direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen - 1
Plan: Wakkerendijk-Meentweg 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.E17BPWakkerendijk-1241

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', bescherming, instandhouding en herstel van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' of 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', bescherming, instandhouding en herstel van waardevolle cultuurhistorische waarden;
  • d. een smederij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij';
  • e. een natuurgeneeskundig centrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuurgeneeskundig centrum';
  • f. een cateringbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - cateringbedrijf';
  • g. terreinen en parkeervoorzieningen;
  • h. (ontsluitings)wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. watergangen;
  • k. nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken;
  • m. tuinen en erven.


Het doel 'wonen' is beperkt tot één woning per bouwvlak, dan wel niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.


In de bestemming is ten hoogste één paardenbak per perceel toegestaan, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 30 m bedraagt en de afstand tot bebouwing op eigen terrein maximaal 10 m bedraagt. Een paardenbak dient te worden opgericht achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning.

In de bestemming is ten hoogste één open stapmolen per perceel toegestaan, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt en de afstand tot bebouwing op eigen terrein maximaal 10 m bedraagt. Een open stapmolen dient te worden gebouwd achter de achtergevellijn van de woning.

13.2 Bouwregels

Voor bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, behoudens het bepaalde onder sub b;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, luifels en erkers. Voor deze ondergeschikte bouwdelen geldt dat deze een diepte mogen hebben van maximaal 1,5 m, een breedte van maximaal 60% van de desbetreffende gevel en een hoogte van maximaal 3,2 m gerekend van de onderzijde tot de bovenzijde van het bouwdeel. Deze overschrijding van de bouwgrens is niet toegestaan bij woningen met de aanduiding 'karakteristiek', 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  • c. de voorgevelbreedte van een woning dient ten minste 5 m te bedragen;
  • d. het oprichten van gebouwen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning is niet toegestaan, met uitzondering van toegangsportalen, erkers en naar de aard daarmee gelijk te stellen aanbouwen;
  • e. de woningen moeten binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en mogen een maximale goothoogte hebben van 3,2 m;
  • f. aan- en uitbouwen bij woningen mogen een maximale diepte hebben van 5 m, gemeten vanaf de achtergevel en een maximale goothoogte van 3,2 m. Aan- en uitbouwen zijn niet toegestaan bij woningen met de aanduiding 'karakteristiek', 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  • g. bij woningen mag per bouwperceel ten hoogste 60 m2 aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met een maximale goothoogte van 3,2 m;
  • h. bijgebouwen dienen met kap te worden gebouwd en overkappingen mogen met kap worden gebouwd, waarbij de dakhelling niet minder dan 40° en niet meer dan 50° bedraagt en de nokrichting evenwijdig ligt aan de zijdelingse perceelsgrens;
  • i. ter plaatse van de aanduidingen 'karakteristiek', 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' geldt de bestaande c.q. oorspronkelijke situering, oppervlakte, goothoogte, dakhelling en nokrichting als maatgevend. Lid 13.2 sub g is niet van toepassing op bijgebouwen met voren genoemde aanduidingen;
  • j. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, indien deze zijn gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m indien deze daarachter zijn gelegen;
  • k. hooibergen zijn uitsluitend binnen het bestemmingsvlak toegestaan waarbij de maximale bouwhoogte van de hooiberg 9 m bedraagt;
  • l. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • m. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • n. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan;

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid.

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen in die zin dat aan- en uitbouwen en al dan niet vrijstaande bijgebouwen 3 m achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd en/of ten minste 3 m vanuit de zijdelingse danwel achterste perceelgrens;
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

13.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 100 m² extra ten opzichte van de genoemde maximale oppervlakte, ten behoeve van de hobbymatige uitoefening van agrarische activiteiten;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen van transparante paardenbakomheiningen en lichtmasten ten behoeve van paardenbakken, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten minimaal 3 m en maximaal 4 m mag bedragen, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor overschrijding van het maximaal aantal toegestane m² aan bijgebouwen en overkappingen, ten behoeve van het oprichten van gebouwen onder de kap van (voormalige) hooibergen tot een hoogte van 3 m vanaf peil;
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor overschrijding van het maximaal aantal toegestane m² aan bijgebouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de bouw van een hooiberg ter plaatse van een teniet gegane hooiberg, onder de voorwaarde dat deze wordt gebouwd achter (het verlengde van) de brandmuur;
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder e en f voor het toestaan van een maximale goothoogte van 3,5 m, ten behoeve van het toepassen van wagendeuren in de zijgevel;
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder i ten behoeve van het realiseren van een afwijkende situering, oppervlakte, goothoogte, dakhelling of nokrichting, mits door de BEL Commissie Ruimtelijke Kwaliteit hierop positief wordt geadviseerd;
  • g. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder m voor overschrijding van de daar genoemde bouwhoogte ten behoeve van hekwerken rond tennisbanen, tot een maximale bouwhoogte van 4 m.

13.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. De uitoefening van een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als overwegende functie op het desbetreffende perceel en/of in de desbetreffende woning niet wordt aangetast;
    • 2. dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer, in een mate waardoor het woonklimaat in onevenredige mate wordt aangetast;
    • 3. parkeren plaats vindt op eigen terrein met een maximum van 10 parkeerplaatsen;
    • 4. voor zover de afwijking betrekking heeft op bijgebouwen er ten minste een grondgebonden berging ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is;
    • 5. de oppervlakte van de gebouwen die worden gebruikt en/of verbouwd voor uitoefening van het aan huis verbonden beroep of de aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteit niet meer dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt, met een maximum van 40 m².

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor het uitoefenen van nevenactiviteiten die zijn opgenomen in Bijlage 1 Lijst kleinschalige gebruiksmogelijkheden bij (voormalige) agrarische bedrijven en woningen en nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven in kolom B, alsmede naar aard en omvang daarmee vergelijkbare nevenactiviteiten tot maximaal 75 m², mits:
    • 1. de nevenactiviteiten plaatsvinden binnen bestaande voormalige bedrijfsgebouwen die zijn aangeduid als 'karakteristiek', met dien verstande dat, voor zover geen als zodanig aangeduide bebouwing aanwezig is, overige bebouwing gebruikt mag worden;
    • 2. nevenactiviteiten een relatie hebben met de natuurwaarden en cultuurhistorische waarden van de Eemnesser polder;
    • 3. parkeren plaats vindt op eigen terrein met een maximum van 10 parkeerplaatsen.

  • c. In de afweging voor de onder a en b bedoelde afwijking worden in elk geval de volgende belangen betrokken:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. de verkeersveiligheid respectievelijk de verkeersaantrekkende werking;
    • 3. de waardevolle cultuurhistorische waarden en waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van gebouwen.