a. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate te worden gerealiseerd en gehandhaafd, waarbij per woning de volgende parkeernormen gelden:
1. twee-aan-een gebouwde woningen: 1,7;
2. aaneengebouwde woningen: 1,5.
b. Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, mits:
1. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
2. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.