direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Wakkerendijk-Meentweg 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.E17BPWakkerendijk-1241

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. paardenpension/pensionstalling;
  • c. een paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • d. een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • e. een boomopkweekbedrijf en kerstbomenhandel, alsmede handel in bomen en zaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - boomopkweek';
  • f. een hovenier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' of 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', bescherming, instandhouding en herstel van waardevolle cultuurhistorische waarden;
  • i. extensief recreatief medegebruik;
  • j. water;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. behoud en/of herstel van oever- en slootvegetaties,


met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken;
  • o. wegen en paden.


In de bestemming is ten hoogste één bedrijfswoning per bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan, toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.


In de bestemming is ten hoogste één paardenbak per bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan, met dien verstande, dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 30 m bedraagt en de afstand tot bebouwing op eigen terrein maximaal 10 m bedraagt. Een paardenbak wordt opgericht achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, binnen het bouwvlak of direct grenzend aan het bouwvlak.


In de bestemming is ten hoogste één open stapmolen per bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt en de afstand tot bebouwing op eigen terrein maximaal 10 m bedraagt. Een open stapmolen wordt gebouwd achter de achtergevellijn van de bedrijfswoning.

In de bestemming is ten hoogste één mono-mestvergister per bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan. Een mono-mestvergister wordt opgericht achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, binnen het bouwvlak of direct grenzend aan het bouwvlak en heeft een bouwhoogte van ten hoogste 10 m.

In de bestemming is ten hoogste één mestplaat per bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 m, mits de bouw binnen het agrarisch bouwperceel plaatsvindt.

Ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' is één binnenbak per bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan, mits deze gerealiseerd wordt binnen bestaande agrarische bebouwing.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel) geldt de bestaande situering, oppervlakte, goothoogte, dakhelling en nokrichting als maatgevend.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. silo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan, waarbij de maximale bouwhoogte voor mestsilo's 8 m en voor voedersilo's 12 m bedraagt;
    • 2. kuilvoerplaten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan, dan wel direct aansluitend daaraan;
    • 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
    • 4. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan;
    • 5. hooibergen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel) toegestaan waarbij de maximale bouwhoogte van de hooiberg 9 m bedraagt;
    • 6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a voor het bouwen van nieuwe bedrijfsbebouwing, waarbij geldt dat:
    • 1. een bedrijfstechnische danwel bedrijfseconomische noodzaak voor nieuwbouw dient te worden aangetoond;
    • 2. gebouwen en overkappingen uitsluitend binnen een bouwvlak (agrarisch bouwperceel) mogen worden gebouwd;
    • 3. agrarische bedrijfsgebouwen een maximale goot- en bouwhoogte mogen hebben van respectievelijk 5 m en 7 m;
    • 4. de nokrichting van bedrijfsgebouwen evenwijdig dient te zijn aan de zijdelingse perceelgrens;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bestaande c.q. oorspronkelijke situering, oppervlakte, goothoogte, dakhelling en nokrichting geldt als maatgevend.

  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a ten behoeve van het realiseren van een afwijkende situering, oppervlakte, goothoogte, dakhelling of nokrichting, mits door de BEL Commissie Ruimtelijke Kwaliteit hierop positief wordt geadviseerd.

  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van transparante paardenbakomheiningen en lichtmasten ten behoeve van paardenbakken, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten minimaal 3 m en maximaal 4 m mag bedragen, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt.

  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor overschrijding van het maximaal aantal toegestane m² aan bijgebouwen en overkappingen, ten behoeve van het oprichten van gebouwen onder de kap van (voormalige) hooibergen tot een hoogte van 3 m vanaf peil .

  • e. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor overschrijding van het maximaal aantal toegestane m² aan bijgebouwen en overkappingen, ten behoeve van de bouw van een hooiberg ter plaatse van een teniet gegane hooiberg, onder de voorwaarde dat deze wordt gebouwd achter (het verlengde van) de brandmuur en binnen het bouwvlak (agrarisch bouwperceel).

  • f. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de bouw van een mestplaat met een maximale bouwhoogte van 1 m buiten het bouwvlak (agrarisch bouwperceel), mits de mestplaat direct aansluitend van het bouwperceel wordt gerealiseerd.

  • g. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de bouw van een monomestvergister met een maximale bouwhoogte van 12 m.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het uitoefenen van nevenactiviteiten die zijn opgenomen in Bijlage 1 Lijst kleinschalige gebruiksmogelijkheden bij (voormalige) agrarische bedrijven en woningen en nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven in kolom B, alsmede naar aard en omvang daarmee vergelijkbare nevenactiviteiten tot maximaal 150 m², mits:
    • 1. de nevenactiviteiten een relatie hebben met het agrarische bedrijf;
    • 2. de nevenactiviteiten plaatsvinden binnen bestaande bedrijfsgebouwen die zijn aangeduid als 'karakteristiek', met dien verstande, dat, voor zover geen als zodanig aangeduide bebouwing aanwezig is, overige bebouwing gebruikt mag worden;
    • 3. de nevenactiviteiten een relatie hebben met de natuurwaarden en cultuurhistorische waarden van de Eemnesser polder en de dijk;
    • 4. parkeren plaats vindt op eigen terrein met een maximum van 10 parkeerplaatsen.

  • c. In de afweging voor de onder a en b bedoelde afwijkingen worden in elk geval de volgende belangen betrokken:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. de verkeersveiligheid respectievelijk de verkeersaantrekkende werking.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in Artikel 21 is van toepassing.