Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Griend
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0321.0190BPDEGRIEND-ONHR

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte: Ruimte voor ontwikkeling
De ‘Nota Ruimte: Ruimte voor ontwikkeling’ (de Nota Ruimte) is in februari 2006 in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (en de actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte.
De in de Nota Ruimte vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de ‘Gebiedsgerichte Economische Perspectieven’ en het ‘Actieplan Bedrijventerreinen’, de ‘Agenda Vitaal Platteland’ en het daarbij behorende meerjarenprogramma ‘Groene ruimte’ en het actieprogramma voor ruimte en cultuur.
 
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:
  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.
Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht, ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het Rijk en de decentrale overheden. Hierbij wordt uitgegaan van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op 'ontwikkelingsplanologie' en minder op 'toelatingsplanologie'. Daarnaast is het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied.
 
In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Om de kwaliteit te waarborgen is voor geheel Nederland een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen omdat deze gebieden en netwerken voor het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. Voor deze gebieden draagt het Rijk dan ook in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid.
 
Planspecifiek
In figuur 4 is te zien waar onderhavige planlocatie is gelegen ten opzichte van de nationale stedelijke netwerken. De locatie ligt in het Nationaal stedelijk netwerk "Randstad Holland". Door het nationale karakter van de Nota Ruimte en de kleine schaal van onderhavig plan, heeft dit bestemmingsplan nauwelijks raakvlak met het nationaal beleid. Toch kan worden geconcludeerd dat onderhavig plan in overeenstemming is met de Nota Ruimte, doordat het in zeer beperkte mate bijdraagt aan het behouden van de economische diversiteit en vanwege het optimaal benutten van de ruimte binnen de Randstad Holland.
 
Figuur 4: Nationale stedelijke netwerken, Ligging plangebied nabij pijl
3.1.2 AMvB Ruimte
Met de invoering van de Wro in juli 2008 is de directe doorwerking van de Nota Ruimte komen te vervallen. Dit betekent dat het niet meer wettelijk verplicht is dat bestemmingsplannen in overeenstemming zijn met het beleid uit de Nota Ruimte. Om dit te ondervangen is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (de AMvB Ruimte) opgesteld en op 29 mei 2009 vastgesteld door het kabinet. De AMvB Ruimte omvat ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken tot in bestemmingsplannen.
 
Door middel van de AMvB Ruimte wil het Rijk kenbaar maken aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Daarnaast kan in de AMvB Ruimte provincies opgedragen worden bepaalde thema’s verder uit te werken of te borgen in een provinciale verordening, waar de gemeenten zich wederom aan dienen te houden bij het opstellen van een bestemmingsplan.
 
De AMvB Ruimte wordt in twee fases vastgesteld. In de eerste fase wordt aangegeven dat de regels in acht moeten worden genomen tot bij het eerstvolgende besluit tot vaststelling of wijziging van het planologisch regime. Het Rijk heeft besloten om in de eerste fase nog geen nieuwe beleidskoers op te nemen in de AMvB Ruimte; deze volgt pas bij de tweede fase van de invoering, die naar verwachting in 2011 wordt vastgesteld. De AMvB Ruimte houdt tot die tijd de koers aan van de Nota Ruimte.
 
Planspecifiek
Onderhavig plan omvat de bouw van dertien woningen. Om de realisatie van deze woningen mogelijk te maken zal de aanwezige bedrijfsbebouwing worden gesaneerd. Hierdoor zal er in de toekomstige situatie minder verharding in het plangebied aanwezig zijn. Daarnaast wordt met de toekomstige activiteiten ruimte gemaakt voor de stimulering van natuur, door middel van het natuurgebiedje. Verder is het gebied gelegen aan de rand van de dorpskern Schalkwijk. Een van de hoofdlijnen van het AMvB is het bundelen van verstedelijking. Het concentreren van nieuwe bebouwing zorgt voor meer open ruimte, waardoor de variatie tussen stad en land behouden blijft. Het slopen van bedrijfsactiviteiten en het terugbouwen van woningen zorgt voor een duidelijkere afscheiding tussen stad en land. Hierdoor sluit het plan in hoofdlijnen aan op de AMvB ruimte.
 
3.1.3 Vierde nota Waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding zet de strategie door van integraal waterbeheer die is ingezet in de Derde Nota Waterhuishouding. De wateroverlast die in de negentiger jaren is ontstaan heeft echter tot het inzicht geleid dat maatregelen, die herhaling moeten voorkomen, meer inhouden dan het verhogen van dijken. De Vierde Nota Waterhuishouding pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk.
 
Planspecifiek
Het plan heeft een gunstige invloed op de waterhuishouding. Het verhard oppervlak binnen de planlocatie zal door de verplaatsing van het bedrijf en de sloop van de bedrijfsopstallen en het verwijderen van de betonplaten substantieel afnemen, waardoor er meer water in de grond zal infiltreren. Het plan heeft derhalve een positief effect op de waterhuishouding. Op het aspect water wordt in de waterparagraaf (paragraaf 4.8) nog verder ingegaan.
3.1.4 Nationaal Milieubeleidsplan 3 & 4
Het NMP 3 bevat het milieubeleid voor de korte termijn, met een doorkijk tot 2010. Voor het milieubeheer wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. Brongerichte maatregelen (onderscheiden in emissiegerichte volumegerichte en structuurgerichte maatregelen) hebben de voorkeur boven effectgerichte maatregelen. In het NMP 3 wordt aangegeven wat van de doelgroepen landbouw, verkeer en vervoer, industrie, milieubedrijven en maatschappelijke en milieuorganisaties wordt verwacht om aan het milieubeheer bij te dragen. Op 13 juni 2001 is het NMP 4 ‘Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’ verschenen. Het NMP 4 kijkt vooruit naar het jaar 2030. Er worden zeven grote milieuproblemen benoemd: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de gezondheid, externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico’s. Over het algemeen bevat het NMP 4 geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.
 
Planspecifiek
Onderhavig plan veroorzaakt geen achteruitgang op het vlak van milieu ten opzichte van het huidige gebruik van de locatie. Bovendien valt de bestemming wonen niet binnen de genoemde doelgroepen. Het NMP 4 geeft geen concrete maatregelen of criteria waaraan het plan moet voldoen. Vanuit het perspectief van het nationaal milieubeleidsplan 3 en 4 bestaat er dan ook geen bezwaar ten aanzien van het plan.