direct naar inhoud van Regels
Plan: Leusden-west
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.123-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Leusden-west van de gemeente Leusden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0327.123-0401 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.8 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt binnen bestaande woning of bijbehorend bouwwerk door de bewoners;

1.9 bedrijf aan huis

het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • a. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  • b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,

in de woning en de bijbehorende bouwwerken;

1.10 bedrijfsgebouw:

niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of andere voorziening;

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf in dat gebouw of op dat terrein;

1.12 beroep aan huis:

het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, zoals kapsalon, schoonheidsspecialist en pedicure, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie;

1.13 bestaande bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie:

bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevi:

een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van kelder- en kapverdiepingen;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.25 carport

een overkapping, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven geheel of gedeeltelijk afgesloten c.q. afgedekte, en van ten hoogste twee aaneengebouwde wanden voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een voertuig;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 erker:

een uitbouw van een woning, meestal voorzien van een borstwering en aan meer zijden voorzien van een raamconstructie;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.30 oorspronkelijke woning:

de woning, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een ander oudtijds verworven recht, zonder nadien gerealiseerde voor bewoning bestemde uitbreidingen;

1.31 overkapping:

een voor mensen toegankelijk bouwwerk, bestaande uit een dak met de nodige ondersteuningen zonder of met ten hoogste één wand;

1.32 peil:
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.33 plaatsgebonden risico:

het in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.34 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel;

1.35 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.36 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.37 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.38 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.39 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1;
  • b. motor-, brom- en fietsenreparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - motor-, brom- en fietsenreparatiebedrijf';
  • c. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • d. beroep aan huis bij de bedrijfswoning;
  • e. tuinen, groen-, parkeer- en overige voorzieningen;

een en ander met uitzondering van:

  • 1. detailhandelsbedrijven, behoudens onder b bedoelde;
  • 2. horecabedrijven;
  • 3. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, zoals bedrijfs- en nutsgebouwen;
  • b. één bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en erf- of perceelafscheidingen.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkapping mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' nutsgebouwen worden gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer dan 20 m² mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
  • c. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage' of 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen of niet meer dan de bestaande inhoud indien die meer dan 600 m3 bedraagt;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage' of 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   10 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overkappingen luifels en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   5 m  

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Oppervlakte beroep aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in artikel 27 lid 27.3, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van andere bedrijven, niet zijnde detailhandels- of horecabedrijven, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 3.1.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • c. bedrijven van categorie 1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • d. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat uitsluitend horeca-activiteiten uit categorie I en II van de in Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten zijn toegestaan, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • f. beroep aan huis bij de bedrijfswoning of woning, en
  • g. bij een en ander behorende verkeers- en parkeer- en groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, en
  • b. andere bouwwerken.

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   12 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Oppervlakte beroep aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in artikel 27 lid 27.3, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van de functies genoemd in lid 4.1 sub a tot en met d op andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag;

De onder a genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de woonsituatie;
  • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • c. bedrijven van categorie 1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • d. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • e. sportvoorzieningen, zoals fitnesscentra en sportscholen, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • f. beroep aan huis bij de bedrijfswoning of woning, en
  • g. bij een en ander behorende verkeers- en parkeer- en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, en
  • b. andere bouwwerken.

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   12 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Oppervlakte beroep aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in artikel 27 lid 27.3, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van de functies genoemd in lid 5.1 sub a tot en met d op andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag;

De onder a genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de woonsituatie;
  • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, parken
  • b. watergangen en waterpartijen;
  • c. paden en andere ondergeschikte verhardingen;
  • d. speelplaatsen;
  • e. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens   12 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, en
  • b. andere bouwwerken, zoals speeltoestellen.
7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde voorziening behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   12 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

7.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 7.2.2, onder a, ten behoeve van het bouwen van fietsenhokken en bergingen buiten bouwvlakken, tot een bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 50 m².

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, onderwijs- en sportdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs',
  • b. cultureel centrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - cultureel centrum',
  • c. praktijkruimte ten behoeve van gezondheidszorg, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte',
  • d. wijk- en buurtcentrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - wijk- en buurtcentrum',
  • e. sportzaal, ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal', en
  • f. speelvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, en
  • b. andere bouwwerken, zoals speeltoestellen.
8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde voorziening behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)', 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   12 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

8.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 8.2.2, onder a, voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', ten behoeve van het bouwen van fietsenhokken en bergingen buiten bouwvlakken, tot een bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 50 m².

Artikel 9 Maatschappelijk - Zorgwonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorgwonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, zoals een verpleegtehuis, en
  • b. bij een en ander behorende groenvoorzieningen, parkeeraccommodatie en bij de bestemming behorende nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen dienstwoningen.

9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1, gelden de volgende eisen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde voorziening behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken -geen gebouwen zijnde-, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   12 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen,
  • b. parkeerterrein voor minimaal 18 parkeerplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'',
  • b. carport, ter plaatse van de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding-carport' en
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen, behoudens bestaande overkappingen.
10.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 10.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. van bijbehorende bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   2,7 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
open constructies voor de geleiding van planten   2 m  
vlaggenmasten   4 m  
overige andere bouwwerken   2 m  

10.3 Afwijking van de bouwregels
10.3.1 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 10.2.2, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan een woning, zoals erkers en ingangspartijen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m,
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m,
  • c. de oppervlakten mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6 m² voor hoekwoningen en twee-onder-een-kap-woningen, indien de uitbreiding niet rond de hoek van de woning plaatsvindt en voor aaneengebouwde en gestapelde woningen;
    • 2. 8 m² voor hoekwoningen en twee-onder-een-kap-woningen, indien de uitbreiding rond de hoek van de woning plaatsvindt;
    • 3. 10 m² voor vrijstaande woningen;
  • d. het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein mag niet worden verminderd.
10.3.2 Erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 10.2.2, ten behoeve van het bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn tot een bouwhoogte van 2 m, voor zover het betreft erfafscheidingen met een lengte van ten hoogste 1/3 van de afstand gemeten loodrecht uit de voorgevel van de woning op hetzelfde bouwperceel tot een maximum van 2 m.

De omgevingsvergunning als hiervoor bedoeld wordt alleen verleend indien plaatsing van een erfafscheiding geen onevenredige beperking van het uitzicht oplevert.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met maximaal twee rijstroken, met inachtneming van de aangegeven 'as van de weg',
  • b. in- en uitvoeg- en opstelstroken,
  • c. fiets- en voetpaden,
  • d. groen- en parkeervoorzieningen, waterpartijen, en
  • e. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken;
  • b. bruggen, viaducten en duikers, en
  • c. andere bouwwerken zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair.
11.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 11.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. van gebouwen als bedoeld in sublid 11.2.1, onder a, mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties   12 m  
bruggen en viaducten   6 m  
overige andere bouwwerken   4 m  

Artikel 12 Verkeer - Fiets- en voetpaden

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor fiets- en voetpaden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, zoals lichtmasten en informatieborden.

12.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 12.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties   12 m  
overige andere bouwwerken   4 m  

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met maximaal twee rijstroken,
  • b. in- en uitvoeg- en opstelstroken,
  • c. fiets- en voetpaden,
  • d. groen- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, waterpartijen, en
  • e. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken;
  • b. bruggen, viaducten en duikers, en
  • c. andere bouwwerken zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, speelobjecten en straatmeubilair.
13.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 13.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. van gebouwen als bedoeld in sublid 13.2.1, onder a, mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties   12 m  
bruggen en viaducten   6 m  
beeldende kunstwerken   5 m  
speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   4 m  

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen , waterpartijen en oeverstroken;
  • b. waterhuishouding, en
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. beroep aan huis,
  • c. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', en
  • d. tuinen en erven.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen,
  • b. bijbehorende bouwwerken, en
  • c. andere bouwwerken.
15.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 15.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen bouwvlakken mag het bebouwingspercentage 100% bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag de doorgangshoogte niet minder bedragen dan 3 m;

woningen

  • c. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, op de hierna aangegeven wijze:
    bouwwijze   ter plaatse van de aanduiding  
    aaneen, niet-gestapeld   'aaneengebouwd'  
    gestapeld   'gestapeld'  
    halfvrijstaand   'twee-aaneen'  
    vrijstaand   'vrijstaand'  
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan de goothoogte en bouwhoogte van de oorspronkelijke woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • e. op een oorspronkelijk plat afgedekte woning mag een kap met een hoogte van maximaal 4 m worden gebouwd, mits daardoor de bouwhoogte van de woning niet meer dan 12 m gaat bedragen;

bijbehorende bouwwerken

  • f. bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten bouwvlakken worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd' en 'twee-aaneen' mag van bijbehorende bouwwerken, die aan de oorspronkelijke woning zijn aangebouwd, de diepte buiten het bouwvlak, gemeten uit de bouwgrenzen en de verlengden daarvan niet meer dan 3 m bedragen of niet meer dan de bestaande diepte, indien die meer dan 3 m bedraagt;
  • h. ten hoogste 20% van de oppervlakte van een bouwperceel mag worden bebouwd, maar niet meer dan 80 m² per bouwperceel, niet meegerekend de oppervlakte van het bouwvlak;
  • i. van bijbehorende bouwwerken die vrijstaan van de oorspronkelijke woning mag:
    • 1. indien uitgevoerd met een plat dak, de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m;
    • 2. indien uitgevoerd met een kap, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen, terwijl de dakhelling niet meer dan 45° mag bedragen en niet uit horizontale dakvlakken mag bestaan;
  • j. van bijbehorende bouwwerken als bedoeld onder f, mag:
    • 1. indien uitgevoerd met een plat dak, de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. indien uitgevoerd met een kap en gebouwd aan de achterzijde van de oorspronkelijke woning, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,6 m bedragen;
  • k. bij woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', mogen bijbehorende bouwwerken slechts aan één kant naast de zijgevel van de woning en achter de woning worden gebouwd;

andere bouwwerken

  • l. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   2,7 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn
en overige andere bouwwerken  

2 m  
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bijbehorende bouwwerken een bouwhoogte van meer dan 2 m zullen krijgen, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van de bijgebouwen en overkappingen op de belendingen, waaronder op de bezonnings- en uitzichtsituatie.

15.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.2, onder f en onder i, sub 1, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken die aan de zijkant van de oorspronkelijke woning worden gebouwd, tot een bouwhoogte van 5 m.

15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 oppervlakte beroep aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in artikel 27, lid 27.3, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' de maximale oppervlakte 90 m² mag bedragen.

15.5.2 gebruik van bijbehorende bouwwerken

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het wonen in van de oorspronkelijke woning vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. beroep aan huis, en
  • c. tuinen en erven.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen,
  • b. bijbehorende bouwwerken, en
  • c. andere bouwwerken.
16.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 16.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen bouwvlakken mag het bebouwingspercentage 100% bedragen;

woningen

  • b. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, op de hierna aangegeven wijze:
    bouwwijze   ter plaatse van de aanduiding  
    aaneen, niet-gestapeld   'aaneengebouwd'  
    gestapeld   'gestapeld'  
    halfvrijstaand   'twee-aaneen'  
    vrijstaand   'vrijstaand'  
  • c. de goothoogte van woningen mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de oorspronkelijke woning vermeerderd met ten hoogste 1m en de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de oorspronkelijke woning vermeerderd met ten hoogste 1,5 m, doch in ieder geval niet meer dan een bouwhoogte van 12 m;
  • d. op een oorspronkelijk plat afgedekte woning mag een kap met een hoogte van maximaal 4 m worden gebouwd, mits daardoor de bouwhoogte van de woning niet meer dan 12 m gaat bedragen;

bijbehorende bouwwerken

  • e. bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten bouwvlakken worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd' en 'twee-aaneen' mag van bijbehorende bouwwerken, die aan de woning zijn aangebouwd, de diepte buiten het bouwvlak, gemeten uit de bouwgrenzen en de verlengden daarvan niet meer dan 3 m bedragen of niet meer dan de bestaande diepte, indien die meer dan 3 m bedraagt;
  • g. ten hoogste 20% van de oppervlakte van een bouwperceel mag worden bebouwd, maar niet meer dan 80 m² per bouwperceel, niet meegerekend de oppervlakte van het bouwvlak;
  • h. van bijbehorende bouwwerken die vrijstaan van de oorspronkelijke woning mag:
    • 1. indien uitgevoerd met een plat dak, de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m;
    • 2. indien uitgevoerd met een kap, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen, terwijl de dakhelling niet meer dan 45° mag bedragen en niet uit horizontale dakvlakken mag bestaan;
  • i. van bijbehorende bouwwerken als bedoeld onder f, mag:
    • 1. indien uitgevoerd met een plat dak, de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. indien uitgevoerd met een kap en gebouwd aan de achterzijde van de oorspronkelijke woning, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,6 m bedragen;
  • j. bij woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', mogen bijbehorende bouwwerken slechts aan één kant naast de zijgevel van de woning en achter de woning worden gebouwd;

andere bouwwerken

  • k. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   2,7 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn
en overige andere bouwwerken  

2 m  
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bijbehorende bouwwerken een bouwhoogte van meer dan 2 m zullen krijgen, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van de bijgebouwen en overkappingen op de belendingen, waaronder op de bezonnings- en uitzichtsituatie.

16.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 16.2.2, onder f en onder i, sub 1, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken die aan de zijkant van de oorspronkelijke woning worden gebouwd, tot een bouwhoogte van 5 m.

16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 oppervlakte beroep aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in artikel 27, lid 27.3, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².

16.5.2 gebruik van bijbehorende bouwwerken

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het wonen in van de oorspronkelijke woning vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

Artikel 17 Wonen - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. beroep aan huis, en
  • c. tuinen en erven.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen,
  • b. bijbehorende bouwwerken, en
  • c. andere bouwwerken.
17.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 17.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen bouwvlakken mag het bebouwingspercentage 100% bedragen;

woningen

  • b. woningen inclusief kelders tot een diepte van 3,5 m vanaf peil mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, op de hierna aangegeven wijze:
    bouwwijze   ter plaatse van de aanduiding  
    halfvrijstaand of vrijstaand   'twee-aaneen'  
    vrijstaand   'vrijstaand'  
  • c. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kelder' een kelder worden gebouwd tot een diepte van 3,5 m vanaf peil;

bijbehorende bouwwerken

  • e. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen bouwvlakken aan het hoofdgebouw worden gebouwd;

andere bouwwerken

  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   2,7 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn
en overige andere bouwwerken  

2 m  
17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 oppervlakte beroep aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in artikel 27, lid 27.3, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².

17.3.2 gebruik van bijbehorende bouwwerken

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het wonen in van de oorspronkelijke woning vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

Artikel 18 Wonen - Garage

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen ten behoeve van het stallen van motorvoertuigen en bergingen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. garageboxen.
18.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 18.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. garageboxen mogen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van één garagebox mag niet meer dan 24 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van garageboxen mag niet meer dan 3 m bedragen en indien garageboxen worden voorzien van een kap mag de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen, terwijl de dakhelling niet meer dan 45º mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van alle garageboxen in eenzelfde bestemmingsvlak gelijk moet zijn.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken in lid 18.2, die hetzij in de erfscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bouwwerken een bouwhoogte van meer dan 2 m krijgen, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van die bouwwerken op de belending(en), waaronder op de bezonnings- en uitzichtssituatie.

Artikel 19 Gemengd - Uit te werken

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, (aanleunwoningen en zelfstandige woningen),
  • b. maatschappelijke voorzieningen, zoals een verpleegtehuis en een kinderdagverblijf,
  • c. kantoren, en
  • d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, groenvoorzieningen, waterpartijen, parkeeraccommodatie en bij de bestemming behorende nutsvoorzieningen.
19.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders moeten het plan, voor zover betreft de gronden, als bedoeld in lid 19.1, in zijn geheel of in gedeelten uitwerken volgens de volgende bepalingen:

toegestane bouwwerken

  • a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van en behorende bij de in lid 19.1 bedoelde doeleinden;

bouwen

  • b. het bebouwingspercentage ten aanzien van het bestemmingsvlak mag niet meer dan 40% bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde aanbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. voor zover de gronden niet worden bebouwd mogen deze worden gebruikt voor parkeervoorzieningen, met dien verstande dat bij kantoorgebouwen, niet zijnde kantoorruimtes ten behoeve van andersoortige bedrijven, ten hoogste 1 parkeerplaats per 100 m² bruto vloeroppervlakte mag worden aangelegd.
19.3 Bouwregels

Zolang en voor zover een uitwerking nog geen rechtskracht heeft gekregen, mag in het desbetreffende deel van het plan niet worden gebouwd.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 19.3 indien het betreffende bouwwerk in overeenstemming is met het ontwerp van de uitwerking.

Artikel 20 Waarde - Archeologie hoge verwachting

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

20.2.2 uitzondering

Het bepaalde onder 20.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
20.2.3 verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 20.3.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
20.2.4 voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
20.2.5 weigering

De onder 2.2.1. bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van gras naar bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
20.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 20.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 20.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
20.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 20.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
20.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
20.3.5 Weigering

De onder 20.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

20.3.6 Uitzondering

Het in 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100m2.

Artikel 21 Waarde - Archeologie lage verwachting

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 21.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

21.2.2 uitzondering

Het bepaalde onder 21.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 10.000 m² bedraagt;.
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
21.2.3 verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 21.3.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
21.2.4 voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
21.2.5 weigering

De onder 21.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van gras naar bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
21.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 21.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 21.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
21.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 21.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
21.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 21.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
21.3.5 Weigering

De onder 21.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

21.3.6 Uitzondering

Het in 21.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste10.000m2.

Artikel 22 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

22.2 Bouwregels
22.2.1 archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 22.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

22.2.2 uitzondering

Het bepaalde onder 22.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 500 m² bedraagt;
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
22.2.3 verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 22.3.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
22.2.4 voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
22.2.5 weigering

De onder 22.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van gras naar bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.
22.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 22.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 22.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
22.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 22.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.
22.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
22.3.5 Weigering

De onder 22.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

22.3.6 Uitzondering

Het in 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Gelding bestaande afmetingen, afstanden en percentages

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

25.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  • c. onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;

tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Wetgevingszone - ontheffingsgebied andere functies dan wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' omgevingsvergunning te verlenen in afwijking het bepaalde in artikel 15, ten behoeve van het gebruiken en bebouwen voor:

  • a. kantoren;
  • b. maatschappelijke voorzieningen, zoals ten behoeve van instellingen terzake van verenigingsleven, religie, cultuur, onderwijs, opvoeding, fysieke en geestelijke volksgezondheid en andere bijzondere en openbare dienstverlening;
  • c. bedrijven, die:
    • 1. niet-vergunning of meldingplichtig op grond van de Wet milieubeheer;
    • 2. in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving,

met de bij een en ander behorende groen-, parkeer- en speelvoorzieningen, met dien verstande dat van elke vestiging ten behoeve van de genoemde activiteiten en voorzieningen de gezamenlijke vloeroppervlakte op de bestemming 'Wonen' niet meer dan 160 m² mag bedragen, en op het betreffende bouwperceel voorzien dient te worden in één parkeerplaats per 40 m² vloeroppervlakte,

mits de andere functies dan wonen:

  • geen horeca betreffen, en
  • eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteiten van de ter plaatse gevestigde andere functies dan wonen plaatsvindt.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

27.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning in afwijking van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken op een minimale afstand van 50 m tot woningen, tot een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld:
    • 1. dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie, en
    • 2. dat rekening gehouden wordt met het voorkomen van onevenredige hinder voor omwonenden en schade aan het landschap, cultuurhistorie en ecologie.
27.2 Bed and breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking het plan, ten behoeve van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van "bed and breakfast"- appartementen, -vakantieappartementen of -pension, in een woning en daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de vloeroppervlakte van de verblijfsrecreatieve voorzieningen niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt en in ieder geval niet meer dan 50 m²,
  • b. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.
27.3 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van bedrijf aan huis in de bedrijfswoning, de woning en de daarbij behorende bijhorende bouwwerken, mits:

  • a. het betreft bedrijven, die:
    • 1. niet-omgevingsvergunningplichtig voor milieu zijn, en
    • 2. in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. het betreft niet-publieksgericht bedrijfsvormen,
  • c. het geen horeca betreft;
  • d. eventuele detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse gevestigde bedrijf plaatsvindt;
  • e. de vloeroppervlakte van de bedrijfsmatige activiteiten niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt en in ieder geval niet meer dan 50 m2;
  • f. in de voortuin geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaats vindt, en
  • g. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaats vinden.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

28.1 Algemene wijzigingen
28.1.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt,

  • a. de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:
    • 1. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
    • 2. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven;
  • b. het gebruik en inrichting van gebouwen, welke zijn of mogen worden opgericht op gronden met de bestemming 'Maatschappelijk', te wijzigen zodanig, dat de gebouwen mogen worden ingericht en gebruikt voor:
    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. wonen;
    • 3. religie;
    • 4. sociaal-culturele doeleinden;
    • 5. gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening;
    • 6. verenigings-, jeugd en jongerenwerk;
    • 7. kantoren;

mits voldoende vaststaat, dat als gevold van dat andere gebruik geen onevenredige belasting van de woonomgeving ontstaat. Met het oog hierop dient, voordat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, in ieder geval een onderzoek te worden ingesteld naar de geluidsbelasting voor de woonomgeving en de te verwachten parkeerdruk.

28.1.2 Voorwaarden

Van de in sublid 28.1.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid mag:

  • a. slechts gebruik worden gemaakt indien aannemelijk is dat daardoor de gebruikswaarde danwel het woongenot voor belendende percelen niet onevenredig wordt aantast en mits toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet tot een aanmerkelijke aantasting van de structurele opzet van het plan en de stedenbouwkundige eenheid van het desbetreffende gedeelte van het plan zal leiden;
  • b. geen gebruik worden gemaakt indien een wijziging tot gevolg zou hebben dat de op grond van de Wet geluidhinder hoogst toelaatbare geluidsbelasting van woningen wordt overschreden, tenzij door het treffen van voorzieningen aan de woningen of op andere wijze binnen de hoogst toelaatbare waardes kan worden gebleven.
28.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Leusden-west.