Plan: | Randmeer |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402 |
Voor de herinrichting van Oostmaat en oostelijke kuststrook is door RAAP een archeologisch onderzoek opgesteld voor het woongebied Oostmaat en de nieuwe jachthaven. Uit het rapport 'Plangebied Oostmaat en oostelijke kuststrook te Spakenburg (nr 1613)' (d.d. december 2007) blijkt dat op basis van het bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) wordt geconcludeerd dat voor dit gebied een hoge archeologische verwachting geldt voor scheepswrakken uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
De oudste scheepswrakken, uit de periode begin vijftiende eeuw tot eind negentiende eeuw, kunnen in de Oostmaat worden aangetroffen. De jongste scheepswrakken worden in oostelijke kuststrook verwacht en dateren waarschijnlijk uit het eind van de negentiende eeuw en later (mogelijk zelfs van na 1932). Tijdens het verkennend booronderzoek zijn geen (slijp)geulen of houtresten aangetroffen. Voor vindplaatsen uit de Steentijd geldt op basis van het onderzoek echter een lage archeologische verwachting.
Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in het onderzochte gebied. In het onderzoek wordt aanbevolen om in de zuidwestelijke helft van woongebied Oostmaat een karterend booronderzoek uit te voeren. In deze zone worden de oudste scheepswrakken verwacht en is het niveau waarin de resten worden verwacht relatief intact. Aangezien ook in het noordoostelijke deel van Oostmaat scheepswrakken kunnen worden aangetroffen, wordt aanbevolen de grondwerkzaamheden archeologisch te begeleiden.
Naar aanleiding van de resultaten is een aanvullend bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Tegelijkertijd is het onderzoeksgebied uitgebreid met de rietlanden aan weerszijden van de nieuwe jachthaven. Uit het rapport 'Plangebied Oostmaat en oostelijke
kuststrook te Spakenburg (nr 1955)' (d.d. juni 2009) blijkt dat voor het gebied met de hoge archeologische verwachtingswaarde uiteindelijk geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van scheepswrakken zijn aangetroffen. Verder vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.
Voor de beide rietlanden wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen, hoewel in delen van het gebied (resten van) scheepswrakken kunnen voorkomen. Deze worden deze gezien hun datering (eind 19e en 20e eeuw) als minder waardevol beschouwd.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Voor het woongebied Zuyderzee is een cultuurhistorische effectrapportage (CHER) opgesteld; het rapport is echter nooit formeel vastgesteld. De inhoud zou kunnen dienen als inspiratiebron. Een van de belangrijkste conclusies uit de CHER is dat de hoofdvorm, positionering en materiaalgebruik van de woningen in overeenstemming dient te zijn met de bestaande karakteristieken. Hetzelfde geldt in beginsel voor de bestrating en de inrichting van de openbare ruimte.
Voor het woongebied wordt een beeldkwaliteitplan voorbereid, deze wordt bij het bestemmingsplan gevoegd en gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld. Het gaat fungeren als onderdeel van de welstandsnota.