direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Bestemmingsplan Loerik VI-Albers Pistoriusweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0321.0280BPLOERIKVI-VAST

4.2 Bodem

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient inzicht te bestaan in de bodemkwaliteit ten einde de geschiktheid van de bodemkwaliteit voor de beoogde (nieuwe) bestemming te kunnen aantonen, alsmede de consequenties voor de uitvoerbaarheid van het plan te kunnen beoordelen. Bij de actualisatie van het bestemmingsplan is het van belang dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Een optimale afstemming tussen bodemkwaliteit en functie is belangrijk om het opleggen van gebruiksbeperkingen te voorkomen. Binnen het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd, dat hieronder wordt beschreven.

Verkennend bodemonderzoek (CSO, 17 december 2012, nr.12M404.1)

Dit rapport is als bijlage 1 bijgevoegd. De belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek zijn onderstaand weergegeven:

  • Op het terrein aan de Beusichemseweg 3-3a is ter plaatse van één asbestgat een puinlaag van circa 0,3 meter aanwezig. Ter plaatse zijn in de puinlaag asbesthoudende platen aangetroffen. Het gewogen gehalte aan asbest in de puinlaag ter plaatse komt hierdoor op 158 mg/kg. Dit gehalte overschrijdt hiermee de hergebruiksnorm voor asbest. Aangezien het geen bodem betreft maar een puinlaag, is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de puinlaag ter plaatse van de overige asbestgaten is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen.
  • Op het overige terrein zijn plaatselijk sporen puin tot matige bijmengingen met puin en baksteen en resten slib in de bodem aangetroffen.
  • Ter plaatse van de bedrijfswoning aan de Beusichemseweg 3a is een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. In de kleiige grond onder de puinlaag is een sterke verontreiniging met OCB's aanwezig. De sterke verontreiniging is middels mengmonsters horizontaal en verticaal uitgekarteerd. Het volume sterk verontreinigde grond wordt geschat op circa 50 m3 (opp. ca. 120 m2; dieptetraject 0,4 m). De sterke verontreiniging met OCB's levert geen onaanvaardbare humane risico's en hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.
  • In de kleiige, zintuiglijk schone toplaag op de gehele onderzoekslocatie zijn licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood, DDD en/of DDE aanwezig. De in 2008 aangetroffen sterke verontreinigingen met OCB's op het terrein aan de Albers Pistoriusweg 1 is hiermee voldoende in kaart gebracht.
  • In de zintuiglijk schone ondergrond is maximaal een licht verhoogd gehalte aan DDE aanwezig.
  • In het grondwater zijn maximaal licht verhoogde concentraties barium aanwezig.
  • De waterbodem van de grotendeels droogstaande sloot mag verspreid worden over aangrenzend perceel.

Conclusie

Op basis van het infiltratieonderzoek kan worden gesteld dat binnen het perceel de bodemdoorlatendheid varieert van slecht tot goed doorlatend. In het kader van de toekomstige inrichting van het gebied dient ten behoeve van eventuele infiltratievoorzieningen rekening gehouden te worden met de lokale bodemopbouw.

De hypothese dat de bovengrond verdacht is voor verontreiniging met bestrijdingsmiddelen kan worden geaccepteerd. De hypothese dat de ondergrond onverdacht is voor bodemverontreiniging dient formeel te worden verworpen vanwege het aangetoonde licht verhoogde gehalte aan DDE.

De aangetoonde sterke verontreiniging met OCB's brengt beperkingen met zich mee voor de voorgenomen ontwikkelingen. In de huidige situatie en ook bij het toekomstige gebruik Wonen met tuin zijn er echter geen onaanvaardbare risico's aanwezig.

De aangetoonde licht verhoogde gehalten brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen risico's met zich mee bij het voorgenomen gebruik wonen met tuin.

Een nader onderzoek naar de verontreiniging met asbest in puin en naar de verontreiniging met bestrijdingsmiddelen wordt niet noodzakelijk geacht. De volgende aanbevelingen zullen worden opgevolgd:

  • in het kader van de ontwikkeling van het gebied de verontreiniging met asbest in puin verwijderen en de sterke verontreiniging met bestrijdingsmiddelen saneren op basis van een BUS-melding of saneringsplan. Indien ter plaatse van de sterke verontreiniging met bestrijdingsmiddelen geen inrichtingsmaatregelen plaatsvinden, kan deze verontreiniging eventueel blijven liggen, omdat het geen spoedeisend geval van ernstige verontreiniging betreft. In de huidige situatie leveren de verontreiniging met asbest in puin en de sterke verontreiniging met bestrijdingsmiddelen geen onaanvaardbare humane risico's op. De verontreinigingen zijn onder een klinkerverharding gelegen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen van het terrein dient rekening te worden gehouden met de verontreinigingen met asbest en bestrijdingsmiddelen.
  • Bij grondverzet dient rekening te worden gehouden dat de toplaag (0,0-03 m-mv) waarschijnlijk grotendeels valt in klasse Industrie volgens het Besluit bodemkwaliteit, vanwege verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen.
  • Opgemerkt zij dat een verkennend bodemonderzoek geen erkend bewijsmiddel is voor de kwaliteit van toe te passen grond. De kwaliteit van toe te passen grond dient bepaald te worden door middel van een partijkeuring volgens Besluit bodemkwaliteit.
  • Er gelden wettelijke beperkingen bij het verplaatsen en elders toepassen van (licht) verontreinigde grond, welke kunnen leiden tot extra kosten. Bij grondverzet (licht) wordt verontreinigde grond zoveel mogelijk op de locatie zelf gelaten.