Artikel 3 Centrum - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt is toegestaan;
-
horeca, met dien verstande dat uitsluitend horeca-activiteiten uit categorie I van de in BIJLAGE 1 Staat van horeca-activiteiten zijn toegestaan;
-
dienstverlening;
uitsluitend op de eerste bouwlaag,
en voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
uitsluitend op de overige bouwlagen,
en voor:
-
gebouwde parkeervoorzieningen;
uitsluitend in de kelder,
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, inritten voor parkeergarages e.d.;
-
water.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en niet meer dan 2 m daarachter en de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 8 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
Artikel 4 Centrum - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt is toegestaan en de oppervlakte van de supermarkt niet meer mag bedragen dan 1320 m2. ;
-
horeca, met dien verstande dat uitsluitend horeca-activiteiten uit categorie I van de in BIJLAGE 1 Staat van horeca-activiteiten zijn toegestaan;
-
dienstverlening;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - laad en losplaats' is uitsluitend laden en lossen toegestaan;
uitsluitend op de eerste bouwlaag,
en voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
uitsluitend op de overige bouwlagen,
en voor:
-
gebouwde parkeervoorzieningen;
uitsluitend in de kelder,
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, inritten voor parkeergarages e.d.;
-
water.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en niet meer dan 2 m daarachter en de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 8 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel, niet zijnde een supermarkt;
-
horeca, met dien verstande dat uitsluitend horecabedrijven uit categorie I en II van BIJLAGE 1 Staat van horeca-activiteiten zijn toegestaan en de oppervlakte van horecabedrijven uit categorie II niet meer bedraagt dan 135 m2;
-
dienstverlening;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - apotheek' is tevens een apotheek toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn uitsluitend maatschappelijke voorzieningen toegestaan;
uitsluitend op de eerste bouwlaag,
en voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
uitsluitend op de overige bouwlagen,
en voor:
-
gebouwde parkeervoorzieningen;
uitsluitend in de kelder,
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, inritten voor parkeergarages e.d.;
-
water.
5.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en niet meer dan 2 m daarachter en de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 8 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' voor andere functies dan maatschappelijke voorzieningen.
5.5 Afwijking van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 ten behoeve van het toestaan van functies welke zijn opgenomen in lid 5.1, anders dan de maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', met dien verstande dat:
-
de functiewijziging uitsluitend op de eerste bouwlaag plaatsvindt;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeers- en parkeersituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel, niet zijnde een supermarkt;
-
dienstverlening;
-
horeca, met dien verstande dat uitsluitend horecabedrijven uit categorie I BIJLAGE 1 Staat van horeca-activiteiten zijn toegestaan;
uitsluitend op de eerste bouwlaag,
en voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
uitsluitend op de overige bouwlagen,
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, inritten voor parkeergarages e.d.;
-
water.
6.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en niet meer dan 2 m daarachter en de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 8 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
Artikel 7 Gemengd - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dienstverlening;
-
sportvoorzieningen;
-
kantoren;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
wonen, al dan niet in combinatie met beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, inritten voor parkeergarages e.d.;
-
water.
7.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van aanbouwen en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
1. aanbouwen en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m² bedragen, overkappingen tot een oppervlakte van 20 m² worden niet meegerekend.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en niet meer dan 2 m daarachter en de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 8 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
ontsluitingsmogelijkheden voor de aangrenzende woningen ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
wandel- en fietspaden;
-
water.
8.2 Bouwregels
-
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
wonen, al dan niet in combinatie met beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
en voor:
-
gebouwde parkeervoorzieningen;
uitsluitend in de kelder,
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, inritten voor parkeergarages e.d.;
-
water.
9.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de bouwhoogte van de arcade mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen,
-
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
Artikel 10 Maatschappelijk - Religie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een religieuze instelling;
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, inritten voor parkeergarages e.d.;
-
water.
10.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en niet meer dan 2 m daarachter en de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 8 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 sub a.1 ten behoeve van het bouwen van fietsenstallingen en bergingen buiten het bouwvlak, tot een hoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 50 m².
Artikel 11 Maatschappelijk - Zorgwonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Zorgwonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
zorgwoningen;
-
medische en sociaal - medische voorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, inritten voor parkeergarages e.d.;
-
water.
11.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van aanbouwen en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
1. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
2. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 70 m² bedragen.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en niet meer dan 2 m daarachter en de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 8 m.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
-
erf;
-
parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
met de daarbij behorende:
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
12.2 Bouwregels
-
het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
-
voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m.
Artikel 13 Verkeer - Verblijf
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen;
-
voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
terrassen;
-
toeritten naar parkeergarages;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
water.
13.2 Bouwregels
-
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 m;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden te wijzigen in:
-
de bestemming 'Gemengd - 3', met dien verstande dat:
-
de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1';
-
de doorstroming van het verkeer niet wordt belemmerd;
-
er geen negatieve gevolgen zijn voor de verkeersveiligheid;
-
het bepaalde in artikel 7 van overeenkomstige toepassing is;
-
-
de bestemming 'Centrum - 1', met dien verstande dat:
-
de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3';
-
de gronden worden voorzien van de aanduiding 'supermarkt';
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m;
-
het bepaalde in artikel 3 van overeenkomstige toepassing is.
-
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum' aantal wooneenheden' is opgenomen, het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven;
-
beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke brutovloeroppervlakte , in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in lid 13.5, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
-
tuinen en erven;
-
speel- en groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
14.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven;
3. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de hoofdgebouwen aaneen gebouwd te worden gebouwd, met dien verstande dat de diepte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m;
4. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'twee - aaneen' dienen de hoofdgebouwen twee aaneen of vrijstaand te worden gebouwd, met dien verstande dat de diepte van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 12 m;
5. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.
b. Voor het bouwen van aanbouwen en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
1. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
2. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m² bedragen, overkappingen tot een oppervlakte van 20 m² worden niet meegerekend.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
1. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen voor (het verlengde van) de voorgevel van een woning en niet meer dan 2 m daarachter en de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 8 m.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
a. de situering van bijgebouwen en overkappingen;
b. de situering en de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
-
de uitoefening van bedrijf aan huis.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.4 onder a ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
-
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in lid 14.1 sub b, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
-
het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
-
behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
-
-
de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en de omgeving niet onevenredig aantasten en daardoor geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen.
Artikel 15 Waarde - Archeologie 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
-
dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende voorschriften worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
-
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
15.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ophogen van de bodem;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, egaliseren en ontginnen.
-
-
Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 100 m² en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
-
activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
-
activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
-
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
-
aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
-
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
-
Artikel 16 Waarde - Archeologie 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,5 m wordt uitgevoerd:
-
dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende voorschriften worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
-
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ophogen van de bodem;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, egaliseren en ontginnen.
-
-
Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 100 m² en de activiteit op minder dan 0,5 m diepte wordt uitgevoerd;
-
activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
-
activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
-
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
-
aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
-
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
-