direct naar inhoud van 5.1 Flora en fauna
Plan: Herziening Valleipark 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.128-0401

5.1 Flora en fauna

Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat vanuit flora en fauna geen belemmeringen naar voren komen voor de herontwikkeling en de functie wonen, mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden. De onderzoeken zijn destijds uitgevoerd voor het vigerende bestemmingsplan Valleipark 2009. Onderhavig bestemmingsplan is een herziening daarvan en regelt de bebouwing. Ten aanzien van de ecologie treden geen wijzigingen op.

In 2003 heeft Bureau Waardenburg de natuurwaarden van het Valleisportpark geïnventariseerd met het oog op de ontwikkeling van het Valleipark als woningbouwlocatie. Na het verschijnen van dit onderzoek is het masterplan Natuurlijk! Wonen in het Valleipark (2005) opgesteld. Aan de hand van dit masterplan is in 2008 door Bureau Waardenburg een actualisatie van de eerdere inventarisatie opgesteld. Hierin wordt nagegaan welke effecten op beschermde soorten kunnen optreden en welke consequenties dit kan hebben vanuit de relevante natuurwetgeving (Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998). In de notitie is het volgende opgenomen:

Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofdstructuur
In de nabijheid van het plangebied (binnen een straal van 4 km) liggen geen Natura 2000-gebieden. Effecten van het plan op de door de Natuurbeschermingswet beschermde natuurgebieden zijn daarom niet aan de orde. Het plangebied Valleipark 2009 maakt onderdeel uit de van Ecologische Hoofdstructuur. Het nu in procedure gebrachte plan is daar een partiële herziening van.

Voorkomende beschermde soorten
In het plangebied komen de volgende strikt beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten van de Flora- en faunawet) voor:

  • Watervleermuis
  • Grootoorvleermuis
  • Gewone dwergvleermuis
  • Laatvlieger
  • Rosse vleermuis
  • Diverse soorten broedvogels van stedelijke en parkachtige omgeving


Effecten
Als gevolg van de ingrepen aan de Liniedijk wordt de Liniedijk als migratiezone niet aangetast. De beperkte hoeveelheid groen dat zal worden verwijderd, leidt niet tot aantasting van de functies als migratieroute en/of foerageergebied.

Indien rekening wordt gehouden met de aanbevelingen (zie hierna) leiden de voorgenomen ingrepen langs het Valleikanaal niet tot overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van ringslang en/of vleermuizen en/of broedvogels.

Conclusie Flora- en faunawet
Als gevolg van het kappen van de beplanting langs het Valleikanaal gaan van de gewone dwergvleermuis een migratieroute en een gedeelte van het foerageergebied verloren. Aangezien in de directe omgeving (langs de Liniedijk) een alternatieve migratieroute voorkomt en voldoende foerageergebied overblijft, heeft de beplanting geen wezenlijke functie en kan deze niet worden aangemerkt als vaste verblijfplaats in de zin van de Flora- en faunawet. Het aanvragen van een ontheffing voor het kappen van de beplanting is dus niet nodig. Als gevolg van het aanleggen van de watergang langs de Liniedijk, nemen foerageermogelijkheden voor vleermuizen op die plek toe.
Indien de hoeveelheid lichtverstoring in het gebied niet toeneemt en lichtverstoring boven het Valleikanaal voorkomen wordt, worden als gevolg van de voorgenomen ingrepen geen verbodsbepalingen overtreden ten aanzien van vleermuizen. Aangezien de ringslang geen vaste verblijfplaatsen in het plangebied heeft, worden ten aanzien van deze soort evenmin verbodsbepalingen overtreden.
Het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet wordt niet nodig geacht indien geen lichtverstoring optreedt.

Aanbevelingen
De aanbevelingen zijn in het bestemmingsplan Valleipark 2009 als volgt verwoord:

  • Aanbevolen wordt langs de aan te leggen wandelpaden langs het Valleikanaal en de Liniedijk geen openbare verlichting aan te brengen om lichtverstoring voor vleermuizen te vermijden. Het niveau van lichtverstoring in het gebied en boven het water van het Valleikanaal zou gelijk moeten blijven of af moeten nemen;
  • Aanbevolen wordt voorafgaand aan het kappen van de bomen met holten na te gaan of vleermuizen en/of vogels als uilen en spechten de betreffende bomen in gebruik hebben als vaste verblijfplaats;
  • Aanbevolen wordt het kappen van beplanting uit te voeren buiten het broedseizoen om verstoring van broedvogels te voorkomen. Indien voorafgaand aan het kappen van beplanting door een vogeldeskundige wordt geconstateerd dat vogels niet broeden in of nabij te kapen beplanting, dan kan ook tijdens het broedseizoen worden gekapt. Het aanvragen van een ontheffing is dan niet nodig.


Achtergrond
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.