direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuwbouw Wegwijzer Den Oord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0321.0550WEGWIJZERDO-VSBP

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0321.0550WEGWIJZERDO-VSBP;

1.2 plan:

het bestemmingsplan "Nieuwbouw Wegwijzer Den Oord" van de gemeente Houten;

1.3 verbeelding:

de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0321.0550WEGWIJZERDO-VSBP;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.7 beroep- en bedrijf-aan-huis:

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan het voeren van een:

  • a. een horecabedrijf;
  • b. een prostitutiebedrijf;
  • c. detailhandelvestiging, met uitzondering van een webwinkel en/of verkoop van behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
1.8 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep aan huis;

1.19 erfbebouwing:

bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.20 erfgrens:

de grens van een (bouw)perceel;

1.21 erfscheiding:

constructie van hout, steen, metaal of ander (bouw-)materiaal, die is geplaatst op de erfgrens en die gelet op de situering en het doel daarvan, dient als afscheiding van het bouwperceel met andere (bouw)percelen;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 maaiveld:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.25 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;.

1.26 ontmoetingsruimte:

een ruimte in een gebouw voor het bijeenkomen van bewoners van dat gebouw;

1.27 peil:

de hoogte van de weg, waar deze het dichtst bij de hoofdingang van het hoofdgebouw is gesitueerd, + 0,2 meter;

1.28 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.29 prostitutiebedrijf:

prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen;

1.30 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.31 voorgevelrooilijn:

de snijlijn van de voorgevel van het hoofdgebouw of hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde daarvan;

1.32 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.33 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonschip, of -ark;

1.34 zelfstandig wonen:

het bewonen van een zelfstandige woonruimte;

1.35 zelfstandige woonruimte:

woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetmethode
2.1.1 lengte, breedte en diepte van bouwwerken

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;

2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk , met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de (fictieve) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een gebouw of van een overig bouwwerk;

2.1.6 onderlinge afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Uitzonderingen
2.2.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. beeldende kunst;
  • c. kunstwerken en straatmeubilair;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. (ondergrondse) afvalsystemen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen in de vorm van voet- en fietspaden;
  • i. in- en uitritten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 3.2.2 en 3.2.3 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend nutsgebouwen moge worden gebouwd en gelden en de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

3.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte niet meer dan:

  • a. 4,5 meter mag bedragen voor lantaarnpalen;
  • b. 3 meter mag bedragen voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Tuin - Voortuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin - Voortuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortuinen, erven en verhardingen;
  • b. in- en uitritten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.2 Bouwwerken

Op of in deze gronden mogen uitsluitend erfafscheidingen worden gebouwd met dien verstand dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter.

Artikel 5 Verkeer - Wegverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer en verblijf, waaronder parkeren;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. (ondergrondse) afvalsystemen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

5.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt, dat de hoogte van:

  • a. lantaarnpalen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 meter mag bedragen.

Artikel 6 Wonen - Gestapeld

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Gestapeld" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandig wonen, daaronder begrepen beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' een gezamenlijke ontmoetingsruimte;
  • c. tuinen, erven en verhardingen,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen moeten in gestapelde vorm worden gebouwd;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • f. de oppervlakte van de gezamenlijke ontmoetingsruimte als bedoeld in lid 6.1, sub b mag niet meer dan 100 m² bedragen.

6.2.3 Parkeren

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' geldt dat een ondergrondse parkeergarage is toegestaan met dien verstande dat:

  • a. de bouwdiepte onder maaiveld niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  • b. de parkeergarage met uitzondering van de entrees maximaal 1,2 meter boven maaiveld mag worden gebouwd en niet meer dan 3,8 meter boven N.A.P. mag worden gebouwd.

6.2.4 Erfbebouwing - Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt dat:

  • a. op of in deze gronden uitsluitend galerijen mogen worden gebouwd voorover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, met dien verstande dat:
    • 1. de overschrijding van de bouwgrens niet meer mag bedragen dan 2 meter;
    • 2. aan de buitenzijde van gebouwen geen galerijen mogen worden gebouwd;
  • b. buiten het bouwvlak voor het overige geen bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd.

6.2.5 Erfbebouwing - Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 1 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Beroep aan huis

Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in lid 6.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van behandelinggerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. de activiteit dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één ondersteunend personeelslid.
  • g. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.
6.3.2 Sociale huur

Het percentage sociale huurwoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale huur' bedraagt niet minder dan 100%.

6.3.3 Verboden gebruik

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. de gezamenlijke ontmoetingsruimte als bedoeld in lid 6.1, sub b ten behoeve van feesten en partijen;
  • b. de zolderverdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' voor het wonen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Prostitutie

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven.

8.2 Parkeren - voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Houten vastgesteld op 11 februari 2014.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels zodat zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte kan worden omgezet, mits:

  • a. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Houten vastgesteld op 11 februari 2014;
  • b. minimaal 5 m² berging aanwezig is per onzelfstandige woonruimte.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels bestemmingsplan Nieuwbouw Wegwijzer Den Oord".