direct naar inhoud van Artikel 23 Algemene gebruiksregels
Plan: Wakkerendijk-Meentweg 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.E17BPWakkerendijk-1241

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

23.1 Verboden gebruik

Als een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval beschouwd:

  • a. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een binnenbak, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  • d. het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en goederen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines en zendmasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  • f. staanplaats voor onderkomens.

23.2 Uitzonderingen

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horeca-activiteiten, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een omgevingsvergunning is verleend.

23.3 Afwijken bij een omgevingsvergunning
23.3.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 voor:

  • a. opslag en bewaring van agrarische producten en daarmee vergelijkbare producten;
  • b. stalling van caravans;
  • c. paardenpension voor maximaal 5 paarden per bouwperceel;
  • d. opslag en bewaring van goederen die verband houden met activiteiten van bedrijven als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 3 van het bestemmingsplan), alsmede bedrijven welke naar de aard gelijk te stellen zijn met die bedrijven.
23.3.2 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 indien strikte toepassing van deze bepalingen leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.