direct naar inhoud van Regels
Plan: Leebrug II 2e fase Noord
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0321.0350LB2F2NOORD-VSUP

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De begrippen van het bestemmingsplan Koppeling-De Schaft zijn van kracht voor dit uitwerkingsplan. In aanvulling hierop gelden de volgende begrippen.

1.1 plan

het uitwerkingsplan 'Leebrug II 2e fase Noord' met identificatienummer NL.IMRO.0321.0350LB2F2NOORD-VSUP van de gemeente Houten.

1.2 uitwerkingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 gevellijn

een geometrisch bepaald figuur, waarmee ingevolge de regels de voorzijde van de woning wordt bepaald. De woning mag in de gevellijn of achter de gevellijn worden gebouwd.

1.4 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.5 voorgevelrooilijn

de (denkbeeldige) lijn in en in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan één geval gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in en in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

1.6 zelfstandig wonen

het bewonen van een zelfstandige woonruimte.

1.7 Zelfstandige woonruimte

woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

De meetvoorschriften van het bestemmingsplan Koppeling-De Schaft zijn van kracht voor dit uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. speelvoorzieningen;
  • c. verkeer en verblijf, in de vorm van voet- en fietspaden, (calamiteiten)ontsluitingen, kunstwerken en straatmeubilair;
  • d. (ondergrondse) afvalsystemen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming van de in lid 3.2.2 genoemde regels.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 4 Tuin - Voortuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Voortuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortuinen, erven en verhardingen;
  • b. erkers, voordeurluifels of kliko-ombouw behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  • c. educatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming van de in lid 4.2.2 genoemde regels.

4.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erkers zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    • 2. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming bedraagt;
    • 3. de erker buiten de hoek van 45 graden van de gevel van de naastgelegen woning blijft (de vrije uitzichthoek wordt uitgezet vanuit het snijpunt van voorgevel en erfgrens);
    • 4. de maximale diepte van de erker 1,2 m mag bedragen;
  • b. voordeurluifels zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    • 2. de oppervlakte maximaal 2 m² bedraagt.
  • c. kliko-ombouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte en de bouwhoogte maximaal 2 m² respectievelijk 1,4 m bedraagt;
    • 2. per woning maximaal 1 kliko-ombouw gerealiseerd mag worden.
  • d. erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan tot maximaal 1 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede hydrologische inpassing;
  • d. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.

Artikel 5 Verkeer - Wegverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer en verblijf, waaronder parkeren;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorziening;
  • c. nutsvoorzieningen, uitgezonderd zendmasten;
  • d. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming van de in lid 5.2.2 genoemde regels.

5.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.

 

Artikel 6 Wonen - Aaneengebouwd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Aaneengebouwd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandig wonen, daaronder begrepen een beroep- en bedrijf-aan-huis;
  • b. educatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs'.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming van de in lid 6.2.2 tot en met 6.2.5 genoemde regels.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen moeten in aaneengebouwde vorm worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte';
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte'.
6.2.3 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van ondergrond bouwen gelden de volgende regels:

  • f. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • g. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
  • h. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • i. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
6.2.4 Erfbebouwing - Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met een maximum van 50 m²;
  • c. de goot- en de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen maximaal 3,2 respectievelijk 6 meter;
  • d. voor zover een aanbouw en bijgebouw wordt afgedekt met een kap is de dakhelling identiek aan de dakhelling van het hoofdgebouw op het bouwperceel.
6.2.5 Erfbebouwing - Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken,geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. overige bouwwerken,geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen van welke de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede hydrologische inpassing;
  • d. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Beroep en bedrijf aan huis

Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in lid 6.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. behandelinggerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    • 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. de activiteit dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één ondersteunend personeelslid.
  • g. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.
6.4.2 Parkeervoorzieningen

Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate te worden gerealiseerd en gehandhaafd, waarbij per woning minimaal 2 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.4.2 mits:

  • a. op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 7 Wonen - Gestapeld

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Gestapeld" aangewezen gronden zijn bestemd voor zelfstandig wonen, daaronder begrepen een beroep - en bedrijf aan huis.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming van:

  • a. de in lid 7.2.2 tot en met 7.2.5 genoemde regels;
  • b. de aangegeven bouwaanduidingen.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen moeten in de vorm van een woongebouw worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte';
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte'.
7.2.3 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van ondergrond bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;'
  • d. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
7.2.4 Erfbebouwing - Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' geen bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met een maximum van 50 m²;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,2 meter;
  • d. voor zover een aanbouw en bijgebouw wordt afgedekt met een kap is de dakhelling identiek aan de dakhelling van het hoofdgebouw op het bouwperceel.
7.2.5 Erfbebouwing - Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken,geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. overige bouwwerken,geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen van welke de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede hydrologische inpassing;
  • d. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Beroep aan huis

Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in lid 7.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. behandelinggerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    • 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. de activiteit dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één ondersteunend personeelslid.
  • g. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.
7.4.2 Parkeervoorzieningen

Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate te worden gerealiseerd en gehandhaafd, waarbij per woning de volgende parkeernormen gelden:

type woning     parkeernorm    
bejaardenwoning     0,8    
seniorenwoning     1,2    
huur (laag)     1,3    
huur (hoog) en koop (laag)     1,5    
koop (midden)     1,7    
koop (duur)     1,9    

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.4.2 mits:

  • a. op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2' legt een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • c. In de situatie als bedoeld in het lid 8.2, sub b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (in situ-behoud); of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Lid a, b en c zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in 8.3.2 is het verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte van 500 m² of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 m;
  • d. het egaliseren van gronden;
  • e. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 0,5 m onder peil;
  • g. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder peil.
8.3.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het uitwerkingsplan.
8.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
  • b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven; dan wel
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind; dan wel
  • c. van de verbeelding wordt verwijderd;

voor zover de uit archeologisch onderzoek geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De algemene regels van het bestemmingsplan Koppeling-De Schaft blijven onverminderd van kracht. In aanvulling hierop gelden de volgende algemene regels.

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.2 Overige afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels:

  • a. het gebruik van een bestaand bijgebouw ten behoeve van wonen of het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij een woning, mits:
    • 1. de medische/sociale urgentie wordt aangetoond;
    • 2. de tijdelijkheid wordt vastgelegd;
    • 3. geen extra bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd worden;
    • 4. de nieuwe situatie geen belemmering vormt voor omwonenden en bedrijven;
    • 5. het bouwwerk ondergeschikt is aan de woning, met een maximale maat van 80 m².

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan Leebrug II 2e fase Noord.