen, beperkte winkelvoorzieningen, sport.
Thema |
Doelstelling |
Energie |
Nieuwe woningen EPC ten minste 10% onder wettelijk verplichte norm. |
Binnenmilieu * |
Minimaal voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. |
Grondstoffen |
Toepassen duurzaam geproduceerd hout, secundaire grondstoffen. |
Afval * |
Hergebruik en gescheiden inzameling huishoudelijk afval minimaal 71%. Een schoon straatbeeld; toetsen aan PvA zwerfafval (A = schoon). |
Bodem * |
Verslechtering van de bodemkwaliteit wordt voorkomen doordat bij het toepassen van grond het stand-still principe geldt. Bij sanering functiegerichte bodemkwaliteit. Voorkomen bodemverontreiniging. De achtergrondwaarden worden niet overschreden. |
Water * |
Handhaven en verbeteren oppervlaktewaterkwaliteit. Beperken overstorten door afkoppelen. Aanpak verontreiniging diffuse bronnen. |
Lucht * |
Grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) worden niet overschreden. |
Geur |
Er zijn geen (ernstig) geurgehinderden. |
Geluid * |
Streefwaarde < 48 dB voor wegverkeerslawaai en <50 dB(A) voor industrielawaai, binnenwaarde woningen max. 35dB(A). In beginsel geen hogere grenswaarde bij nieuwbouw. |
Externe veiligheid * |
Geen overschrijding van risico-contouren PR en GR |
Ecologie / biodiversiteit |
Beschermen zeldzame flora en fauna. Minimaal geschikt voor de algemene soorten uit het stedelijk biotoop. Aansluiten ecologie binnenstad op EHS. Basiskwaliteit Groenbeleidsplan |
Verkeer en Vervoer |
Loopafstand tot OV< 350 m, fijnmazig fietsnetwerk, goede parkeervoorzieningen. |
Ruimtelijke Ontwikkeling |
Extensief ruimtegebruik, beperkte functiemenging. Nieuwbouw volgens principes duurzame stedenbouw. Bij ruimtelijke planvorming wordt de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” gemotiveerd toegepast. In woonwijken worden kleinschalige bedrijven t/m categorie 1 onder voorwaarden toegestaan ( beperkte verkeersaantrekkende werking etc.). |
Tabel. Milieukwaliteitsprofiel ‘woongebieden’, Milieubeleidsplan 2009-2013
Het Milieubeleidsplan 2009-2013 is in november 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan is onlangs verlengd tot en met 2015, zodat de continuïteit van het milieubeleid is geborgd.
Bij het verlengen van het milieubeleidsplan is het milieubeleid geëvalueerd. Conclusie van de evaluatie is dat de uitvoering van het milieubeleidsplan goed verloopt. De doelstellingen voor 2013 (verlengd tot 2015) worden grotendeels behaald. In de tussengelegen periode is voor sommige milieuthema’s separaat beleid opgesteld vooral voor de uitvoering van de wettelijke taken. Bij ruimtelijke plannen heeft de gemeente voor duurzame energie, energiebesparing en duurzaamheid bovenwettelijke ambities.
Aangezien voorliggend bestemmingsplan een conserverend karakter heeft is er geen sprake van nieuwe knelpunten met betrekking tot milieuaspecten. In hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan wordt per milieuthema beschreven op welke wijze met de doelstellingen wordt omgegaan. Hetzelfde geldt voor de ambities op het duurzaamheidsvlak.
3.4.4 Beleidsplan Verkeer en vervoer
Het beleid op het gebied van verkeer en vervoer is vastgelegd in het ‘Beleidsplan verkeer en vervoer’. Dit plan, dat in overleg met allerlei maatschappelijke organisaties is voorbereid, geeft oplossingsrichtingen voor allerlei knelpunten. In november 2012 is besloten om het beleid uit het beleidsplan dat in 2002 is vastgesteld te continueren.
In het Beleidsplan staan maatregelen en acties om de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid te waarborgen of te verbeteren. In het besluit van 2012 is hier het thema duurzaamheid aan toegevoegd en zijn de doelstellingen geactualiseerd. De toevoeging van het thema duurzaamheid is het gevolg van de diverse ontwikkelingen die spelen gericht op verduurzaming van mobiliteit, zoals e-bikes.
Als geactualiseerde centrale doelstelling is gesteld dat Leusden in 2016 een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers-en vervoersysteem heeft voor alle modaliteiten, waarbinnen bereikbaarheid en kwaliteit van de leefomgeving in een goede verhouding met elkaar staan en ruimtelijke ontwikkelingen voldoende worden gefaciliteerd.
Ook voor de verschillende pijlers zijn de hoofddoelstellingen geactualiseerd:
Bereikbaarheid; "dat de doorstroming van het autoverkeer op de Leusdense ontsluitingswegen minimaal gelijk moet blijven aan die in 2010. Voor fietsverkeer en openbaar vervoer geldt dat de concurrentiepositie ten opzichte van het autoverkeer wordt verbeterd.
Verkeersveiligheid; "het aantal letselongevallen op gemeentelijke wegen niet mag toenemen ten opzichte van het huidige niveau (2010).
Leefbaarheid; "Leusden beperkt de schadelijke effecten van verkeer op de leefomgeving en de natuurlijke omgeving tot een redelijkerwijs haalbaar minimum".
Uit de continuering van het beleidsplan verkeer en vervoer volgen geen nieuwe concrete acties of projecten. Derhalve zijn er geen directe consequenties voor dit bestemmingsplan.
3.4.5 Nota Geluidbeleid
Aanleiding voor het opstellen van de Nota geluidbeleid was de actualisering van de Wet geluidhinder in 2007. Met deze nota geeft de gemeente aan hoe zij met geluid omgaat. De nota is vooral bedoeld om de gemeentelijke uitgangspunten te verhelderen en om het geluidbeleid nog beter te laten aansluiten bij de ambities die de gemeente Leusden heeft om een voor de gemeente passende geluidskwaliteit te realiseren. De gemeente wil waarborgen dat de geluidbelasting aan de wettelijke randvoorwaarden voldoet en de door de haar gewenste geluidniveaus niet worden overschreden.
Per relevante geluidsbron is aangegeven de situatie, wettelijke vereisten, gemeentelijke uitgangspunten en de doorvertaling in het gemeentelijk beleid. Zo komen lawaai van industriële activiteiten, van verkeer en van horeca en evenementen aan de orde.
Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid van de gemeente bij industrielawaai, is dat woningen en andere gevoelige bestemmingen zo veel mogelijk worden beschermd tegen geluid. Het bestemmingsplan is het belangrijkste instrument om dit te regelen.
Huidig beleid
Het huidige beleid bij ruimtelijke planvorming wordt de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” gemotiveerd toegepast. In woonwijken worden kleinschalige bedrijven t/m categorie 1 onder voorwaarden toegestaan en is in de bestemmingsplannen verankerd.
Actueel beleid
Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (Ivb) van de Wet Milieubeheer per oktober 2010 komen te vervallen. In de actuele situatie anno 2015 zijn in het Activiteitenbesluit voor veel activiteiten de milieueisen voor alle relevante milieucompartimenten vastgelegd. En wordt er ruimtelijk een duidelijke functiescheiding aangebracht tussen bedrijfsactiviteiten en gevoelige functies (zoals wonen).
Activiteitenbesluit
Veel bedrijven hebben als gevolg hiervan geen omgevingsvergunning voor het aspect milieu meer nodig. Uitgangspunt van het Activiteitenbesluit is om zoveel mogelijk inrichtingen onder algemene regels te brengen. Het achterliggende doel hiervan is het verminderen van de administratieve lasten voor zowel inrichtingen als overheden. Inrichtingen kunnen volledig onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen of het besluit kan gedeeltelijk van toepassing zijn. Afhankelijk van het soort bedrijf, het 'type inrichting', is het Activiteitenbesluit geheel of gedeeltelijk van toepassing. Het Activiteitenbesluit maakt onderscheid in drie typen inrichting: type A, B en C.
Het Activiteitenbesluit bevat verder algemene regels voor milieubelastende activiteiten. Soms is het echter niet mogelijk om algemene regels op te stellen die in alle gevallen redelijk zijn. Daarom bevat het Activiteitenbesluit de mogelijkheid om in bepaalde gevallen van de algemene regels af te wijken met maatwerkvoorschriften.
Doorwerking in de nieuwe bestemmingsplannen
In de regels bij bestemmingsplannen wordt bij de bestemming "Bedrijf" naast de toepasselijkheid van de lijst “Staat van Bedrijfsactiviteiten” indien nodig tevens het gebruik geregeld, bij dat betreffende bedrijf als geheel of voor delen van de bestemming.
Voor bedrijfsuitoefening aan huis wordt verwezen naar de algemene “Staat van Bedrijfsactiviteiten” en zijn toegestaan tot en met categorie 1.
3.4.6 Antennebeleid
Door het toenemende gebruik van mobiele telecommunicatie moeten er in toenemende mate antennemasten worden geplaatst. Het antennebeleid is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2010 en maakt het mogelijk om binnen de bebouwde kom antennemasten ten behoeve van telecommunicatie te plaatsen.
In het beleid zijn enkele uitgangspunten opgenomen. Zo dienen antenne-installaties zoveel mogelijk aan de randen van woonwijken en gebieden zonder een overwegende woonfunctie te worden geplaatst. Daarnaast moeten operators zoveel mogelijk van elkaars masten gebruik maken (site-sharing), mogen vrijstaande antenne-installaties in principe niet hoger zijn dan 40 meter en moeten ze worden geplaatst op minimaal 50 meter afstand van woningen. Bij een nieuwe vergunningaanvraag voor het plaatsen van een mast moet een goed communicatieplan worden opgezet om betrokkenen open te informeren.
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan zijn de uitgangspunten, zoals verwoord in het antennebeleid, overgenomen.
3.4.7 Beleidsnotitie Bed & Breakfast bij woningen
Het doel van het beleid is om bed & breakfast voorzieningen bij woningen te stimuleren in goede afstemming met de ruimtelijke ordening en met bescherming van de (woon-) omgeving. Afhankelijk van de grootte van het bestaande woonhuis en omgevingskenmerken is de toelaatbare grootte van een bed & breakfast variabel. De inpassing van een bed & breakfast voorziening bij een woonhuis vereist maatwerk en is aan voorwaarden gebonden.
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is een bevoegdheid opgenomen waardoor het mogelijk wordt om een bed & breakfast in een woning te exploiteren. Deze bevoegdheid sluit aan bij de uitgangspunten uit de beleidsnotitie.
3.4.8 Startnotitie Brede School
In mei 2002 is een Startnotitie Brede School vastgesteld. In deze startnotitie zijn uitgangspunten geformuleerd voor de brede schoolontwikkeling in de gemeente Leusden. Een brede school is een concept om kinderen optimale ontwikkelingskansen te bieden door inhoudelijke samenwerking tussen bijvoorbeeld peuterspeelzalen, scholen en kinderopvang (zowel dagopvang als buitenschoolse opvang).
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is binnen de Centrum-1 bestemming geregeld dat naast scholen, ook kinderdagopvang, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang zijn toegestaan.
Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden
4.1 Cultuurhistorie
De Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
4.1.1 Historische stedenbouw
Rijksmonumenten
De oudste bebouwing in Leusden Zuid is gelegen ter plaatse van de Dorpskerk aan de Arnhemseweg. In dit gebied liggen ook de drie panden, die in het register ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet zijn opgenomen als beschermd rijksmonument, namelijk:
Arnhemseweg 54 : een kleine dwarshuisboerderij uit de 19e eeuw. Dit kleine boerderijtje is een onderdeel van het landgoed Den Treek. Het pand dateert uit het derde kwart van de negentiende eeuw. De boerderij is qua architectuur en detaillering verwant aan het jachthuis op het landgoed.
Arnhemseweg 56/58 : dienstwoning met chalet karakteristiek. Het chalet dateert uit de jaren 1890-1900 en is markant gelegen op een straathoek van de Arnhemseweg met de Ooievaarshorsterweg. Het pand, dat deel uitmaakt van het landgoed Den Treek, is gedeeltelijk als school in gebruik geweest en is later gesplitst in twee woningen.
Arnhemseweg 75a : Nederlands Hervormde Kerk uit 1828, ook wel genoemd de Dorpskerk. De kerk heeft een hardstenen entreepartij, spitsboogramen en een klokkentorentje op het dak.
Provinciale monumenten
Vanwege hun cultuurhistorische waarde zijn een aantal panden aan de Arnhemseweg opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) van de provincie Utrecht. Het MIP is landelijk opgezet om in korte tijd een inventarisatie te verkrijgen van bouwkunst en stedenbouw uit de periode 1850-1940.
Het Monumenten Inventarisatie Project (MIP)
Het MIP bevat een volledige inventarisatie van objecten van de periode 1850-1945, die mogelijk als beschermd rijksmonument kunnen worden aangewezen. Aansluitend op het MIP is het Monumenten Selectie Project (MSP) gestart. Op basis van de MIP werden gebouwen en gebieden uit de periode 1850-1940 geselecteerd en aangewezen als respectievelijk rijksmonument en rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht.
Binnen de plangrenzen liggen in dit kader de volgende relevant objecten die in Monumenten Inventarisatielijst (Welstandsnota 2014) zijn opgenomen;
Hamersveldseweg 146; de karakteristieke langhuisboerderij De Zuidwind;
Arnhemseweg 37; aan het einde van een oprijlaan gelegen langhuisboerderij (uit de 19e eeuw) onder een zadeldak.;
Arnhemseweg 22-24; middenstandswoning op nummer 24.
Arnhemseweg 48/50; door sloot, ventweg en siertuin gescheiden dubbel landhuis (uit 1935), genaamd ‘Panta Rhei’ (ofwel ‘alles stroomt”) met asymmetrische voorgevel;
Arnhemseweg 66-68;
Gemeentelijke monumenten
De MIP betrof een zogenaamde voorselectie op basis waarvan op den duur een gedifferentieerd rijks-/gemeentelijk monumentenbeleid gevoerd kan worden. De gemeente heeft vier objecten aangewezen als gemeentelijk monument. Geen van deze gemeentelijke monumenten valt binnen het plangebied.
Bouwaanvragen die betrekking hebben op panden die voorkomen op de Monumenten Inventarisatielijst worden voorgelegd aan de Welstandscommissie. De beschrijving uit het Monumenten Inventarisatieproject (MIP) is uitgangspunt van de beoordeling. Indien het een monument betreft ingevolge de Monumentenwet 1988, of een bouwwerk in een van rijkswege beschermd stads- en dorpsgezicht, vindt er geen afzonderlijke welstandsbeoordeling door de welstandscommissie plaats. Er zal dan een advies bij de Monumentencommissie worden ingewonnen.
Waardevolle objecten en panden
Een deel van de mengvoederfabriek Arkervaart, gelegen aan de Hamersveldseweg net buiten het plangebied, is cultuurhistorisch waardevol. In het bestemmingsplan Tabaksteeg 2004 is aangegeven dat handhaven van dit pand wenselijk is.
De drie erkende rijksmonumenten in het plangebied worden niet in dit bestemmingsplan geregeld. De bescherming van de rijksmonumenten is geregeld in de Monumentenwet. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. De monumenten worden in dit bestemmingsplan op een zelfde manier geregeld als vergelijkbare panden zonder status.
Ook voor de als MIP aangewezen panden zijn in het bestemmingsplan geen extra regelingen opgenomen. Op het moment van het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is een beleidsnota in voorbereiding waarin het monumentenbeleid van de gemeente nader wordt uitgewerkt.
4.1.2 Historische geografie
Algemeen
De oudste vermelding van Leusden in historische bronnen dateert uit 777. In dat jaar schenkt Karel de Grote de in de gouw Flethite gelegen villa Lisiduna (later verbasterd tot Leusden) mét de daarbij behorende akkergronden, hoeven, huizen en gebouwen, onvrijen, bossen, velden, weides, hooilanden en waterlopen aan de Sint-Maartensbasiliek te Utrecht. Daarmee krijgt de bisschop van het bisdom Utrecht in dit gebied zeggenschap. De villa of landgoed lag naar men aannam nabij de huidige toren van Oud Leusden. De bijbehorende akkergronden lagen bij elkaar op de oostflank van de Utrechtse Heuvelrug. In het lagere, nattere deel aan de voet van de stuwwal en in de beekdalen lagen de velden, weides, hooilanden en woeste gronden.
Leusden-Zuid
Leusden bleef lange tijd een volledig landelijk gebied, gedomineerd door lintbebouwing en verspreide bebouwing. Pas in de loop van de negentiende en de twintigste eeuw ontstonden echte woonkernen, doordat middenstanders en een deel van de arbeiders zich rond een kerk of een ander centrumgebouw gingen vestigen.
In Leusbroek ontstond een zeer losse groep gebouwen met centrale functies in de omgeving van de Dorpskerk aan de Arnhemseweg. Deze kern heeft een tijdlang bekend gestaan als Nieuw-Leusden, maar kreeg in 1956 de oude naam Leusbroek terug. Ter hoogte van Bavoort werden in 1947 aan de Maanweg de eerste zes Leusdense gemeentewoningen gebouwd. Ook bij de kerk van Leusbroek kwamen in 1950 wat huizen, het begin van wat lokaal nog lang de Kerkbuurt heette. In de jaren 1962-1974 heeft Leusbroek een belangrijke uitbreiding ondergaan door de bouw van ca. 500 woningen. Daarmee groeide Leusbroek vast aan Bavoort. In die periode is ook de naam Leusbroek veranderd in Leusden-Zuid.
Afbeelding - historische kaart uit 1850
De Arnhemseweg is een oorspronkelijke ontsluitingsroute tussen Woudenberg en Amersfoort. Later zijn daar ondermeer de spoorlijn Amersfoort-Rhenen (PON-lijn), de snelweg A 28 en de Maanweg naar Leusden-zuid aan toegevoegd.
Sinds eind jaren ’70 is er in Leusden-Zuid geen sprake meer geweest van grootschalige uitbreidingen. Dit in tegenstelling tot de nieuwbouwwijk Tabaksteeg dat ook onderdeel uit maakt van dit bestemmingsplan.
Tabaksteeg
Leusden heeft dankzij de tabaksteelt vooral eind 17e en begin 18e eeuw een bloeiperiode gekend. De enorme droogschuren van soms meer dan 90 meter lengte hebben het landschap gedomineerd, maar zijn nu allemaal verdwenen. De tabaksteelt maakte een snelle expansie door, om rond 1700 haar hoogtepunt te bereiken. De Gelderse Vallei werd een van de belangrijkste tabaksgebieden in ons land. Dat hing voor een deel samen met natuurlijke omstandigheden, zoals de gunstige bodemgesteldheid en het klimaat, maar ook met het aanwezige arbeidsoverschot en de goede verbindingen. Deze bloeiperiode heeft echter weinig sporen achter gelaten. In Leusden herinneren nu nog de Tabaksteeg, een vaarverbinding tussen Leusden-Zuid en de Hamersveldseweg, en de Benjamin Cohensteeg aan deze teeltperiode. Rond 1850 bestaat Leusden uit een kleine kern van woningen, geconcentreerd rond een kruising van belangrijke verbindingsassen. Langs de hoofdas (Hamersveldseweg) staan verschillende boerderijen in een lint. Langs verschillende lijnen in het landschap zijn in de loop der jaren nieuwe kleine nederzettingen ontstaan. De kavelsloten vormen hier de basis voor de lintbebouwing.
Landschap
Het plangebied ligt in een overgangszone van een slagenlandschap met kenmerkende strokenverkavelingsstructuur naar een kampenlandschap met kenmerkende blokverkaveling. De Heiligenbergerbeek ten oosten van het plangebied vormt min of meer de grens tussen beide landschapstypes.
Het plangebied maakte in het verleden deel uit van een natter gebied dat is ontgonnen. De kenmerkende strokenverkaveling rondom het plangebied, ligt haaks op ontginningsassen als Hamersveld. Ondanks dat deze verkavelingsstructuur veel heeft geleden onder latere herverkavelingen is, mede dankzij de diverse sloten en kleine landschapselementen, de verkavelingsstructuur nog te herkennen.
De beken in de Gelderse Vallei hadden van oorsprong een kronkelig verloop, maar zijn in de loop der jaren gekanaliseerd. Het beekdal van de Heiligenbergerbeek is door woon- en agrarische bebouwing in de loop der jaren verdicht. Vroegere karakteristieken van het beekdal zijn hierdoor minder goed herkenbaar.
De Hamerveldseweg wordt buiten het plangebied, ten noorden van Pon-route, aangemerkt als een historisch waardevol bebouwingslint. Binnen de plangrenzen zijn echter geen historisch geografisch waardevolle elementen aanwezig die om een specifieke bescherming in het bestemmingsplan vragen. Landschappelijke kenmerken e.d. zijn integraal onderdeel geworden van de wijk.
4.2 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent.
Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de bestuurslaag gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dienen gemeenten ervoor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn.
Eind 2012 heeft de gemeente Leusden in dit kader de Beleidsnota Archeologie en de Archeologische Beleidsadvieskaart vastgesteld. Indien er archeologisch onderzoek nodig is, dient dit te geschieden volgens de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en de Richtlijnen voor bureau- en inventariserend veldonderzoek van de gemeente Leusden.
Op de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen, worden de waarden en verwachtingen aangegeven.
Archeologie in Leusden
De gemeente Leusden ligt in een landschappelijk regio die de gemeentegrenzen overschrijdt. De stuwwal en zandgronden zijn niet alleen kenmerkend voor Leusden, maar (deels) ook voor Amersfoort, Bunschoten en Soest. Deze gemeenten hebben daardoor een hoge mate van overeenkomstigheid van archeologische waarden en verwachtingen. Dit is een belangrijke basis voor samenwerking en kennisdeling, en ook bij het opstellen van een archeologiebeleid. Op 10 maart 2009 is middels een Raamovereenkomst Archeologie de regionale samenwerking tussen de Gemeente Leusden en het Centrum voor Archeologie (CAR) van de Gemeente Amersfoort bezegeld.
Op basis van archeologisch bureauonderzoek en de daaruit voortvloeiende samengestelde archeologische verwachtingskaart is de Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Leusden opgesteld. Deze kaart is erop gericht om eenduidig vertaald te kunnen worden van verwachtingsindicatie naar een ‘archeologie-advies’ ten behoeve van bijvoorbeeld een bestemmingsplan. Voor het achterhalen van de oorsprong van een bepaalde (verwachtings)waarden, en daarmee ook de implicaties of mogelijkheden voor het te volgen beleid, dienen de achterliggende kaarten vanuit het bureauonderzoek (RAAP 2009) geraadpleegd te worden. Het doel van de Archeologische Beleidsadvieskaart is het bieden van een beslissingskader bij de verlening van omgevingsvergunningen. Daartoe dienen de archeologische waarden- en verwachtingszones opgenomen te worden in de nieuwe bestemmingsplannen van de gemeente Leusden.
De Archeologische Beleidsadvieskaart geeft aan wat de verwachting is op het aantreffen van archeologische resten en welke bekende archeologische waarden er binnen het plangebied al vastgesteld zijn.
Binnen het bestemmingsplangebied liggen geen reeds bekende archeologische waarden. De verwachtingswaarde voor het aanwezig zijn van archeologische sporen is, op basis van het bureauonderzoek (RAAP 2009) in kaart gebracht. Zo zijn gebieden aangegeven waar – op basis van onder meer het bodemtype – archeologische waarden in meer of mindere mate archeologische sporen of vondsten verwacht worden. Zo zijn de volgende categorieën onderscheiden.
Afbeelding - Archeologische beleidskaart 2011 (bron: Gemeente Leusden)
1. Lage verwachting(swaarde)
Het overgrote deel van het plangebied heeft een lage verwachtingswaarde.
Zones met lage archeologische verwachting:
Laag gelegen dekzandvlakten
Depressies en beekdalen
2. Middelhoge verwachting(swaarde)
Vanaf het winkelcentrum in zuid/zuidwestelijke richting heeft een gebied een middelhoge verwachtingswaarde. Gebieden met middelhoge archeologische verwachting zijn:
(Laag gelegen) dekzandlandschap met welvingen
Stuifduinen
Op deze gronden kunnen sporen van prehistorische jagers-verzamelaars (en landbouwers) voorkomen, maar deze worden in mindere mate verwacht dan op de hoger gelegen dekzandruggen.
3. Hoge verwachting(swaarde)
Op slechts enkele plekken in het plangebied komt de hoge verwachtingswaarde voor. Onder gebieden met hoge archeologische verwachting vallen:
Landgoederen
Historische boerderijplaatsen
Hamersveld
Stuwwallen
Esdekken / dekzandruggen
Deze gronden waren in het verleden bekende vestigingslocaties. Op deze gronden kunnen sporen van prehistorische jagers-verzamelaars en prehistorische en middeleeuwse landbouwers voorkomen. Ook de bekende historische boerderijplaats heeft ook een hoge verwachting toebedeeld gekregen.
Beleidsregels behorende bij de verschillende archeologische verwachtingswaarden.
Per archeologische verwachtingswaarde gelden verschillende regels voor wat betreft bodemverstorende activiteiten:
De hoge archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur oranje. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en groter dan 100 m².
De middelhoge archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur geel. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en groter dan 500 m².
De lage verwachtingswaarde is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur lichtgroen. Bij plangebieden groter dan 10.000 m² waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv plaatsvinden, is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Plantoetsing vindt vooraf plaats door het bevoegd gezag. In de Beleidsnota Archeologie biedt de gemeente een set standaardregels aan om bovenstaande in bestemmingsplannen te regelen.
Archeologisch onderzoek voor omgevingsvergunning
De vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport heeft overlegd van een archeologisch deskundige, waarin de archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Op basis van dit rapport kan het bevoegd gezag voorwaarden aan de betreffende vergunning verbinden (beschermen, opgraven, archeologisch begeleiden).
Omdat de zones met een archeologische verwachtingswaarden ieder verschillende regels met zich mee brengt voor wat betreft bodemverstorende activiteiten (dieper dan 30 cm onder maaiveld), zijn de drie verschillende categorieën ook met drie specifieke dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie geregeld en geografisch bepaald: hoge verwachting, middelhoge verwachting en lage verwachting. In dit bestemmingsplan is de set standaardregels uit de Beleidsnota Archeologie toegepast.
4.3 Bodem
Het doel van de Wet Bodembescherming (Wbb) is het behoud en de verbetering van de milieu-hygiënische bodemkwaliteit. Dus in geval van functiewijziging of graafwerkzaamheden is bodemonderzoek nodig.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijzigingen.
Het plangebied is conserverend bestemd. Er hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek verricht te worden. Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag van een vergunning voor bouwen, afwijking van het bestemmingsplan, of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is bodemonderzoek noodzakelijk.
4.4 Flora en fauna
Binnen de bescherming van de natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van gebieden en van soorten.
4.4.1 Gebiedsbescherming
De bescherming van gebieden is in eerste instantie geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.
Vogel- en Habitatrichtlijnen
De vogelrichtlijn beschermt de vogelsoorten die worden genoemd in de Bijlage I van de richtlijn. De Habitatrichtlijn omvat zowel de bescherming van planten en dieren in gebieden die worden aangeduid als Habitatgebied, als ook de bescherming van verschillende planten- en diersoorten op zich. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn samengevoegd in “Natura 2000”.
Het plangebied ligt buiten de invloedsfeer van Natura 2000-gebiedenen behoort ook niet tot de Ecologische Hoofdstructuur.
Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan hoeft in het kader van de Natuurbeschermingswet geen nader onderzoek te worden uitgevoerd
Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijk of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt op Rijksniveau plaats. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij er een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet).
In het plangebied komen geen beschermde natuurmonumenten voor.
Ecologische Hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Op basis van de provinciale omgevingsverordening mogen ingrepen in de EHS niet leiden tot een significante aantasting, tenzij er sprake is van een 'groot openbaar belang' en er geen alternatieven mogelijk zijn of wanneer de negatieve effecten voor de natuur zoveel mogelijk worden beperkt door mitigerende en compenserende maatregelen.
Binnen het plangebied maken de gebieden langs de Heiligenbergerbeek en buiten het plangebied het gebied langs de spoorlijn deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS).
In dit bestemmingsplan wordt een lokale verbinding mogelijk door de bestemmingen 'Natuur', 'Water', en de bubbelbestemming 'Waarde - ecologie'. Op de kavels grenzend aan de Heiligenbergerbeek worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die negatieve gevolgen zullen hebben op deze zone.
4.4.2 Soortenbescherming
De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).
Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
Langs de Ben Pon Baan is als onderdeel van de ontwikkeling van de woonwijk Tabaksteeg, een langgerekte ecologische zone ingericht. Deze is onderdeel van de verbindingszone die loopt van Amersfoort tot aan de uiterwaarden van de Nederrijn. Zij moet verschillende natuurgebieden op de grens van de Heuvelrug en de Gelderse Vallei met elkaar verbinden. De hier gecreëerde ecologische waarden worden met de dubbelbestemming Waarde Ecologie in dit bestemmingsplan beschermd. Het bestemmingsplan sluit hiermee aan op het gemeentelijk Groenbeleidsplan. Evenals met het bestemmen van de wetering Grift als Water en het groen van de entrees en parken als Groen.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied van Leusden. Het bestemmingsplan maakt geen directe ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot hinder of beschadiging van eventuele aanwezige beschermde natuurgebieden.
4.5 Geluid
Conform de Wet geluidhinder (Wgh) is het noodzakelijk akoestisch onderzoek te doen in het geval van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) of bij een uitbreiding van dergelijke bestemmingen binnen de geluidszone van een weg worden gesitueerd.
Ook bij de realisatie van nieuwe infrastructuur is onderzoek nodig. Van bovengenoemde is in dit bestemmingsplan geen sprake.
Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
4.5.1 Wegverkeerlawaai
Voor het akoestisch onderzoek zijn vanuit de Wgh alleen de wegen relevant waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur of meer geldt. Voor 30 kilometer zones hoeft conform artikel 74 lid 2 van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek te worden verricht.
Afbeelding, Themakaart Geluid, Milieubeleidsplan gemeente Leusden
De wegen in de woongebieden van Leusden Zuid en Tabaksteeg betreffen woonstraten die zijn ingericht als 30 km-wegen. Enkele ontsluitingswegen hebben wel 50 km-regime, dit zijn de Maanweg, de Groene Zoom, en de Ben Pon Baan. In het zuidelijk deel wordt het plangebied doorsneden door de provinciale weg Arnhemseweg (N226) waar, ter hoogte van het plangebied, een maximaal toegestane snelheid geldt van 70 km/uur.
4.5.2 Railverkeerlawaai
Aan de oostelijke zijde van de Tabaksteeg is de goederenspoorlijn (Ponlijn) gelegen. Dit doodlopende goederenspoor verbindt het bedrijventerrein en in het bijzonder het bedrijf PON met Amersfoort.
Met de ontwikkeling van de wijk Tabaksteeg is langs de spoorlijn de Ben Pon baan aangelegd. Om daarmee op relatief korte afstand van beide geluidsbronnen te kunnen bouwen, ten tijde van de ontwikkeling zijn geluidwerende maatregelen aangelegd (zie paragraaf 4.6.4). Zo wordt eventuele geluidsoverlast vanuit de spoorlijn ook beperkt.
4.5.3 Industrielawaai
Aan de oostzijde van de Tabaksteeg ligt een tweetal bedrijventerreinen. Bedrijventerrein Paardenmaat, waarin het bedrijf Pon is gesitueerd ten oosten van de Tabaksteeg en het bedrijventerrein Ambachtsweg ten zuidoosten van het plangebied. De ontsluiting van beide bedrijventerreinen vindt plaats via de Hamersveldseweg en de Zuiderinslag.
De mengvoederfabriek, gelegen tussen de twee bedrijventerreinen Ambachtsweg en Paardenmaat omvat milieuhindercategorieën, vanuit geluid en vanuit geur. De hinderbepalende factor is in dit geval ‘geur’, met een hinderzone van 30 meter (zie paragraaf 4.8), waarin geen geurgevoelige objecten, zoals woningen, gebouwd mogen worden.
Voor de ontwikkeling van de woonwijk Tabaksteeg leverden de bedrijven in de omgeving geen beperkingen op met betrekking tot geluidhinder, met uitzondering van het bedrijf Pon.
Bedrijf Pon Logistics
De spoorlijn langs de grens van het nieuwe woongebied wordt uitsluitend gebruikt ten behoeve van het bedrijf Pon, waarbij auto's worden gelost die per trein zijn aangevoerd. Het geluid dat door de activiteiten van Pon zijn weerslag vindt op het gebied Tabaksteeg bestaat hoofdzakelijk uit: het geluid van vrachtwagens van en naar Pon, het geluid van het lossen van auto’s en het geluid van de bedrijfsvoering en voertuigbewegingen op het terrein zelf.
Bij de ontwikkeling van de wijk Tabaksteeg is onderzocht op welke wijze maatregelen kunnen worden getroffen om binnen aan de Wet geluidhinder te kunnen voldoen. Deze zijn inmiddels getroffen, zoals beschreven in paragraaf 4.6.4.
4.5.4 Geluidwerende maatregelen bij realisatie nieuwbouwwijk Tabaksteeg
Gekozen is voor twee aparte geluidwerende maatregelen, voor de verkeersontsluiting via de Ben Pon baan en de hinder vanuit het spoor (Ponlijn) in combinatie met de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf Pon.
1 - Geluidswal
Om voor de laagbouw in de Tabaksteeg én voor de hoogbouw aan de Kasteellaan te voldoen aan de grenswaarde van 50 dB(A) voor wegverkeer is een geluidswal aangelegd, bestaande uit twee delen. De wal heeft een hoogte van deels 2 meter en deels 2,5 meter boven het wegdek en een lengte van in totaal 695 meter. De geluidswal wordt doorsneden door de wijkontsluitingsweg.
2 - Geluidscherm
Om te kunnen voldoen aan de grenswaarde van 70 dB(A) voor de dagperiode voor het maximale geluidsniveau (industrielawaai) is ter hoogte van de spoorbaan een 5 meter hoog geluidsscherm geplaatst. Op de verbeelding (plankaart) opgenomen met een aanduiding ‘geluidscherm’.
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek vanwege wegverkeerslawaai is dus voor dit bestemmingsplan niet nodig.
4.6 Luchtkwaliteit
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit van november 2005.
De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
Negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken.
Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
In de wet zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Van deze grenswaarden mag niet worden afgeweken. De plandrempels zijn voor de jaren 2007 tot en met 2010 voor alle stoffen, behalve stikstofdioxide, gelijk aan de grenswaarden. Verder is er met deze wet een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL) opgesteld.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle gebiedsgerichte programma's en alle Rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL bevat alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Het Rijk coördineert het nationale programma. Het Rijk maakt met provincies en gemeenten afspraken over toetsbare resultaten; in de gebieden moeten de normen voor luchtkwaliteit stap voor stap dichterbij komen. De overheden kunnen op die resultaten worden afgerekend. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en Ministeriële Regelingen (mr) die gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit in werking zijn getreden waaronder de AMvB en Ministeriele Regeling niet in betekenende mate (afgekort NIBM).
AMvB en Regeling niet in betekende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Een verslechtering van maximaal 3% komt overeen met een nieuwbouwproject van 1.500 woningen. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL.
De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Deze AMvB is gelijktijdig met het NSL in werking getreden.
NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die dermate negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit dat de grenswaarden worden overschreden. Onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk..
4.7 Waterparagraaf / watertoets
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/ watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets zijn waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces betrokken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Indien voorkomen echt niet mogelijk is, komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Binnen het plangebied is sprake van twee woonwijken van een verschillende leeftijd. De kern Leusden-zuid bestaat al langere tijd, de bouw en aanleg van de wijk Tabaksteeg is een recente ontwikkeling. Bij de inrichting van de nieuwe wijk is gestreefd naar een duurzaam waterbeheer volgens de actuele eisen en wensen. In deze waterparagraaf worden beiden dan ook vaak afzonderlijk benoemd.
Waterkeringen en watergangen
Vaste afspraak met het waterschap is dat primaire watergangen, die een belangrijke waterbergende en -afvoerende functie vervullen, in het bestemmingsplan rechtstreeks worden bestemd.
De Grift en de waterpartijen in Tabaksteeg zijn op de leggerkaart van het waterschap Vallei en Veluwe aangewezen als A-watergang en in dit bestemmingsplan bestemd als Water. Binnen het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.
Afbeelding - fragment leggerkaart waterschap Vallei en Veluwe
Regenwater en grondwater
Het is van belang dat grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen. Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, kan het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijk riool.
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt per locatie bekeken op welke wijze hemelwater het best kan worden verwerkt. Uitgangspunt is hydrologisch neutraal bouwen, hetgeen wil zeggen dat de waterhuishoudkundige situatie na de bouw niet afwijkt van voor de bouw. Om hemelwateraspecten goed in ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen borgen stelt de gemeente onderstaande handvatten centraal. Daarbij geldt als principe dat waterproblemen niet worden afgewenteld op de omgeving maar zoveel mogelijk in of bij de (nieuw)bouwlocatie worden verwerkt, de gehanteerde voorkeurtrits is daarbij:
(Her)gebruik van hemelwater; het hemelwater wordt opgevangen om binnen de ontwikkeling nuttig in te zetten waardoor het niet tot afvoer komt.
Bergen en vertraagd afvoeren; na (hevige) regenval wordt water in het plangebied opgevangen en tijdelijk geborgen om vervolgens vertraagd te worden afgevoerd naar de openbare ruimte. Voorbeelden zijn: bergingsvijvers, wadi’s, groene daken, infiltratieriolering, verlaagde parkeerterreinen etc.
Rechtstreeks afvoeren naar oppervlaktewater; indien hemelwater niet kan worden geborgen wordt het afgevoerd naar gebieden met oppervlaktewater zoals vijvers, sloten en kanalen.
Afvoeren naar het rioolstelsel; alleen als de eerste drie opties niet mogelijk zijn vindt afvoer plaats via de (vuilwater-)riolering. Voor nieuwbouw (herbouw) op percelen geldt (in lijn met de bouwverordening) dat het afvalwater en hemelwater gescheiden moet worden ingezameld en bij afvoer naar het gemeentelijk rioolstelsel, ter hoogte van de perceelgrens gescheiden moet worden aangeboden.
Hoewel voorliggend bestemmingsplan voor de totale woonkern Leusden-zuid is opgesteld zijn de waterhuishoudkundige situaties van de oude woonkern Leusden-Zuid en de nieuwe woonwijk Tabaksteeg dusdanig van elkaar verschillend dat de wateraspecten van de twee wijken onderstaand apart beschreven worden.
Wijk Tabaksteeg
De wijk Tabaksteeg is een relatief jonge wijk waarbij veel aandacht is besteed aan de waterhuishoudkundige situatie. Het oppervlaktewater in de wijk is volledig in beheer bij het waterschap Vallei en Veluwe, kent een normaal peil van 1,65 + nap en wordt gevoed door kwelwater en regenwater dat afstroomt vanaf de verharding en vanuit het aanwezige gescheiden rioleringssysteem.
Al de neerslag die op het verhard oppervlak in de Tabaksteeg valt is afgekoppeld (afvoer naar open water). Het merendeel van de woningen loost het overtollige neerslagwater op de parallelle watergangen. Deze watergangen wateren af op het water in de ecologische verbindingszone. Vanuit de ecologische verbindingszone stroomt het overtollige water in noordelijke richting om uiteindelijk via een debiet- en peilregelend kunstwerk vertraagd op de Oude Leusdergrift te lozen.
In de wijk Tabaksteeg is getracht een goede waterkwaliteit te realiseren met een duurzaam integraal waterbeheer. Waterverontreiniging wordt zoveel mogelijk voorkomen en het zelfreinigend vermogen geoptimaliseerd. Door de aanleg van doorlopende watergangen zijn er mogelijkheden voor actieve doorspoeling. De Oude Leusdergrift heeft een drainerende functie en voert met name het teveel aan kwelwater af. De watergang staat echter onder invloed van de landbouw en riooloverstorten. Als op termijn de riooloverstorten op de Oude Leusdergrift aangepakt zijn, kan worden overwogen om de Oude Leusdergrift te koppelen aan het watersysteem van Tabaksteeg. Uitgegaan wordt van een huidig en toekomstig oppervlaktewaterpeil in de Oude Leusdergrift van NAP +1,40 meter, bij basisafvoer. Het watersysteem in Tabaksteeg moet daarop vrij kunnen afvoeren en dus hoger zijn. Om te kunnen voldoen aan het grondwaterneutraal bouwen is een oppervlaktewaterpeil aangehouden van NAP +1,65 m in het gehele watersysteem van Tabaksteeg.
Bij de dimensionering van de wijk is het oppervlaktewater getoetst aan maatgevende neerslagsituaties en is geconcludeerd dat er voldoende oppervlaktewater aanwezig is om het afstromende regenwater vanaf de verharding te kunnen bergen. Bij een neerslag gebeurtenis van eens in de 10 jaar respectievelijk eens in de 100 jaar treden in de Tabaksteeg peilstijgingen op van 0,20 respectievelijk 0,27 meter. Hiermee voldoet het watersysteem ruim aan de bergingseisen uit de keur van waterschap Vallei en Veluwe. De drooglegging (verschil tussen het streefpeil van het oppervlaktewater en het wegpeil) is voor de Tabaksteeg uniform gehanteerd op 1,20 - 1,25 meter. Uit de berekening blijkt dat er voldoende open water aanwezig is om een piekbui die eens in de honderd jaar zou kunnen voorkomen, te bergen.
Riolering
In de wijk Tabaksteeg is een gescheiden rioolsysteem aangelegd waarbij afstromend hemelwater van daken en verharding wordt afgevoerd naar het aanwezige oppervlaktewater en waarbij de vuilwaterstroom via een gemaal wordt afgevoerd.
Bij kleinere ontwikkelingen of inpassingen binnen Tabaksteeg wordt van de eigenaar verwacht dat hij/zij aansluiting zoekt bij het bestaande stelsel. Dit houdt voor gescheiden gerioleerde gebieden (zoals de Tabaksteeg) in dat vrijkomend afvalwater gescheiden van regenwater aangeboden moet worden. De gemeente Leusden zorgt vanaf de erfgrens voor het verdere transport van het afvalwater. De Kosten voor het maken van een aansluiting op een bestaand stelsel worden doorberekend aan de aanvrager, één en ander conform de verordening rioolaansluitrecht van de gemeente Leusden.
Kern Leusden-zuid
Leusden-Zuid is een van de oudere woonkernen van Leusden en heeft een tweetal oppervlakte waterlichamen. Het eerste waterlichaam betreft een solitaire vijver in een parkje ten westen van de Van Hardenbroeklaan. De functie van deze vijver is voornamelijk esthetisch, hij wordt niet gevoed door een drainage of hemelwaterstelsel en heeft slechts een beperkte rol in de berging van extreme neerslag. De vijver is in beheer en onderhoud bij de gemeente Leusden.
Aan de oostkant van Leusden Centrum wordt de wijk Leusden-Zuid van de wijk Tabaksteeg gescheiden door een watergang met een afstromende functie, de zogenoemde Leusder Grift. De Leusder grift vindt zijn oorsprong in het landelijk gebied ten zuiden van Leusden Zuid en kent ter hoogte van Leusden-Zuid een normaal peil van ongeveer 1,40 + nap. De Leusder Grift is ter hoogte van de Maanweg verduikerd en gestuwd en mondt uiteindelijk uit in de Heiligerbergerbeek. De watergang is in beheer en onderhoud bij waterschap Vallei en Veluwe.
In Leusden Zuid is relatief weinig oppervlaktewater aanwezig. Leusden Zuid kenmerkt zich dan ook als een gebied dat vatbaar is voor water op straat situaties bij extreme neerslag en heeft eveneens lokaal last van grondwateroverlast.
Het grondwater in Leusden-Zuid bestaat uit kwelwater van hoge kwaliteit dat dicht aan de oppervlakte komt. De bouw van de wijk Tabaksteeg had, volgens onderzoek, een (beperkt) gunstig effect op de waterstand in Leusden-Zuid, vanwege verdieping en verbreding van de Grift en doordat bij de bouw van deze wijk knelsituaties ten aanzien van de doorstroming van water worden opgelost.
Riolering
Aan de zuidkant van Leusden Zuid (het zogenaamde kerkenbuurtje) is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig waarbij het regenwater op een tweetal plaatsen uitmondt in de Leusder Grift respectievelijk de Heiligerbergerbeek. Het afvalwater in het kerkenbuurtje watert via een vuilwaterriool af naar het grotere gemengde stelsel van Leusden Zuid. Het grootste deel van Leusden Zuid kent een gemengd rioleringsstelsel waarbij afval- en hemelwater in één buis wordt opgevangen en getransporteerd.
Om het gemengde stelsel te ontlasten bij hevige regenval zijn er een drietal overstorten van het gemengde stelsel aanwezig, twee op de Leusder Grift en een op de Heiligerbergerbeek. De primaire overstort is hierbij sinds 2012 voorzien van een zogenaamde bergbezinkvoorziening.
Leusden Zuid is een kwelgevoelig gebied zonder veel oppervlaktewater, bij kleinere ontwikkelingen of inpassingen binnen Leusden Zuid kan van de eigenaar over het algemeen dan ook niet worden verwacht dat hij/zij het hemelwater infiltreert of verwerkt op eigen terrein. Veelal zal aansluiting gezocht moeten worden bij het bestaande rioleringsstelsel.
Ondanks dat in een groot deel van de wijk een gemengd stelsel ligt is het hierbij echter wel van belang dat het hemel- en het vuilwater apart wordt aangeboden aan de erfgrens. Als in de toekomst het gemengde systeem dan wordt vervangen door een gescheiden systeem dan kan alsnog worden afgekoppeld. De kosten voor het maken van een aansluiting op een bestaand stelsel worden doorberekend aan de aanvrager, één en ander conform de verordening rioolaansluitrecht van de gemeente Leusden.
Schoon water opgave KRW/NBW
De Heiligenbergerbeek is aangegeven als Opgave KRW en NBW. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel: schoon water dat ruimte biedt aan een gevarieerde planten- en dierenwereld met een natuurlijke inrichting. Dit doel is vastgelegd in het Nationaal bestuursakkoord water (NBW). De door het waterschap (Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem 2010-2015) benoemde maatregelen voor het waterlichaam Heiligenbergerbeek zijn voor in dit bestemmingsplan niet relevant.
Bebouwing
In het plangebied komen een drietal ondergrondse parkeergarages voor. Bij nieuwe bouwplannen moeten eventuele kelders / parkeergarages waterdicht worden aangelegd.
Onderhoud
Watergangen en ander oppervlaktewater moet ten alle tijden bereikbaar zijn om onderhoud te kunnen plegen, bijvoorbeeld bij het uitbaggeren van water.
Watertoets
In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg is het bestemmingsplan voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe.
Watergangen, zoals de wetering Grift (de enige leggerwatergang in het plangebied), zijn in dit bestemmingsplan als water bestemd. Hetzelfde geldt voor de dooradering van waterlopen in de wijk Tabaksteeg die in verbinding staat met de waterpartijen in de ecologische zone langs de Ben Pon Baan.
4.8 Externe veiligheid
4.8.1 Algemeen
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van een ongeval in de directe omgeving waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico’s moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden welke het wettelijk kader vormt voor ondergrondse buisleidingen.
Op 1 april 2015 is het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking getreden welke het wettelijk kader voor transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geeft.
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten.
Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen;
het Groepsrisico (GR) ) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). In het Bevi, het Bevb en de Rnvgs wordt de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico vanwege inrichtingen wettelijk geregeld. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.
In het kader van de externe veiligheid worden drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Nader onderzoek
Door de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Utrecht is in juni 2015 een beoordeling uitgebracht ten aanzien van externe veiligheid. Aanleiding is het nieuw op te stellen conserverende bestemmingsplan Leusden-zuid. Uit de beoordeling volgt dat voor zowel de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen als de buisleiding een beperkte verantwoording noodzakelijk is. De beperkte verantwoording wordt gedeeltelijk in de rapportage van het RUD gegeven en dient te worden aangevuld met het advies van de brandweer.
De volledige rapportage is als bijlage 1 toegevoegd aan de toelichting van het bestemmingsplan.
De rapportage van het RUD en vraagstelling m.b.t. het groepsrisico (GR) is tevens ter beoordeling voorgelegd aan de Veiligheidsregio Utrecht (vru) die beoordeling is als bijlage 2 toegevoegd aan de toelichting.
4.8.2 Inrichtingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die in het kader van externe veiligheid relevant zijn. Ook bevinden zich buiten het plangebied geen inrichtingen waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.
4.8.3 Transportroutes
Door het plangebied loopt over de Groene Zoom een Route Gevaarlijke Stoffen. Deze route kan gebruikt worden door bestemmingsverkeer richting de bedrijventerreinen Paardenmaat en Ambachtsweg. De route is, ten opzichte van de getoonde themakaart Externe veiligheid, aangepast. Inmiddels gaat de route niet meer over de Maanweg maar vervolgt deze de Groene Zoom via de nieuwe verbinding met de provinciale weg N226 ( Arnhemseweg), daarmee is een aanzienlijk veiligere transportroute ontstaan.
De provinciale weg N226 ( Arnhemseweg) loopt in het westen door het plangebied en is ter plaatse als transportroute gevaarlijke stoffen aangewezen.
Afbeelding - fragment themakaart externe veiligheid
De Groene Zoom behoort ten dele tot de door de gemeente Leusden vastgestelde route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De afstand van De Groene Zoom tot de eerste in het plangebied gelegen (beperkt) kwetsbare objecten bedraagt ongeveer 120 meter. Gezien deze afstand is er geen belemmering vanwege het plaatsgebonden risico. Binnen deze afstand van 120 meter worden geen nieuwe objecten gerealiseerd. Aangezien het groepsrisico vanwege het bestemmingsplan niet toeneemt is een verantwoording van het groepsrisico zoals bedoeld in artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes niet noodzakelijk. Wel dient een beperkte verantwoording zoals bedoeld in artikel 7 van het Bevt noodzakelijk.
Dit betreft:
de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.
Ad a.
De Groene Zoom ter hoogte van het plangebied ligt hemelsbreed op ongeveer 1,4 km vanaf de brandweerpost aan de Burgemeester Van der Postlaan 1 te Leusden. Op hemelsbreed 3,5 km bevindt zich de ambulancepost aan de Zonnehof te Amersfoort;
Ad b.
Loodrecht op De Groene Zoom lopen meerdere vluchtwegen welke mogelijkheid tot evacuatie geven. Aangezien binnen 200 meter vanaf De Groene Zoom zich meerdere woningen bevinden bestaat de mogelijkheid dat zich hier verminderd zelfredzame personen bevinden. Verondersteld wordt dat deze personen begeleid kunnen worden door wel zelfredzame personen.
In de nabijheid van het plangebied is een spoorlijn (Ponlijn) gelegen, over deze spoorlijn vindt blijkens de Regeling basisnet geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Hiermee is deze spoorlijn voor externe veiligheid niet relevant. De in het oosten van het plangebied gelegen Heiligenbergerbeek is geen vaarweg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
4.8.4 Buisleidingen
In het plangebied zijn buisleidingen aanwezig van de N.V. Nederlandse Gasunie die in het kader van de externe veiligheid relevant zijn.
De hogedrukaardgasleiding is aangemerkt als W-520-06, een druk van 40 bar en 18 inch buis. De gehanteerde belemmeringsstrook is 4 meter uit het hart van de leiding.
Uit de berekening volgt dat de PR 10-6/jaar contour van leiding W-520-06 op de leiding is gelegen. De PR contour vormt zodoende geen belemmering voor het plangebied.
Het groepsrisico voor leiding W-520-06 bedraagt in de huidige situatie per kilometer leiding maximaal 1.82*10-7 bij 77 slachtoffers. Conform artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico beperkt te worden verantwoord en betreffen de onderdelen onder a, b, f en g:
de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken;
de bevolking welke is meegenomen in de risicoberekening is opgenomen in bijlage 1, hoofdstuk 2.4 van de rapportage RUD, zie Bijlage 1 van deze toelichting.
het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar;
het groepsrisico is vermeld in hoofdstuk 4 en 5 van bijlage 1 rapportage RUD.
de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
het plangebied bevindt zich hemelsbreed op een afstand van circa 1,5 kilometer vanaf de brandweerpost aan de Burgemeester Van der Postlaan 1 te Leusden. Op hemelsbreed 3,5 km bevindt zich de ambulancepost aan de Zonnehof te Amersfoort.
de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet;
Leiding W-520-06 loopt midden door Leusden Zuid. Leusden Zuid bevindt zicht voor een groot gedeelte binnen het invloedsgebied van deze buisleiding. Er zijn in het plangebied meerdere wegen aan weerszijden van de buisleiding om in tegenovergestelde richting van de leiding te vluchten. Gezien de grootte van het gebied bestaat de mogelijkheid dat er verminderd zelfredzame personen in het invloedsgebied van de buisleiding aanwezig zijn.
Conclusie rapportage RUD
Door het plangebied loopt een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Vanwege deze route zijn er geen belemmeringen vanwege het plaatsgebonden risico. Aangezien het groepsrisico niet toeneemt en deze in de huidige situatie niet wordt overschreden is uitsluitend een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Hiertoe is een eerste aanzet gegeven in hoofdstuk 4.3 van deze rapportage. Conform artikel 9 van het Bevt dient het bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld te adviseren over de onderwerpen als genoemd in artikel 7 van het Bevt.
Hiernaast loopt door het plangebied een hoge druk aardgasleiding. Vanwege het plaatsgebonden risico van de buisleiding zijn er geen belemmeringen voor het plangebied. Het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie per km leiding maximaal 1.82*10-7 bij 77 slachtoffers. Voor de buisleiding is een beperkte verantwoording noodzakelijk waartoe in hoofdstuk 4.4 een eerste aanzet is gegeven.
Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de gewenste ontwikkeling.
4.8.5 Veiligheidsregio Utrecht (vru)
Conform artikel 12, tweede lid van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transport dient de regionale brandweer om advies te worden gevraagd over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.
Uit de beoordeling van de QRA van de RUD volgt dat voor zowel de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen als de buisleiding een beperkte verantwoording noodzakelijk is. Die beperkte verantwoording wordt gedeeltelijk met de QRA gegeven. Een advies in het kader van de verantwoording van het groepsrisico dient in te gaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp alsmede de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.
Na bestudering van de door u toegezonden stukken wordt concludeert dat de mogelijke ontwikkeling niet van invloed is op het GR. Het totaal aantal extra mensen in het invloedsgebied komt uit op niet meer dan 50 personen. Met betrekking tot de bereikbaarheid en de mogelijkheid tot vluchten bij zelfredzaamheid wordt bovendien, zo blijkt bij navraag, voorzien in een eigen ontsluitingsroute. Er worden dan ook geen maatregelen geadviseerd in het plan voor de gerealiseerde situatie.
Conclusie vru
Externe veiligheid vormt geen beletsel voor het te ontwikkelen plan. Risico's voor de veiligheid ontstaan er met name in de realisatie en uitvoeringsfase van ontwikkelingen binnen het plan. Geadviseerd wordt daarom, om gericht op de veilige uitvoering van de werken in de nabijheid van de buisleiding, de verantwoordelijkheid hiervoor nadrukkelijk bij een partij te beleggen en hierop daadwerkelijk toe te zien.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering.
4.9 Milieuhinder bedrijvigheid
Bedrijven zijn milieubelastende bestemmingen die hinder kunnen veroorzaken ten opzichte van milieugevoelige bestemmingen, zoals wonen. Om deze hindersituaties te voorkomen dient bij een bestemmingsplan(wijziging) waarin milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen in elkaars nabijheid mogelijk worden gemaakt in principe uit te worden gegaan van (voldoende) scheiding van functies. Daartoe zijn in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009; hierna te noemen B&M) richtafstanden opgesteld. Deze afstanden geven voor gemiddelde bedrijfssituaties aan op welke afstand geen hinder is te verwachten. De meer gedetailleerde afstemming voor de voorkoming van milieuhinder vindt vervolgens plaats in het kader van de Wet milieubeheer.
De betreffende VNG-publicatie vormt dus ook geen wettelijk kader. Op basis van de, in de publicatie opgenomen richtafstanden, wordt in dit bestemmingsplan een inschatting gemaakt van mogelijk overlast als gevolg van de nabijheid tussen milieubelastende bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen.
Deze richtafstanden in B&M zijn naast de factoren aard en omvang van het bedrijf mede afhankelijk van de omgeving. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor andere gebieden, zoals drukke woonwijken, gemengde gebieden, bedrijventerreinen en landelijke gebieden. De kern Leusden zuid en de nieuwbouwwijk Tabaksteeg worden gekarakteriseerd als rustige woonomgeving, en het gebied langs de Arnhemseweg is aan te merken als landelijk gebied.
Een overschrijding van de wettelijke normen (qua geluidsbelasting, stof, geur en gevaar) is normaliter niet toelaatbaar.
Ten aanzien van de milieuzonering rond en binnen het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende afstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk).
De bedrijven / inrichtingen die zich in- en in de directe nabijheid van het plangebied bevinden leiden naar verwachting niet tot onacceptabele situaties binnen het plangebied, het betreffen:
1. Oude Rijksweg 1 Trafo;
2. Oude Rijksweg 6a DHV Bodem, opslag;
3. Arnhemseweg 35 Lagemaat, dubbele ramen en zonnewering;
4. Arnhemseweg 38 Boshuis, autobedrijf
6. Arnhemseweg 60 Fotostudio
7. Arnhemseweg 70 Winkel detailhandel
8. Van Diepenheim Scheltuslaan 70 Rioolgemaal
9. Hamerveldseweg 146 Onderhoudsbedrijf van “Stichting de Boom” ten behoeve van Landgoed en natuurbeheer.
Dit laatste bedrijf ligt op geruime afstand van het woongebied en is specifiek bestemd voor ‘Bedrijf – Landgoed en natuurbeheer’ gekregen. Het betreft een opslag- en kantoorfunctie, waarbij geen productie plaatsvindt.
Buiten het plangebied
Aan de Hamersveldseweg 138 is de Coöperatie Arkervaart gevestigd, deze heeft vanwege geur en stof wel een hindercirkel. De mengvoederfabriek is gelegen tussen de twee bedrijventerreinen Ambachtsweg en Paardenmaat omvat twee milieuhindercategorieën. In het bestemmingsplan Ambachtsweg is het achterste deel aangemerkt als maximaal milieucategorie II en de hoge bebouwing langs de Hamersveldseweg als milieucategorie III.
In het vigerende bestemmingsplan is een zone voor geur opgenomen van 100 meter. Vermoedelijk is de contour van 100 meter opgenomen vanwege de afstanden zoals deze zijn opgenomen in het zogenaamde “groene boekje”. Dit is geen afstand welke vanwege de milieuvergunning in acht gehouden moet worden. In de vigerende milieuvergunning is aangegeven dat de meest dichtbij gelegen woning op ongeveer 35 meter ligt. Voor geur is indertijd een berekening gemaakt waarbij is gebleken dat geen geurnormen werden overschreden, en zodoende geen geurreducerende maatregelen noodzakelijk zijn. Dit betekent dat in een cirkel van 30 meter rond de mengvoederfabriek geen geurhindergevoelige gebouwen, zoals woningen, mogen worden gebouwd zolang (geur-) hinder veroorzaakt wordt. De afstand tot de plangrens van het onderhavig bestemmingsplan bedraagt ruim 44 meter, waarmee gemotiveerd kan worden afgeweken van de in het bestemmingsplan Ambachtsweg opgenomen afstand van 100 meter. Conform de vigerende vergunning kan deze afstand in ieder geval worden verkleind naar 35 meter, waarmee deze dus geheel buiten het voorliggende bestemmingsplan komt te liggen.
Behalve de mengvoederfabriek leveren hindercirkels van andere bedrijven in de omgeving geen beperkingen op voor het wonen in het plangebied, met uitzondering van het bedrijf Pon waarvoor reeds afdoende maatregelen zijn getroffen (zie paragraaf 4.6).
De bedrijven leiden in de actuele situatie niet tot conflicten met de woonomgeving. Voor bedrijven wordt er met specifieke bepalingen ingevolge de (milieu) wetgeving voor gezorgd dat de mogelijke milieugevolgen voor de woonomgeving ook tot een aanvaardbaar minimum beperkt blijven.
Het aspect milieuhinder bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de functies binnen het plangebied.
4.10 Kabels en leidingen
Binnen het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied komt één leiding voor die ruimtelijke relevant is, de aardgastransportleiding zoals beschreven in hoofdstuk 4.7 krijgt een doorwerking in dit bestemmingsplan.
De relevante leiding is als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. In het bestemmingsplan is o.a. geregeld dat ter plaatse van deze bestemming niet gebouwd mag worden.
4.11 Duurzaamheid
De gemeente streeft er naar dat gebouweigenaren bij nieuwbouw of verbouw energiezuinig bouwen en duurzame materialen toepassen, zoals duurzaam geproduceerd hout of herbruikbare materialen.
De provinciale ruimtelijke verordening (4 februari 2013) schrijft voor dat ruimtelijke planning binnen het stedelijk gebied een beschrijving bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen (art. 3.1, lid 3 van de verordening).
Gemeente Leusden stimuleert de toepassing van het Gemeentelijke Praktijk Richtlijn (GPR) gebouw. GPR gebouw is een praktisch programma waarmee duurzaam bouwen in een rapportcijfer op vijf thema's wordt uitgewerkt: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. GPR Gebouw geeft inzicht in de talrijke keuzes om een milieuvriendelijk, gezond en toekomstbestendig huis te bouwen.
Het ministerie van VROM ondersteunt met de regeling Stimuleren Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) gemeenten in de ontwikkeling en uitvoering van klimaatbeleid. Het klimaatakkoord, de SLOK-regeling en de ervaringen met de gemeente met voorgaand klimaatactieplan vormen de basis van het Klimaatactieplan 2009-2012, met ambitie en een uitwerking in concrete activiteiten. Alleen bij het mogelijk maken van bio-energie wordt een rol voor bestemmingsplannen voorzien. Dat is in dit bestemmingsplan voor binnenstedelijk gebied niet aan de orde.
Duurzaam ontwikkelde wijk Tabaksteeg
Bij de ontwikkeling van de wijk Tabaksteeg hanteerde de gemeente het begrip “duurzaam ontwikkelen” als uitgangspunt. In het kader van “duurzaam ontwikkelen” reikt het ambitieniveau voor de Tabaksteeg verder dan wettelijk is voorgeschreven. In het stedenbouwkundig ontwerp is zoveel mogelijk rekening gehouden met maatregelen die energiegebruik kunnen beperken. Zoals bezonning van gevels en daken in verband met passieve en actieve zonne-energie. Ook het materiaalgebruik is gericht op beperking van materialen als verharding en het gebruik van materialen met een geringere milieubelasting en natuurvriendelijke materialen.
Nul-op-de meter in 2020
In februari 2015 heeft de gemeente Leusden het provinciaal programma 'Nul-op-de-meter' mede ondertekend. De ambitie daarbij is om binnen de provincie Utrecht 50.000 ‘nul-op-de-meter’ woningen in 2020 te hebben gerenoveerd. Om de ambitie van 50.000 woningen in 2020 in de regio Utrecht te bereiken, moeten ondernemers, wetenschappers, politici, ambtenaren bij gemeenten en afgevaardigden van maatschappelijke organisaties samenwerken en actief bijdragen. Door industrialisatie en standaardisering van toe te passen materialen en door gunstige leenmogelijkheden worden de aanpassingen voor iedereen haalbaar en betaalbaar.
Om de beoogde duurzaamheidsambities in het onderhavig bestaand stedelijk gebied te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen. Met name wordt daarmee de proceduretermijn van vergunningverlening voor de ontwikkeling bespoedigd. In de regels is een mogelijkheid opgenomen om onder bepaalde voorwaarden af te kunnen wijken van de in regels gestelde maten en percentages, ten behoeve van voorzieningen gericht op het energieneutraal renoveren van woningen.
In ieder geval mogen de voorzieningen bij de woning(en) geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken tot gevolg hebben. Hierbij kan worden gedacht aan strijdigheid met het burenrecht, onevenredige vermindering van de daglichttoetreding, onevenredige belemmering van erfdienstbaarheden (recht van overpad en afwatering) of inbreuk op eigendomsrecht zonder toestemming.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Allereerst is het van belang om vast te stellen dat het onderhavig bestemmingsplan een overwegend conserverend van aard is. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen voorzien. De ontwikkelingslocatie ten noorden van Leusden-zuid en gelegen aan de Groene Zoom is buiten dit bestemmingsplan gelaten. De uitwerking voor dit gebied is in dit stadium nog onduidelijk.
Het voorliggende bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op het bieden van een actueel en eenduidig juridisch-planologisch kader voor het gehele gebied van Leusden-zuid. Inhoudelijk gaat het plan in op de bestemmingsregelingen voor bestaande woonwijken, openbaar gebied, voorzieningen, water-, groen-, en verkeersstructuren.
De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.
5.2 Doelstellingen
De belangrijkste doelstelling voor het plangebied is dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aansluiting vindt bij de geldende bestemmingsplanregeling van de gemeente. De geldende plannen zijn dan ook een belangrijke informatiebron. Daarnaast heeft afstemming plaats gevonden op basis van jurisprudentie en gewijzigde wet- en regelgeving.
Het bestemmingsplan dient logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsstukken.
5.3 Uitgangspunten
Op basis van de bestaande situatie is een aantal ruimtelijke kwaliteiten en aandachtspunten aan te wijzen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het behouden en waar mogelijk versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. De kwaliteiten houden verband met de ruimtelijke structuur, water- en groenstructuur, de functionele structuur en de leefbaarheid.
5.3.1 Ruimtelijke structuur
Voor de hoofdbebouwingsstructuur zijn o.a. de geldende bestemmingsregelingen als uitgangspunt genomen. Daarnaast is aangesloten bij de recent opgestelde bestemmingsplannen binnen de gemeente Leusden en heeft afstemming plaats gehad m.b.t. wet- en regelgeving. Extra aandacht is geschonken aan het eigen karakter van ieder object. De bestaande ruimtelijke kwaliteit dient beschermd te worden door:
waar mogelijk ruimte te bieden voor versterking van het leefklimaat;
ruimte te bieden voor gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus;
voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bestaande woningen;
het waarborgen van de waterstructuur;
het wijkoverschrijdend groen te borgen.
Het bestemmingsplan is zo opgezet dat waar mogelijk ruimte is geboden om de ruimtelijke structuur in het plangebied te versterken. Hierop wordt in paragraaf 5.3.3 nader op ingegaan. In het voorliggend plan worden daarnaast mogelijkheden geboden voor uit- en aanbouwen. Met de uitbreidingsruimte is rekening gehouden met de bestaande uitbreidingsruimte uit de geldende plannen en is aangesloten bij de standaardregeling voor aan- en bijgebouwen van de gemeente Leusden.
5.3.2 Functionele structuur
5.3.2.1 Wonen
Leusden-zuid heeft overwegend een woonfunctie. Het is dan ook gewenst de huidige woonfunctie te handhaven en waar mogelijk te versterken. Dit betekent dat bij het ontstaan van vrije ruimten in eerste plaats wordt gedacht aan opvulling met woonfunctie of functies die de woonfunctie ondersteunen. Hierbij is het wel van belang om te zorgen dat de nieuwe woonfunctie niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied.
Aanpassingen aan de woning
Over het algemeen kan worden gesteld dat bij het ouder worden van de woning, de wens tot verandering in en aan de woning zal toenemen. Deze hebben over het algemeen betrekking op het uitbreiden van de woonruimte, het luxer maken van de woning of een grotere of nieuwe berging/garage in de achter- of zijtuin. Deze nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met de verandering van levensfase (kinderen uit huis, pensionering e.d.).
Het nieuwe bestemmingsplan biedt de mogelijkheden voor veranderde verbouw- en gebruikswensen. Dit betekent echter niet dat de uitbreiding van de woningen ongelimiteerd kan zijn. De ruimte is doorgaans beperkt. Uitbreidingen aan de woning kunnen hinderlijk zijn voor de buren, omdat de ruimte tussen woningen in veel situaties te krap is of wordt. Ook laten de stedenbouwkundige opzet en de architectuur niet elke willekeurige verbouwing of gebruiksverandering toe.
De mogelijkheden om een woning aan te passen zijn hoofdzakelijk geregeld in de bestemming 'Wonen' en in mindere mate in de bestemming 'Tuin'. Voor zover voor de aanpassingen een omgevingsvergunning voor bouwen nodig is worden deze niet alleen getoetst aan het bestemmingsplan maar ook aan de gemeentelijke welstandsnota.
Tuinen
De tuinen behorende bij de woningen in de verschillende buurten dragen in hoge mate bij aan de groenstructuur van de buurt. Vandaar dat de gronden gelegen tussen de bebouwing en de openbare weg, zoveel mogelijk als tuin zijn bestemd.
Op deze wijze wordt het groene karakter van de buurt op de verbeelding (kaart) beter aangegeven en komt het werkelijke profiel van het openbare gebied tussen de bebouwing beter in beeld.
Carports voor de woning
In dit bestemmingsplan is het niet toegestaan om aan de voorzijde van een woning een nieuwe carport op te richten. De bestaande carports in het plangebied die voor de woningen staan worden wel toegestaan.
Functiemenging
De leefbaarheid van een wijk wordt verhoogd door het toelaten van bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Steeds vaker wordt een sterkere verwevenheid van wonen en werken bepleit; functiemenging binnen een woonbuurt.
Met functiemenging wordt enerzijds een bijdrage geleverd aan het plaatselijke voorzieningenniveau. Anderzijds geeft het werken-aan-huis een stimulans aan de lokale economische ontwikkelingen. Veel startende ondernemers zijn op deze manier begonnen. Bij de uitbreiding van de activiteiten dient vanzelfsprekend uitgezien te worden naar meer passende huisvesting.
In principe staat de gemeente positief tegenover deze ontwikkeling, echter zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden namelijk doorgaans beperkt. Voorkomen dient te worden dat er overlast voor het wonen ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem, parkeervoorzieningen en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. In het bestemmingsplan zijn daarom voorwaarden opgenomen waarmee voorkomen wordt dat beroep- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis hinder veroorzaken voor de omgeving.
De regeling in het bestemmingsplan voorziet in het toestaan van beroepsuitoefening aan huis waarvoor 30% van de brutovloeroppervlakte kan worden gebruikt met een maximum van 50m².
Ten slotte is het met een algemene afwijkingsmogelijkheid ook mogelijk om een bed & breakfast te beginnen. Ook hiervoor geldt dat 30% van de brutovloeroppervlakte mag worden gebruikt voor dit doel met een maximum van 50m².
Uitbreiding aan zijkant woningen
Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de uitbreiding aan de zijkant van de woning. Echter, in de verschillende situaties van uitbreidingsmogelijkheden aan de zijkant van een woning zijn ook verschillende oplossingen gewenst. Indien een uitbreiding van de woning aan de zijkant is gewenst moet maatwerk worden toegepast om te komen tot een geschikt plan. Hieronder wordt weergegeven hoe wordt omgegaan met de beoordeling van plannen voor de uitbreiding van de woning aan de zijkant. Centraal hierin is de richtlijn dat een uitbreiding ondergeschikt blijft ten aanzien van het hoofdgebouw (de oorspronkelijke woning):
Standaard
De woning kan standaard worden uitgebreid tot 3 meter breed gemeten vanuit de zijgevel. De uitbouw moet daarbij 1 meter terug liggen ten opzichte van de voorgevel van de woning en er mag 1 bouwlaag worden gemaakt (maximaal 3 meter hoog). Deze uitbreiding mag aan de achterzijde de hoek om gaan om eventueel aan te sluiten op een uitbreiding aan de achterzijde.
Maatwerk
Een grotere uitbreiding aan de zijkant van de woning is ook mogelijk. Hierbij moet wel maatwerk worden toegepast en kan niet meer worden gesproken van harde maatvoeringen, behalve dat de uitbreiding aan de zijkant minimaal 1 meter terug moet liggen ten opzichte van de voorgevel van de woning.
Hoogte en kap
Uitgangspunt voor de hoogte van de uitbreiding is dat er maximaal 2 bouwlagen als verblijfsruimte kunnen worden ingericht. De maatvoering ervan wordt echter afgestemd op de woning. Als de woning een plat dak heeft dan krijgt de uitbouw ook een plat dak. Bij een kap op de woning moet de tweede bouwlaag van de uitbreiding ook in de vorm van een kap. De dakhelling van de uitbreiding moet parallel lopen met de dakhelling van de woning. Hierdoor kan het voorkomen dat de nok van de uitbreiding wel wat hoger wordt dan 2 bouwlagen. Centraal uitgangspunt blijft dat de uitbreiding ondergeschikt is. Dat betekent onder meer dat als de woning slechts 2 bouwlagen heeft, een uitbreiding met 2 bouwlagen aan de zijkant niet mogelijk is.
Breedte
Uitgangspunt is dat de breedte van de uitbreiding aan de zijkant - indien breder dan 3 meter - maximaal 2/3 van de breedte van oorspronkelijk de woning mag bedragen. Een uitzondering hierop kan bijvoorbeeld zijn dat in de oorspronkelijke bouw/stedenbouwkundige opzet al een garage aan de zijkant is gerealiseerd die breder is dan deze verhouding. Bij een aanvraag voor een tweede bouwlaag op deze garage wordt dan dezelfde breedte toegepast.
Door uitbreidingen geschakelde woningen
Indien woningen door de uitbreiding aan de zijkant (mogelijk) geschakeld worden met de uitbreiding van de naburige woning, is de maximale hoogte van de uitbreiding 5 meter. Een grotere hoogte kan het stedenbouwkundig aanzicht van bijvoorbeeld een serie twee-aan-één woningen doen veranderen in rijwoningen. Dit is niet gewenst. In deze situaties is er extra aandacht voor de ondergeschiktheid van de uitbreiding.
Instrumenten/ juridische implementatie
Bovenstaand beleid wordt mogelijk gemaakt met gebruikmaking van drie instrumenten:
standaard uitbreidingsmogelijkheden: directe werking in woonregeling van het bestemmingsplan;
uitbreiding zijkant tot maximaal 5 m hoog: binnenplanse afwijkingsmogelijkheid;
overig: buitenplanse afwijkingsmogelijkheid.
Buiten de standaard mogelijkheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd om van het bestemmingsplan te mogen afwijken. Dit is noodzakelijk om het maatwerk te kunnen toepassen zoals hierboven omschreven. De afwijkingsmogelijkheid voor uitbreidingen aan de zijkant die in de regels van het bestemmingsplan is opgenomen gaat tot een hoogte van maximaal 5 meter. In deze gevallen is een omgevingsvergunning nodig voor het afwijken van het bestemmingsplan (binnenplans), maar is de bouwactiviteit verder vergunningsvrij.
Indien hogere bouwwerken worden toegestaan met gebruikmaking van regels uit het bestemmingsplan kunnen er, gelet op het bouwbesluit 2003, twee bouwlagen ontstaan met verblijfsgebied. Gelet op de veiligheid van toekomstige gebruikers en de omgeving van een bouwwerk wordt het zinvol geacht dat het bouwen in dat geval, in het kader van een omgevingsvergunning voor bouwen, wordt onderworpen aan een preventieve toets aan het bouwbesluit 2003 en de bouwverordening.
Voor de overige uitbreidingen is een omgevingsvergunning nodig om af te wijken van het bestemmingsplan (buitenplans). Hierbij is ook voor de activiteit bouwen een omgevingsvergunning nodig.
5.3.2.2 Maatschappelijk
Binnen het plangebied bevinden diverse maatschappelijke voorzieningen, het merendeel is ondergebracht in het multifunctioneel centrum Antares aan het Maximaplein. Te weten de twee basisscholen, een peuterspeelzaal, een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, een wijkcentrum een bibliotheek en een sportzaal. Al deze functies worden geregeld binnen de bestemming 'Centrum-1'. Bij de opzet van de wijk is er bewust voor gekozen om de functies samen te voegen in één gebouw, waarmee wordt beoogd om gemakkelijker ruimten en functies onderling te kunnen uitwisselen en daarmee een optimale flexibiliteit mogelijk te maken.
De kerk in Leusden-zuid gelegen aan de Arnhemseweg is de enig andere maatschappelijke bestemming binnen het plangebied. De kerk en bijgebouwen zijn binnen de bestemming nader aangeduid. Uitbreidingsmogelijkheden zijn maar beperkt mogelijk en worden beperkt tot de bijgebouwen. De kerk zelf is een Rijksmonument en is in zijn huidige staat behoudenswaardig waarbij geen uitbreidingsmogelijkheden worden voorzien.
5.3.2.3 Detailhandel, dienstverlening en horeca
Voor de leefbaarheid van Leusden-zuid en Tabaksteeg is de aanwezigheid van voldoende voorzieningen van groot belang. Bij de opzet en uitwerking van de nieuwbouwwijk is voorzien in een nieuw centrumgebied waar alle voorzieningen in zijn ondergebracht. Naast het MFC zijn aan weerzijde gebouwen ontwikkeld met gemengde functies. Op de begane grond is het 'Winkelcentrum Zuidhoek" ondergebracht, als recht is detailhandel, dienstverlening, maatschappelijk en lichte vormen van horeca (categorie I) is toegestaan. De niet-woonfuncties zijn uitsluitend beperkt tot de begane grond, woonfuncties zijn op de bovenliggende verdiepingen gerealiseerd. Het gebouw ten noorden van het MFC met drie woonverdiepingen en aan de zuidzijde met twee verdiepingen.
De verschillende functies worden geregeld binnen de bestemming 'Centrum-2'.
5.3.2.4 Bedrijven
Langs de Arnhemseweg zijn naast de woonfunctie op basis van het geldende bestemmingsplan ook enkele bedrijfsfuncties gevestigd (c.q. mogelijk). Voor deze percelen worden geen ingrijpende veranderingen verwacht. In dit bestemmingsplan wordt voor deze bedrijfspercelen dan ook volstaan met het opnieuw positief bestemmen van de verschillende percelen. Voor alle bedrijven geldt dat indien ook sprake is van een bedrijfswoning deze op de verbeelding specifiek zijn aangeduid of hebben de bestemming wonen gekregen.
5.3.3 Openbare ruimte
De openbare (open) ruimten, te weten wegen -en soortgelijke verkeers- en verblijfsruimten-, water en groen zijn zoveel mogelijk als zodanig bestemd. Binnen de diverse bestemmingen zijn verscheidene mogelijkheden opgenomen voor het uitvoeren van ondergeschikte aanpassingen in de bestaande inrichting.
Verkeer en verblijf
In het nieuwe bestemmingsplan wordt uitgegaan van de bestaande verkeerssituatie. Alle woonstraten, woonerven, pleinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' gekregen. De wegen met stroomfunctie, Arnhemseweg (N266), Groen Zoom en de Ben Pon Baan hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Langs enkele wegen zijn (vrij liggende) fietspaden aangelegd, deze fietspaden worden als onderdeel aangemerkt van de ernaast gelegen verkeersstructuur en dien overeenkomstig binnen die bestemming geregeld.
De busbaan in het zuiden van het plangebied is slechts bedoeld als verbindingsroute voor het openbaarvervoer en bij calamiteiten voor hulpdiensten. Gescheiden van de busbaan wordt tevens een twee richtingen langzaam verkeerroute aangelegd. Deze verbinding krijgt wel een eigen regeling met de bestemming 'Verkeer - Busbaan en fietspaden'.
Binnen deze bestemming zijn ook andere voorzieningen zoals groen-, water- en nutsvoorzieningen toegestaan en worden specifiek benoemd in de bij het plan behorende regels.
Water en groenvoorzieningen
Structuurbepalende watergangen en waterpartijen met een functie voor waterberging en waterhuishouding zijn specifiek bestemd tot 'Water'.
In het belang van de instandhouding van de groenstructuur worden deze beeldbepalende groene gebieden specifiek bestemd tot 'Groen' of 'Natuur'.
De groenbestemming is een beperkte bestemming, waarin hoofdzakelijk groenvoorzieningen en speelvoorzieningen worden toegestaan. Het aanleggen van parkeervoorzieningen of waterpartijen is binnen de groenbestemming niet mogelijk.
De kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen, worden betrokken binnen de verkeersbestemmingen. Met het bestemmen op deze wijze wordt het mogelijk om het openbare gebied opnieuw in te richten. Hierbij wordt op buurtniveau bekeken welke behoeften en problemen er zijn op het gebied van parkeren, groen en speelvoorzieningen.
Groene bufferzone
In het zuiden van het woonwijk Tabaksteeg en parallel aan het fietspad Tabaksteeg ligt een bufferzone tussen de nieuwe woonwijk en landgoed De Boom. Deze zone vormt de overgang van het dorp naar het buitengebied, in de zone wordt vooralsnog niet gebouwd en in onderhavig bestemmingsplan heeft het de bestemming “Groen’.
Met uitzondering van de zuidelijke verbinding richting de Arnhemseweg, bedoeld voor de bus, calamiteitenverkeer en langzaam verkeer, zijn in de zone geen andere verkeersverbindingen geprojecteerd. Het fietspad Tabaksteeg vormt dan ook de zuidelijke grens van de nieuwbouwwijk Tabaksteeg.
Bij een nadere uitwerking van dit gebied lijkt het de moeite waard om eventuele mogelijkheden te onderzoeken voor vormen van recreatief medegebruik voor bewoners van Tabaksteeg en Leusden-zuid. Naast de ecologische verbindingszone, parallel aan het spoor, zou deze bufferzone een uitstekende aanvulling kunnen zijn voor de groenvoorzieningen in en om de kern Leusden-zuid.
Deze visie sluit ook aan op een structuurvisie voor de ruimtelijke inrichting van de gemeente Leusden zoals opgesteld door Stichting “De Boom” in samenwerking met Landgoed Den Treek- Henschoten B.V. en Landgoed Lockhorst. In deze visie wordt voorgesteld om in de bufferzone een nieuw landgoed of een buitenplaats te ontwikkelen.
5.4 Ontwikkelingen
In en rond Leusden-zuid wordt enkel nog voorzien in ontwikkeling van het aangrenzende terrein ten noorden van de oude kern en gelegen aan de Groene Zoom, de uitwerking van de plannen voor dit gebied zijn nog niet duidelijk en maakt daarom geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De andere ontwikkelingen betreffen de in uitvoering zijnde of nog in aan te vangen bouwactiviteiten voor bouwplannen die reeds planologisch zijn vastgesteld.
Voor Leusden zuid zijn dat de projecten:
Woelige hoek, locatie van het voormalige wijkgebouw en gymzaal, 18 woningen;
locatie 't Palet; voormalige schoollocattie, 22 appartementen;
locatie van het kruisgebouw, 5 woningen; en
het voormalige winkelcentrum 'Bieshaar', 8 woningen.
Voor alle locaties geldt dat de oude bebouwing reeds is gesloopt.
In de wijk Tabaksteeg betreft het nog enkele kavels:
Karel van Ginkelstraat, nog 3 kavels;
Karel Brouwerhof een appartementengebouw;
Rita de Voogdstraat, nog 6 kavels;
Wim Vrijhoefstraat, nog 2 kavels; en
Hekkerdreef nog 2 a 3 kavels.
Overige nieuwe ontwikkelingen
In 2016 is de verkeersinfrastructuur aangepast ter hoogte van De Roo van Alderwereltlaan voor met name het gemotoriseerd verkeer. Met deze nieuwe verbinding is een goede en veilige verkeersafwikkeling gerealiseerd van en naar de oude kern Leusden Zuid, tussen De Roo van Alderwereltlaan en de Hekkerdreef en vervolgens via de Ben Pon Baan aansluit op de Groene Zoom.
De nieuwe infrastructuur is als bestaande situatie opgenomen en bestemd in het onderhavig bestemmingsplan.
Afbeelding - aansluiting De Roo van Alderwereltlaan en de Hekkerdreef
Naast deze ontwikkeling zijn er nog een tweetal plannen in procedure die tevens voorzien in het aanpassen van de verkeersinfrastructuur t.w. ter hoogte van de Arnhemseweg (reconstructie N226) en de aansluiting Ben Pon Baan – Grasdrogerijweg.
De met deze plannen overlappende plangebieden zijn buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelaten. Indien deze plannen onherroepelijk zijn voor vaststelling van onderhavig bestemmingplan zullen deze alsnog binnen dit plan worden opgenomen.
Hoofdstuk 6 Juridische planopzet
6.1 Algemeen
In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het gebied gelegen tussen de Heiligenbergerbeek, Arnhemseweg (N226), Goene Zoom en de spoorlijn (Ponlijn). Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen.
Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Onderdeel van de wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. Het bestemmingsplan bestaat volgens artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) feitelijk uit de volgende (juridisch bindende) onderdelen:
geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen, de verbeelding;
een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven, de regels.
Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen en zijn diverse bepalingen, onder andere betreffende hoogtematen en functietoedeling, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen, waar dat nodig is om binnen een bestemming een specifieke regeling mogelijk te kunnen maken. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in paragraaf 6.2 worden behandeld.
Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP 2012. De opbouw van de regels is als volgt:
Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
in Hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
in Hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het bevoegd gezag de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
6.2 Bestemmingen
6.2.1 Agrarisch
Aan de westzijde van Leusden-zuid zijn verschillende percelen langs de Arnhemseweg bestemd als 'Agrarisch' evenals een perceel grond ten westen van de Tabaksteeg. Binnen deze bestemmingen mogen de gronden gebruikt worden voor agrarische bedrijvigheid, gebouwen zijn op het perceel niet toegestaan.
6.2.2 Bedrijf
In het plangebied komen enkele bedrijven voor langs de Arnhemseweg en zijn bestemd als bestemming 'Bedrijf'. Daarbij is tevens aangegeven tot welke van de volgende milieucategorieën bedrijfsvoering mogelijk zijn:
milieucategorie t/m 1;
milieucategorie 1 t/m 2;
Deze verschillende milieucategorieën zijn met aparte aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Als bijlage bij de planregels is een bedrijvenlijst (Staat van Bedrijfsactiviteiten) opgenomen. Deze bedrijvenlijst is gebaseerd op de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)'.
Alle bedrijven binnen het plangebied vallen binnen deze categorieën 1 en/of 2. Middels een afwijking is het voor het bevoegd gezag mogelijk een bedrijf toe te staan dat niet is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar wel is te vergelijken met een ter plaatse toegestane bedrijf.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd. Op de verbeelding zijn de bouwmaten en bebouwingspercentages aangegeven die aangehouden dienen te worden.
Binnen de bestemming is voor sommige bedrijfspercelen, conform de geldende situatie, één bedrijfswoning toegestaan en is als bedrijfswoning aangeduid of de bedrijfswoning is specifiek voor 'Wonen' bestemd.
Aan de Hamerveldseweg 146 is een voormalig boerenerf in gebruik genomen ten behoeve van Landgoed en natuurbeheer, het bedrijf is specifiek bestemd voor "Bedrijf-Landgoed en natuurbeheer".
6.2.3 Centrum
Aan het Maximaplein zijn de centrum functies voor Leusden-zuid gesitueerd in drie afzonderlijke gebouwen. In het centraal gelegen multi functionele centrum Antares zijn gevestigd de basisscholen, een peuterspeelzaal, een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, een wijkcentrum met een kleine horecavoorziening, een bibliotheek en een sportzaal. Tevens worden hierin appartementen mogelijk gemaakt op de tweede verdieping en een uitbreiding van de horeca voorziening. De bij het MFC betreffende gronden hebben de bestemming 'Centrum-1' gekregen.
Het "Winkelcentrum Zuidhoek" is in de beide naast gelegen gebouwen ondergebracht. Het voorziet op de begane grond in verschillende functies waarbij zijn toegestaan:
detailhandel;
dienstverlening;
maatschappelijk;
horeca (categorie I).
Alle bovenliggende verdiepingen hebben uitsluitend een woonfunctie.
De betreffende gronden hebben de bestemming 'Centrum-2' gekregen.
Bij beide bestemmingen is de maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage op de verbeelding aangegeven.
6.2.4 Groen
In het belang van de instandhouding van het aanwezige 'structurerende groen' zijn de aanwezige groenvoorzieningen specifiek bestemd tot 'Groen'. Kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen en het zogenaamde snippergroen, zijn opgenomen binnen de verkeersbestemmingen.
Binnen de groenbestemming zijn ook voetpaden, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan evenals waterpartijen. De bestemming 'Groen' bevat de gronden die vrij dienen te blijven van gebouwen.
6.2.5 Maatschappelijk
In het plangebied komt één maatschappelijke voorziening voor, het betreft de kerk aan de Arnhemseweg in Leusden-zuid. Deze maatschappelijke voorziening heeft de bestemming "Maatschappelijk" gekregen. De gebouwen ten behoeve van de maatschappelijke voorziening zijn binnen het bouwvlak opgenomen. Het is dan ook alleen toegestaan om binnen het bouwvlak gebouwen op te richten. Hierbij moet voldaan worden aan de maximum goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zoals weergegeven op de verbeelding. Ten behoeve van het aanleggen/bouwen van fietshokken en bergingen is hiervoor een afwijkingsbevoegdheid in de regels opgenomen. Deze afwijking maakt het mogelijk dat tot een maximum van 50 m² dergelijke voorzieningen buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden.
6.2.6 Natuur
In het kader van ontwikkelingsproject voor een ecologische verbindingszone is in het westen van het plangebied een groen- en waterstructuur aangelegd. Het betreffende gebied heeft de bestemming 'Natuur' gekregen. Mogelijk wordt gemaakt de ontwikkeling en instandhouding van ter plaatse voorkomende eigen landschaps-, natuur- en ecologische waarden. Tevens wordt voorzien in de ontwikkeling en instandhouding van waterpoelen en andere waterpartijen. Binnen deze bestemming zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een hoogte van 2 meter toegestaan.
Voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden is een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag vereist. Deze werkzaamheden omvatten onder andere het aanleggen van wegen, paden, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en het graven of dempen van sloten. Werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, alsmede werkzaamheden van ondergeschikte betekenis zijn als recht toegestaan.
6.2.7 Tuin
De bestemming 'Tuin' bevat de gronden die vrij dienen te blijven van gebouwen. Andere bouwwerken zijn wel toegestaan, mits deze voldoen aan de in de regels aangegeven maatvoering. Aangezien in enkele situaties al tuinen bestaan met daarin een gerealiseerd bijgebouw is in dit bestemmingsplan hiervoor een aparte regeling opgenomen. Middels de bouwaanduiding 'bijgebouw' zijn bijbehorende bouwwerken in deze uitzonderlijke gevallen toegestaan.
In deze bestemming zijn twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen, één voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen en één voor het oprichten van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn.
6.2.8 Verkeer
De wegen met een stroomfunctie, Arnhemseweg - Groene Zoom en de Ben Pon Baan hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. De overige wegen, alle (niet groene) openbare ruimten in de woonwijken en de achterpaden hebben de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied' gekregen.
Het betreft feitelijk het openbaar gebied dat niet valt binnen een structurele groenstructuur of een doorgaande verkeersweg.
Daarnaast hebben de spoorbaan en busbaan ieder een eigen bestemming gekregen.
Binnen de bestemmingen is ruimte voor een breed scala aan functies gerelateerd aan de specifieke verkeersfunctie die in de regels zijn vastgelegd.
6.2.9 Water
De waterpartijen binnen het plangebied, die mede de structuur binnen de woonbuurten vormen, hebben een structurele functie voor waterberging en waterhuishouding binnen het plangebied en zijn daarom specifiek bestemd tot 'Water'.
6.2.10 Wonen
De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor alle woningen in het plangebied. Het gaat hier zowel om vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde of gestapelde woningen. Om welk woningtype het in specifieke gevallen gaat is door middel van de aanduidingen op de verbeelding weergegeven. De woningen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Voor de realisatie van de woningen zijn in de regels bouwregels opgenomen.
Bouwregels
De belangrijkste bouwregels zijn die met betrekking tot het bouwen van de woning binnen het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte van de woning. In de regels is vastgelegd dat de goot- en bouwhoogte van de woningen niet meer mag bedragen dan de oorspronkelijke goot- en bouwhoogte. Met oorspronkelijk wordt bedoeld de woning zoals deze volgens de eerste daarvoor verleende bouwvergunning is gebouwd. Een uitzondering op deze regel geldt voor woningen die op de verbeelding de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' hebben gekregen. Daarnaast is in de regels vastgelegd dat ten hoogste 20% van de oppervlakte van een perceel mag worden bebouwd, tot een maximum van 80 m², niet meegerekend de oppervlakte van het bouwvlak. Tevens zijn voor de bijbehorende bouwwerken maximale goot- en bouwhoogten aangegeven.
Tot slot kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd. Daarnaast kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bouwregels.
Werken aan huis
Binnen de woonbestemming is opgenomen dat het mogelijk is om een beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen. Hier vallen de vrije beroepen en aanverwante beroepen onder, zoals kapper, pedicure e.d. Het gaat om activiteiten die lichte hinder kan veroorzaken tot en met categorie 1. In bijlage 1 'Lijst 1 - Staat van bedrijfsactiviteiten' bij de regels zijn de verschillende typen bedrijvigheid aangegeven die hieronder vallen. Voor bedrijf aan huis gelden min of meer dezelfde eisen als bij een beroep aan huis plus enkele extra eisen.
De oppervlakte die gebruikt mag worden voor beroep- en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².
Afwijkingen
Van de bouwregels kan worden afgeweken ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan de zijkant van de woning tot een bouwhoogte van 5 meter.
6.2.11 Wonen - Garage
Garageboxen die los van het bij de woning behorende perceel zijn gerealiseerd hebben een eigen bestemming gekregen en zijn bestemd als 'Wonen - Garage'. De garageboxen mogen worden gebruikt ten behoeve van het stallen van motorvoertuigen en voor berging in het algemeen. De garageboxen zijn voorzien van een bouwvlak. In de bouwregels is onder andere opgenomen dat de oppervlakte van een enkele garagebox niet meer mag bedragen dan 24 m².
6.2.12 Leiding - Gas
De gasleiding die vanuit het westen in zuidelijke richting door het plangebied loopt is bestemd als "Leiding - Gas". In de regels is aangegeven dat de aangewezen gronden mede zijn bestemd voor een aardgastransportleiding met een druk van 40 bar en een doorsnede van 18 inch. Aan weerszijden van de leiding ligt een bebouwingsvrije strook (veiligheidsstrook tevens zakelijk rechtstrook) van 4 meter waarbinnen in het geheel niet mag worden gebouwd.
Voor de andere bestemmingen van deze gronden gelden bijzondere bepalingen met het oog op de bescherming van en de veiligheidssituatie rond deze leiding. Voor het uitvoeren van bepaalde (grond)werkzaamheden dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden, hiermee kan controle worden uitgeoefend op met name grondroeringen (bijv. graafactiviteiten in het kader van bouw en andere activiteiten), is zo'n bijzondere bepaling.
6.2.13 Waarde - Archeologie
In het bestemmingsplan zijn drie verschillende archeologische bestemmingen opgenomen. Iedere dubbelbestemming is gebaseerd op een in het plangebied voorkomende verwachtingswaarde conform de gemeentelijke Archeologische beleidskaart.
Met de archeologische dubbelbestemming worden de mogelijke archeologische waarden zoals die zich in de bodem kunnen bevinden beschermd. De bescherming is vormgegeven door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden in de bodem. Een aanvraag behorende bij een dergelijke omgevingsvergunning dient vergezeld te zijn van een archeologisch onderzoek. Voor de archeologische dubbelbestemming gelden specifieke onderzoeksvoorwaarden.
De delen van het plangebied waar sprake is van een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde hebben, naast de onderliggende hoofdbestemmingen, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' of 'Waarde - Archeologie lage verwachting' gekregen.
Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
6.2.14 Waarde - Ecologie
De dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' komt globaal op twee plaatsen binnen het plangebied voor. Aan de westrand en gelegen aan de Heiligenbergerbeek benadrukt de waarde de daar aanwezige ecologische verbindingszone. Aan de oostrand ter plaatse van de natuurzone van de daar te ontwikkelen natuurwaarden en ecologische verbindingszone. Binnen deze bestemming is dan ook geen bebouwing toegestaan.
Voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden is een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag vereist. Deze werkzaamheden omvatten onder andere het aanleggen van paden, het aanbrengen van ondergrondse leidingen, het graven of dempen van sloten en aanbrengen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een hoogte van 2 meter.
Werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud en werkzaamheden van zeer ondergeschikte betekenis zijn wel als recht toegestaan.
6.2.15 Algemene regels
Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:
Algemene bouwregels
hierin is een regeling opgenomen dat bestaande legale afwijkingen ten aanzien van de in dit plan voorgeschreven maatvoeringen zijn toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat deze gebouwen vanwege de afwijkende maatvoering onder het overgangsrecht worden geplaatst.
Algemene gebruiksregels
binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.
Algemene afwijkingsregels
het met 10% afwijken van in het -plan aangegeven maten en percentages;
het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot een maximaal oppervlak van 30 m² en een hoogte van 3 meter;
het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 meter;
bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken tot een bouwhoogte van 40 m;
het onder voorwaarden uitoefenen van een bed and breakfast.
het onder bepaalde voorwaarden afwijken van maten en percentages, zoals zijn opgenomen in de regels van het plan, ten behoeve van voorzieningen gericht op het isoleren van een hoofdgebouwen (woningen).
Algemene wijzigingsregels
ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken onder voorwaarden met 10% te verkleinen of vergroten;
het wijzigen van het gebruik en inrichting van gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', zodat deze ook inzetbaar zijn voor andere maatschappelijke functies dan de huidige functie waarvoor ze zijn bestemd;
het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
het wijzigen van de bestemmingsgrenzen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' en 'Waarde - Archeologie lage verwachting' .
Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw ruimtelijk plan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. Verder worden er geen kosten gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.
Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Aangezien dit bestemmingsplan geen grootschalige planologische wijzigingen mogelijk maakt is het in dit geval niet aannemelijk dat er aanleiding is voor vergoedbare planschade.
Geen exploitatieplan
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt tenzij kostenverhaal op een andere wijze is verzekerd of er geen sprake is van kostenverhaal.
Gezien het overwegende conserverende karakter van het bestemmingsplan is een exploitatieplan niet nodig. Mochten er in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zal eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten met de initiatiefnemer. Dit is echter geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet de verwachting.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
In de periode van 19 november 2015 tot en met 6 januari 2016 bestond op het gemeentehuis te Leusden de gelegenheid om het voorontwerp bestemmingsplan Leusden-zuid in te zien, tevens was het plan op Internet te raadplegen.
Op 2 december 2015 heeft de gemeente in het gemeentehuis een inloopavond georganiseerd met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan. De inloopavond is aangekondigd in het plaatselijke huis aan huisblad en op de website van de gemeente Leusden.
Het voorontwerp bestemmingsplan was in die periode ook te raadplagen op de website van Ruimtelijkeplannen.nl, tevens heeft de gemeente het plan op haar website geplaatst waarbij de mogelijkheid geboden werd om de verbeelding (plankaart), regels en toelichting te raadplegen en te downloaden.
In dezelfde periode was er gelegenheid om schriftelijk op het voorontwerp bestemmingsplan te reageren. Er zijn in totaal 9 schriftelijke reacties bij de gemeente ingediend.
De inspraakreacties en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in de 'Inspraaknota' die als Bijlage 4 aan het plan is toegevoegd.
8.2 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de provincie Utrecht, het Waterschap Vallei en Veluwe en de Gasunie.
Alleen de Gasunie Transport Services B.V. heeft een schriftelijke reacties bij de gemeente ingediend.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 25 mei 2017 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Deze ter inzage legging is bekend gemaakt in de Staatscourant en het gemeente blad online op www.leusden.nl. Er zijn naar aanleiding van de ter inzage legging vier zienswijzen ingediend.
De zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in de 'Zienswijzennota' die als Bijlage 5 aan het plan is toegevoegd.