Plan: | Rijksweg 3, Eemnes |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0317.EMSRijksweg3OVU-Va01 |
Op de locatie aan de Rijksweg 3 te Eemnes is De Plantage BV gevestigd. Dit bedrijf is gespecialiseerd in het opkweken van fruitbomen (voornamelijk oude rassen / hoogstammen) die uiteindelijk gerooid en verkocht worden. Door de toegenomen vraag naar oude fruitbomen is er behoefte aan een uitbreiding van het bedrijf en bijhorende activiteiten. Bovendien wordt het bedrijf veelvuldig geplaagd door inbraken en diefstal van materialen, vanwege de afgelegen ligging nabij de Rijksweg A1.
De stalling van machines en de opslag van materialen, meststoffen en machinebrandstof vindt thans gedeeltelijk plaats onder een overkapping met zeecontainer die centraal op het terrein gesitueerd is. Omdat dit zowel ruimtelijk als functioneel niet ideaal is, is de initiatiefnemer voornemens een veldschuur met een oppervlakte van circa 250 m² te realiseren, die een ensemble gaat vormen met de bestaande schaapskooi op het terrein. Daarnaast is de initiatiefnemer voornemens om de kwekerij uit te breiden, tot circa 11.000 m², met het perceel L712 (rechtstreeks toegestaan in het vigerende bestemmingsplan).
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen "Buitenrand 2012" en "Buitenrand herziening 2017", omdat ter plaatse geen nieuwe gebouwen zijn toegestaan. De gemeente Eemnes heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een afwijkingsbesluit (artikel 2.1, eerste lid, onder c juncto artikel 2.12 eerste lid, onder a, ten derde van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). Dat betekent dat de aanvraag om omgevingsvergunning vergezeld moet gaan van een ruimtelijke onderbouwing.
De aanvraag om omgevingsvergunning bevat meerdere activiteiten. Voorliggend rapport bevat de ruimtelijke onderbouwing voor de activiteit 'Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening'. In deze ruimtelijke onderbouwing zijn een ruimtelijke, planologische, (milieu)technische en economische afweging opgenomen.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de projectgrens van voorliggende ruimtelijke onderbouwing ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Eemnes, sectie L, nummers 712, 713, 1639 en 1640. De oppervlakte van het projectgebied bedraagt circa 11.000 m². De gronden zijn eigendom van de initiatiefnemer.
Ter plaatse van het projectgebied vigeert het bestemmingsplan "Buitenrand 2012", vastgesteld door de gemeenteraad op 24 februari 2014. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het projectgebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het projectgebied geldt de bestemming 'Agrarisch - 2'. De gronden zijn onder meer aangewezen voor:
Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - 2' is gedeeltelijk een bouwvlak gesitueerd. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, conform de aanwezige maatvoeringsaanduiding (maximum bouwhoogte 5 m, maximum goothoogte 3 m). Ter plaatse van het projectgebied is de bouw van overige bijgebouwen niet toegestaan.
Tevens bevat het projectgebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen met een diepte van meer dan 0,3 meter onder maaiveld over een oppervlakte van meer 200 m². In paragraaf 5.2.1 is opgenomen hoe met het aspect archeologie is omgegaan.
Conclusie
Het bouwplan kan niet worden uitgevoerd op basis van het vigerend bestemmingsplan.
Op 3 juli 2017 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Buitenrand partiële herziening 2017" vastgesteld. Dit bestemmingsplan bevat geen herziening van de voor onderhavig project relevante regels.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het projectgebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en projectgebied weer.
PROJECTGEBIED IN DIRECTE OMGEVING
Onderhavig projectgebied is gelegen op de locatie aan de Rijksweg 3 in het buitengebied van de gemeente Eemnes. Deze locatie is gesitueerd direct ten noorden van het verkeersknooppunt Eemnes (kruising A1 en A27). Ter plaatse van het projectgebied is 'De Plantage BV' gevestigd. Dit bedrijf is gespecialiseerd in het opkweken van fruitbomen (voornamelijk oude rassen / hoogstammen) die uiteindelijk gerooid en verkocht worden. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de huidige situatie weer.
HUIDIGE SITUATIE PROJECTGEBIED
In de directe omgeving van het projectgebied is naast het verkeersknooppunt Eemnes (ten zuiden van de locatie) ook de golfbaan 'Goyer Golf & Country Club' gesitueerd (ten noorden van de locatie). Ten westen van de locatie bevindt zich de provinciegrens tussen de provincies Utrecht en Noord-Holland.
Zoals reeds benoemd is het projectgebied thans in gebruik als kwekerij. Binnen het projectgebied is qua bebouwing een schaapskooi en de reeds benoemde zeecontainer aanwezig.
Het projectgebied wordt in de huidige situatie middels één uitrit, ter hoogte van de schaapskooi, ontsloten op de Rijksweg. De Rijksweg betreft tegenwoordig een, hoofdzakelijk voor bestemmingsverkeer gebruikte, randweg in het buitengebied van de gemeente Eemnes. Door dit gebruikt kan worden aangenomen dat de verkeersintensiteit relatief laag is.
In de huidige situatie is het projectgebied functioneel ingericht als kwekerij. Dit leidt tot de aanwezigheid van diverse fruitbomen die opgekweekt worden tot verkoopbaar product. Naast deze vormen van groen is tevens op de zuidelijke perceelsgrens een groene haag aanwezig. Binnen onderhavig projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het project opgenomen. Aan de orde komen het bouwplan, compenserende maatregelen, verkeer en parkeren en duurzame en gezonde leefomgeving. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van het perceel (landschappelijk inpassingsplan) weergegeven.
UITSNEDE LANDSCHAPPELIJK INPASSINGSPLAN
Voor een goed functioneren van De Plantage BV is de kwekerij (circa 11.000 m²) erg belangrijk. Het perceel heeft een hoofdingang aan de zuidwestzijde en krijgt na uitvoering van het initiatief een functionele ontsluiting aan de zuidoostzijde. De stalling van machines en opslag voor materiaal, mest- en machinebrandstof gebeurt thans op twee plekken, te weten in de schaapskooi en in een afsluitbare zeecontainer in het midden van het perceel. Ruimtelijk en functioneel niet ideaal en daarom is er de wens een veldschuur van 250 m² als ensemble met de schaapskooi op het voorerf te situeren.
Deze herinrichting leidt tot het concentreren, ensemblevorming, van de opslagruimte en neemt hierin een verrommeling weg (overkapping, zeecontainer). Zowel de ruimtelijke als de landschappelijke kwaliteit wordt hiermee versterkt. De verrommeling zoals deze nu te zien is zal niet terug komen, omdat het materiaal wordt opgeslagen in de nieuwe schuur. Er zal geen nieuwe buitenplaats aangelegd worden, zodat alle materialen in dezelfde schuur opgeslagen worden.
De goot- en bouwhoogte van de veldschuur zal hierbij aansluiten bij de afmetingen van de schaapskooi (goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 1,8 m en 8 m). Ter illustratie zijn hierna impressies van de veldschuur opgenomen. Voor de exacte vormgeving en maatvoering van het bouwplan wordt verwezen naar de bij de aanvraag om omgevingsvergunning gevoegde tekeningen.
![]() |
![]() ![]() |
IMPRESSIES VELDSCHUUR
Naast de bouw van een veldschuur (ter vervanging van de thans aanwezige zeecontainer) is de initiatiefnemer tevens voornemens om het aangekochte perceel L712 door De Plantage BV in gebruik te nemen (uitbreiding tot 11.020 m² netto). Dit perceel wordt specifiek ingericht als fruitboomkwekerij. Dit voornemen past binnen het vigerende bestemmingsplan.
Om onderhavig initiatief ruimtelijk in te passen heeft Landscapestudio uit Eemnes een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (3 februari 2023, 20180527), tevens bijgevoegd als bijlage 1 en weergegeven in de inleiding behorende bij hoofdstuk 3.
Onderhavig plan voorziet in de volgende compenserende maatregelen en kwaliteitsverbeteringen:
Over de bovengenoemde kwaliteitsverbeteringen en compenserende maatregelen hebben in het kader van het omgevingsdialoog gesprekken en afstemming plaatsgevonden met de eigenaren van de percelen 711, 172 en 298. Uit deze gesprekken is gebleken dat de eigenaren geen bezwaren hebben tegen bovenstaande ontwikkelingen.
Het voorliggende initiatief zorgt voor één extra ontsluiting, ter plaatse van het perceel L712, van het projectgebied. Daarnaast zal de thans bestaande ontsluiting, ter plaatse van de schaapskooi, in oostelijke richting worden verplaatst. Dit gaat ten koste van een eik met diameter 20 cm, maar komt de vitaliteit van de eik (diameter 57 cm) bij bestaande uitrit ten goede. De toevoeging van de ontsluiting past binnen het straatbeeld van de Rijksweg. Verkeerskundig worden derhalve geen problemen verwacht.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het projectgebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Eemnes heeft hiertoe geen eigen beleid opgesteld, waardoor in deze paragraaf gebruik is gemaakt van kencijfers uit de digitale publicatie ''ASVV 2012'' (CROW). De gemeente Eemnes wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het projectgebied binnen de gemeente Eemnes tot het buitengebied behoort.
In de nieuwe situatie wordt de kwekerij van De Plantage BV uitgebreid met een veldschuur van circa 250 m² bvo. Dit brengt het bvo van de gehele inrichting op circa 400 m². De kwekerij valt, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder het onderdeel: Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief. In de onderstaande tabel is de berekening van de parkeerkencijfers uiteengezet.
Onderdeel | Parkeerkencijfers | Grootte | Totaal |
Kwekerij | 0,8 - 1,3 per 100 m² bvo | 400 m² | 3,2 - 5,2 |
Totaal | 3,2 - 5,2 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat onderhavig initiatief ten minste moet voorzien in 4 parkeerplaatsen. In de huidige situatie voorziet het projectgebied reeds in 5 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect.
De realisatie van een veldschuur en de uitbreiding van de thans bestaande kwekerij met perceel L712 heeft theoretisch invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie)'' bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Eemnes wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het projectgebied binnen de gemeente Eemnes tot het buitengebied behoort.
Oorspronkelijke situatie
In de oorspronkelijke situatie is binnen het projectgebied de kwekerij op de percelen L713, L1639 en L1640 gesitueerd. Hierin bedraagt het aantal m² bvo circa 200 m². De kwekerij valt, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel: Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Grootte | Totaal |
Kwekerij | 3,9 - 5,7 per 100 m² bvo | 200 m² | 7,8 - 11,4 |
Totaal | 7,8 - 11,4 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de oorspronkelijke situatie, in het worst-case scenario, zorgt voor 12 verkeersbewegingen per etmaal.
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie is binnen het projectgebied de kwekerij op de percelen L712, L713, L1639 en L1640 gesitueerd. Hierin bedraagt het aantal m² bvo circa 400 m². De kwekerij valt, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel: Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Grootte | Totaal |
Kwekerij | 3,9 - 5,7 per 100 m² bvo | 400 m² | 15,6 - 22,8 |
Totaal | 15,6 - 22,8 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie, in het worst-case scenario, zorgt voor 23 verkeersbewegingen per etmaal.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 11 verkeersbewegingen per etmaal. Omdat de Rijksweg een relatief lage verkeersintensiteit kent, doordat het een bestemmingsweg betreft, maar wel een ruimte vormgeving kent beschikt de Rijksweg over voldoende restcapaciteit. De verkeersafwikkeling van onderhavig project kan probleemloos worden opgevangen door de Rijksweg en omliggende wegen.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig project draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig project voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.
Voor onderhavig project is het belang "militaire terreinen en objecten" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het radarstation Soesterberg. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.4 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het project betreft een kleinschalige ontwikkeling op een reeds bestaande kwekerij. Het project is dermate kleinschalig dat deze niet als een stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het project wordt aan deze twee nota's getoetst.
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016) bevat het ruimtelijke beleid van de provincie Utrecht voor de periode tot 2028. Het beleid steunt op vier pijlers:
Analyse
De pijler 'duurzame leefomgeving' betreft onder meer het duurzaam gebruik van de ondergrond, ofwel 'de juiste functie op de juiste plaats'. Onderhavig project betreft een kleinschalige ontwikkeling op een bestaande kwekerij. Daarmee is sprake van een duurzaam gebruik van de ondergrond.
De te beschermen kwaliteiten betreffen cultuurhistorische, landschappelijke, aardkundige en natuurlijke waarden. Met name de compensatie vormt een bijdrage aan de landschappelijke en natuurlijke waarden. Ter plaatse is niet of nauwelijks sprake van cultuurhistorische en aardkundige waarden.
De pijler 'vitale dorpen en steden' betreft met name het bebouwde gebied van de provincie. Het project is onderdeel van het landelijk gebied. Daarom is geen nadere beoordeling aan deze pijler opgenomen.
De algemene beleidslijn onder de pijler 'dynamisch landelijk gebied' is het koesteren van functies die bijdragen aan he behoud van de openheid, kwaliteit en beleefbaarheid van het platteland en het voorkomen van het uitwaaieren van stedelijke functies over het platteland.
Het project is onderdeel van de verbetering van een bestaande boomkwekerij, die bijdraagt aan een vitaal platteland. Het project sluit daarmee aan bij de algemene beleidslijn.
Conclusie
Het project past binnen de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Utrecht (herijking 2016) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Analyse
De kwekerij is onderdeel van het 'landelijk gebied'. Conform artikel 3.8, eerste lid, onder b, kunnen bestaande stedelijke functies in dit gebied worden uitgebreid met maximaal 20% van de bebouwingsmogelijkheden onder het vigerende planologisch regime. Van deze maximale uitbreiding kan afgeweken worden mits er sprake is van een economische noodzaak. Ook het bestemmingsvlak kan worden uitgebreid indien er sprake is van een economische noodzaak.
Het vigerende bestemmingsplan staat op de kwekerij 180 m² aan gebouwen toe, bestaande uit de schaapskooi. De oppervlakte van de nieuw te bouwen veldschuur bedraagt 250 m². Dit is meer dan de 20% reeds toegestane bebouwing op de kwekerij. Echter is de bouw van de veldschuur noodzakelijk voor de bedrijfsvoering, omdat de stalling van de machines en de opslag van fruitkisten, meststoffen en machinebrandstof niet langer in de zeecontainer kan worden gestald. Dit is bedrijfstechnisch en qua veiligheid niet toereikend.
Conclusie
Het project voldoet, wanneer de afwijkingsmogelijkheid wordt gebruikt, aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Op 27 februari 2017 heeft de gemeenteraad van Eemnes de Kernrandvisie Goyergracht vastgesteld. De kernrandvisie geeft inzicht in de mogelijke ontwikkelingen in de langgerekte zone tussen de westelijke gemeentegrens en de autosnelweg A27, en de kwaliteitsverbetering die daarbij hoort. Zes concrete ontwikkelingen zijn nader uitgewerkt, onderhavig initiatief wordt hierin niet specifiek genoemd.
Onderhavig initiatief is gelegen in het deelgebied 'Goyergracht Zuid'. Het zuidelijke gedeelte van de Goyergracht vormt een semi-gesloten landschap met de overgang tussen het bosgebied van de Utrechtse Heuvelrug en het kenmerkende slagenlandschap van het Eemland. Het landschap wordt hier afgewisseld met open en gesloten ruimtes al wordt door de vele functies die in dit gebied te vinden zijn de openheid aanzienlijk beperkt.
De functies in het deelgebied 'Goyergracht Zuid' bestaan onder andere uit een tuincentrum, een kindereducatie/ begeleidingscentrum, een volkstuinencomplex, een golfbaan, boomkwekerijen, een dierenhotel en een tv-opnamelocatie. Binnen het landschappelijk raamwerk wordt een diversiteit aan functies voorzien die qua maat en schaal passen bij de landschappelijke kenmerken van de kernrandzone.
In het deelgebied 'Goyergracht Zuid' zijn enkel ontwikkelingen toegestaan in de zogenoemde groene 'blokken'. Onderhavig initiatief betreft de bouw van een veldschuur (250 m²). De situering van deze veldschuur is gelegen binnen het meest zuidelijke aangewezen groene 'blok' en daarmee passend binnen de visie. Daarnaast wordt middels de compenserende maatregelen, nader toegelicht in paragraaf 3.2, voldaan aan onderstaande compensatiemodules:
GROENE BLOK
Conclusie
Het project sluit aan bij de Kernrandvisie Goyergracht.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Het project omvat de realisatie van een veldschuur ten behoeve van de stalling van machines en de opslag van fruitkisten, meststoffen en machinebrandstof. Het is daarmee een bouwwerk waarin/waaronder personen slechts gedurende korte duur verblijven. Daarnaast betreft de stalling van machines en de opslag van fruitkisten, meststoffen en machinebrandstof geen milieugevoelige functie. Zonder het uitvoeren van een bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er sprake is van gronden die geschikt zijn voor de beoogde bouwwerken.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het project.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed project op de omgeving
Het project heeft enige milieutechnische uitstraling, nader toegelicht in paragraaf 5.1.7.3. Het bouwwerk staat echter op grote afstand van woningen van derden (meer dan 80 meter). Er is derhalve geen sprake van milieubelasting van derden.
Invloed omliggende inrichtingen op project
De veldschuur betreft geen milieugevoelig object. Er hoeft geen nadere toetsing plaats te vinden.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het project.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het project omvat geen nieuwe kwetsbare objecten. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het project.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het project geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het project.
Het project omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet nodig.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het project.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het project omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten en de nieuwe ontwikkeling veroorzaakt geen geluidshinder. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het project.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig project omvat de realisatie van een veldschuur (250 m²) ten behoeve van opslag en uitbreiding van de kwekerij. De verkeersaantrekkende werking van deze ontwikkelingen is significant kleiner dan de een ontwikkeling met 1.500 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het project ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt daarom alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Rijkswaterstaat, 708008'.
categorie | grenswaarde | 2018 | 2020 | 2030 | ||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 25,7 | 23,8 | 11,9 | ||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 19,5 | 18,2 | 15,3 | ||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 11,9 | 10,8 | 8,2 | ||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 7,2 | 6,4 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het projectgebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het project.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Analyse
Het project omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect endotoxinen kan achterwege blijven.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het project omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect geitenhouderijen kan achterwege blijven.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het project leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Daarnaast leidt de uitbreiding van de boomkwekerij niet tot overlast voor de omgeving, omdat binnen een straal van 50 meter geen milieugevoelige objecten zijn gesitueerd. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het project leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 9,8 kilometer, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het project.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Het project behoort niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het project geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het project is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het project heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het gemeentelijke archeologiebeleid is vastgelegd middels dubbelbestemmingen in de verschillende bestemmingsplannen. Ter plaatse van onderhavig projectgebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting'. De bestemming verplicht initiatiefnemers tot het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 200 m².
Onderhavig initiatief voorziet in de bouw van een veldschuur van 250 m². De gestelde grenzen (dieptemaat) worden hiermee niet overschreden. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het project.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het projectgebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig, zoals karakteristieke of monumentale bebouwing of oorspronkelijke landschapsstructuren. Het project tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het project.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het projectgebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het project en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland (circa 8.000 meter van het gebied 'Naardermeer') kan worden geconcludeerd dat het project geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.
Stikstofdepositie
Bijlage 2 (30 januari 2023) bevat het stikstofdepositie-onderzoek waarin zowel de bouw- als de gebruiksfase zijn beoordeeld. Daaruit volgt dat het project geen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden heeft.
Soortenbescherming
Ter beoordeling van de effecten van het project op beschermde gebieden en soorten heeft Bram Schenkeveld uit Culemborg een omgevingscheck uitgevoerd: rapport "Beschermde soorten paardenlandje Rijksweg 3, Eemnes" (7 februari 2023). Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd.
Bram Schenkeveld concludeert dat het rooien van de bomen en struiken, het grondverzet, de nieuwbouw en de herinrichting van het paardenlandje aan de Rijksweg te Eemnes geen ingrijpende ecologische gevolgen hebben. Er zullen bij de werkzaamheden geen verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Verder worden de volgende maatregelen aanbevolen:
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het project omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het project.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Vallei en Veluwe.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een project. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
In het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 van de provincie Utrecht staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van Bodem, Water en Milieu. De provincie Utrecht richt zich op het behouden en verbeteren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat, waarbij gewerkt wordt aan:
In het Waterbeheersplan 2016-2021 heeft Waterschap Vallei en Veluwe zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode tot en met 2021. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei en Veluwe. De plannen zijn gebundeld in de drie programma's Veilige dijken, Voldoende en schoon water en Zuivering afvalwater.
Binnen het projectgebied en in de directe omgeving is thans geen oppervlaktewater aanwezig.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt minder dan 80 - 140 cm -mv (bron: bodemdata.nl).
Het projectgebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Het hemelwater wordt vanaf de veldschuur naar het nieuw aan te leggen oppervlaktewater aan de noord- en westzijde van het plangebied geleidt. Daarmee wordt het hemelwater binnen het projectgebied vastgehouden en vindt geen versnelde afvoer plaats.
Er is geen sprake van afvalwater.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het radarstation Soesterberg. Voor een goed functioneren van het radarstation zijn middels het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De voor onderhavig project relevante beperkingen zijn vervat in een radarverstoringsgebied.
Radarverstoringsgebied
Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:
Het plangebied ligt op een afstand van 11,2 km tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 112 meter boven NAP (ofwel 108 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend ruimtelijke onderbouwing opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
De gemeente heeft geen gronden in het projectgebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door onderhavig project. De financiële uitvoerbaarheid van het project is hiermee aangetoond.
Het project is planologisch aanvaardbaar op basis van de volgende overwegingen.