direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk/lokaal beleid
Plan: Randmeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.randmeer0800-0302

3.4 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.4.1 Toekomstvisie Bunschoten 2015 (2001)

In de toekomstvisie is de ruimtelijke visie op de gemeente Bunschoten beschreven. In de visie staat behoud van de openheid voorop. Binnen die context is een verdere ontwikkeling van de natuurwaarden en van het recreatief medegebruik wenselijk en mogelijk. Daarnaast staat een gezonde agrarische functie centraal in het beleid. De agrarische functie zal bijdragen aan de belevingswaarde van het landschap wanneer bedrijven inspelen op de nabijheid van de stedelijke gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0302_0012.jpg"

Afbeelding - uitsnede Toekomstvisie Bunschoten

De plannen voor de herinrichting van de kuststrook ten noorden van de kern, zijn een eerste aanzet geweest voor een grotere aandacht voor de gehele oeverstrook. Ten noorden van de bestaande havens, wordt een opzet gegeven voor nieuwe havenontwikkeling. De Oostmaat is aangewezen als woningbouwlocatie. De oeverzone van het Eemmeer kan verder ontwikkeld worden voor natuur en recreatie. Ter hoogte van de kern van Spakenburg is een strandje aangelegd. In de oeverzones wordt gestreefd naar natuurontwikkeling. In relatie tot het uitdiepen van vaarwater, kan verondieping plaatsvinden. Natuurontwikkeling kan worden versterkt door rietland en ruigten, met recreatief medegebruik, zoals brede rietoevers met een stelsel van kleine vaarwaters. Daarmee wordt natuurontwikkeling gecombineerd met een recreatieve gebruiksmogelijkheid.

3.4.2 Beleidsplan wonen, woonvisie 2006-2011 (2006)

In het woonbeleid van de gemeente zijn twee hoofddoelen opgesteld, namelijk:

  • zorg dragen voor de huisvesting van de eigen inwoners door middel van nieuwbouw, het beheer van de bestaande woningvoorraad en doelgroepenbeleid (specifiek starters en senioren);
  • het uitvoeren van de bouwproductie. Er is een versnelling van de woningbouwproductie nodig, hiervoor gaat de gemeente haar verschillende rollen (als regisseur, grondeigenaar, regelgever, subsidieverstrekker) optimaal vervullen, waarbij beschikbare beleidsinstrumenten worden aangewend. Door de gemeente wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld. Omdat de gemeente niet alles wil of kan regelen, is overleg met andere relevante partijen van groot belang. Daarbij wordt onder andere gestreefd naar prestatie-afspraken.

In de woonvisie wordt uitgegaan van een woningbouwproductie van gemiddeld 200 woningen per jaar. Hiermee wordt enerzijds voldaan aan de verwachte groei van het aantal huishoudens en wordt de achtergebleven productie van de afgelopen jaren ingelopen. Naast uitbreidingslocaties zijn ook inbreidingslocaties voor handen.

3.4.3 Raadsvoorstel/beleid permanente bewoning recreatiewoningen (2006)

De meerderheid van de recreatiewoningen op bungalowpark Eemmeer voldeden op het moment van het raadsvoorstel (6 juli 2006) niet aan het Bouwbesluit. Hierdoor kon niet zonder meer legalisering van permanente bewoning plaatsvinden, welke al vóór 31 oktober 2003 een aanvang had genomen. Alleen bewoners die al vóór 31 oktober 2003 een recreatiewoning bewoonden, die stonden ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en die hun woning willen aanpassen of hebben aangepast conform het Bouwbesluit, komen in aanmerking voor een persoonlijke gedoogstatus.

Het afzien van het treffen van bouwkundige voorzieningen leidt tot een aanschrijving om binnen een redelijke termijn de permanente bewoning te beëindigen. De gemeente treedt handhavend op tegen de permanente bewoning van recreatiewoningen, welke na 31 oktober 2003 is begonnen en tegen die bewoning welke niet in de GBA geregistreerd staat.

Personen die al eerder een woning op het bungalowpark Eemmeer bewonen volgens de inschrijving in de GBA en na 31 oktober 2003 rechtstreeks zijn verhuisd naar een andere woning op het bungalowpark, komen in aanmerking voor een persoonlijke gedoogbeschikking. De gedoogbeschikking kan in dit geval worden verleend op basis van de oorspronkelijke registratie.

3.4.4 Ontwikkelingsvisie Kuststrook Bunschoten-Spakenburg (2005)

De ontwikkeling van de kuststrook moet bijdragen aan de versterking van de historische kern van Bunschoten-Spakenburg. De locaties buiten de kern kunnen benut worden voor functies die complementair zijn aan het centrum en inspelen op de aanwezige potenties en kwaliteiten. De ontwikkelingsvisie is opgesteld om de recreatieve druk op middellange termijn te accommoderen. Hierbij wordt ingezet op mogelijkheden voor verblijfsrecreatie, relevante horeca en betere voorzieningen voor wandelen, fietsen en waterrecreatie (jachthaven).
De ontwikkelingsvisie biedt mogelijkheden om Bunschoten-Spakenburg een gezicht te geven aan het water.

Op het regionaal schaalniveau vinden een aantal ontwikkelingen plaats die van invloed kunnen zijn op het gebruik van de kuststrook van Bunschoten-Spakenburg, zoals de verstedelijking van Amersfoort met de aanleg van Vathorst en de zuidoostelijke uitbreiding van Almere. De verwachting is dat de recreatieve druk op de randmeren verder zal groeien. De kern van Bunschoten-Spakenburg is nu en naar verwachting ook in de toekomst een populaire bestemming voor waterrecreanten. Daarnaast maakt Bunschoten-Spakenburg deel uit van lange afstand wandel- en fietsroutes rond de voormalige Zuiderzee. Bovendien kunnen de aanwijzing tot Nationaal Landschap en de wetgeving op het gebied van flora en fauna in de randvoorwaardelijke sfeer van invloed zijn op de ontwikkelingsmogelijkheden van de kuststrook.

De recreatieve visie is verbonden aan het traditionele en cultuurhistorische profiel van Bunschoten-Spakenburg. In de visie wordt ingegaan op:

  • uitbreiding van de havencapaciteit;
  • ontwikkeling Oostmaat;
  • nieuwe invulling van de waterzuivering en vuilstort aan de Groenweg.

Door het aanleggen van een nieuwe jachthaven aan de Oostmaat, komt de jachthaven dichtbij de dorpskern te liggen, wat aantrekkelijk is voor passanten en goed is voor het draagvlak van de voorzieningen in de kern. De positie en toegang van de jachthaven is zo gesitueerd dat er één logische centrale entree ontstaat voor de drie havens. De havens zullen voorzien in een complementair aanbod.
De ontwikkeling van de jachthaven biedt een meerwaarde voor de woningbouwontwikkeling in de Oostmaat. De locatie komt aan twee zijden met een kade aan het water te liggen. De nieuwe kade wordt autovrij en krijgt een aantrekkelijke promenade-achtige uitstraling. Overigens kan de Oostmaat profiteren van de gebiedsuitbreiding door dijkverlegging.
De botenopslag en het parkeerterrein van de bestaande en nieuwe jachthaven worden gecombineerd aan de oostzijde van de nieuwe jachthaven. Onder aan de dijk aan de oostzijde van het gebied wordt een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd. De ontwikkelingsvisie is goed afgestemd met de planvorming voor Oostmaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0302_0013.jpg"

Afbeelding - ontwikkelingsvisie Kuststrook

De blik op het water kan bij de ontwikkeling van de Oostmaat worden doorgezet. Tussen Rengerswetering en Laak is de kuststrook onderdeel van een recreatief netwerk, dat de recreatieve druk van de omliggende en geplande eigen nieuwbouwwijken moet opvangen. Ingezet wordt op de verbetering van wandel- en fietsroutes over de dijk en vergroting van recreatieve mogelijkheden van de Laak.
Bij de voormalige waterzuivering (buiten het plangebied) bestaan goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van een recreatieve knoop. De ligging aan het water en in het netwerk vanuit het achterland, kan inspelen op horecagelegenheden en recreatieve voorzieningen. Vanuit dit oogpunt kan ook worden ingezet op een goede verbinding tussen Bunschoten-Spakenburg en de Eemhof. Ontwikkelingen van Bunschoten-Spakenburg en de Eemhof zijn complementair aan elkaar en kunnen elkaar wederzijds versterken.

In het kader van 'de natte as' ontwikkelt Rijkswaterstaat een robuuste ecologische verbinding door de randmeren. Vanwege het ontbreken van ecologische potenties vormen het Eemmeer en het Nijkerkernauw een knelpunt binnen dat plan. Voor 2018 moet dit deel van de randmeren ingericht zijn met nieuwe natuur. Dit kan onder andere in de vorm van dubbele oevers of rieteilanden. In het plangebied mag per saldo geen riet verdwijnen. Het riet dat verloren gaat door de ontwikkelingen, wordt vervangen in het oostelijk deel van het plangebied.

Het is van belang dat de toekomstige ontwikkelingen in de kuststrook goed aansluiten bij de schaal en de maat van het dorp. Ook dienen de ontwikkelingen recht te doen aan de verbondenheid van de gemeenschap bij de kuststrook.

3.4.5 Ruimte voor de jeugd in Bunschoten (1999)

In de nota is aangegeven waar welke type speelvoorziening aanwezig of gewenst is. Omdat de Oostmaat toen een bedrijfsbestemming had, is geen opmerking gemaakt over dit gebied. Wel is het speelterrein aan het einde van de Weikamp genoemd. Dit is een voorziening op blokniveau (verzorgingsgebied van 100 m).
Een voorziening op buurtniveau (verzorgingsgebied 300 m) ontbreekt in de omgeving. Gezien de beperkte ruimte is het niet mogelijk om een volwaardige speelvoorziening op buurtniveau te realiseren. Als opgave voor het stedenbouwkundig plan geldt dat er in het openbaar gebied gezocht moet worden naar een vorm van een speelvoorziening.

3.4.6 Waterplan Bunschoten 2006-2015 (2006)

Het waterplan is opgesteld door de gemeente, het waterschap en het drinkwaterbedrijf. In het plan is rekening gehouden met ruimtelijke ontwikkelingen, onder andere de ontwikkelingen bij de kuststrook. Het doel van het waterplan is te komen tot een integrale visie en daarop gebaseerde maatregelen, om de gebruikswaarde en belevingswaarde van het water in Bunschoten te verhogen. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan in de toekomst worden beschikt over de voordelen van een gezond watersysteem.

Voor het Eemmeer en de kust bestaan de knelpunten omtrent de veiligheid van de dijken en de bevaarbaarheid van het Eemmeer. Deze knelpunten liggen grotendeels buiten de invloedssfeer van het waterplan. Wel bieden regionale ontwikkelingen kansen voor de gemeente. In het noordelijk deel van Bunschoten-Spakenburg komt lokaal grondwateroverlast voor.

De algemene uitgangspunten van de watervisie zijn:

  • samenwerking;
  • water is mede bepalend voor de ruimtelijke ordening;
  • aanvaardbare maatschappelijke kosten;
  • draagvlak.

Daarnaast wordt specifiek ingegaan op:

  • verantwoord en duurzaam waterbeheer: niet afwentelen, waterkwantiteitstrits 'vasthouden-bergen-afvoeren', waterkwaliteitstrits 'schoonhouden-scheiden-zuiveren', waterstromen lopen van schoon naar vuil (zoneren) en redeneren vanuit de natuurlijke karakteristieken;
  • watersystemen: variëteit, zelfregulerende robuuste watersystemen en gebruikswaarde voor recreatie;
  • waterketen: goed en veilig drinkwater, efficiënt en effectief gebruik water en optimale afstemming in de (afval)waterketen.

Per deelgebied is de gewenste situatie voor 2015 weergegeven. Hierbij wordt vooral ingegaan op waterkwantiteit, waterkwaliteit, water(berging)compensatie, waterketen, veiligheid, bevaarbaarheid, beleving en recreatie.

3.4.7 Welstandsnota (2004)

In de welstandsnota gaat het om het formuleren van gebiedsgerichte en objectgerichte toetsingscriteria.

Bij bouwwerken in het Poldergebied dient rekening te worden gehouden met de inpasbaarheid in de omgevingskarakteristiek (bebouwing), bestaande organisatie op het perceel en relatie met de landschappelijke inrichting. De nokrichting dient in de verkavelingsrichting van het landschap te worden geplaatst.

In verband met de intense betrokkenheid en samenhang met het gebied rondom de havens vallen Oostmaat en Weikamp onder het gebied 'historische kern Spakenburg' . Voor het gebied 'historische kern Spakenburg' is het beeldkwaliteitplan Spuiplein Spakenburg opgesteld. Relevante aspecten uit dit rapport zijn verwerkt in de welstandsnota. De historische kern Spakenburg wordt in de welstandsnota omschreven als een gebied met grote historische waarde. De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Uitgangspunten bij bouwkundige toevoeging of verandering zijn de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Voor bungalowpark Eemmeer gelden objectgerichte criteria. Voor het bungalowpark zijn de kleinschaligheid van de bebouwing en de besloten ligging belangrijke waarden. Het gemeentelijk beleid is gericht op de instandhouding van het extensieve karakter van de bebouwing. Bij (ver)bouw van bebouwing dient extra aandacht te zijn voor de plaatsing in en het karakter van de omgeving.

3.4.8 Nota erfgoedbeleid (2008)

Met het aanwezige erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan. Daarnaast biedt erfgoed veel kansen die benut kunnen worden als inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om de kansen beter te benutten is een wisselwerking nodig tussen het erfgoedbeleid en andere beleidsterreinen. Daarom is de nota voor het Erfgoedbeleid opgesteld.
Deze erfgoednota beperkt zich tot de gehele (gebouwde) omgeving met inbegrip van archeologische waarden en van varende monumenten. In de nota zijn de hoofdlijnen voor het beleid met betrekking tot het erfgoed vastgelegd. Dat betekent dat onderdelen nader uitgewerkt moeten worden.

De doelstelling voor dit beleid is: 'Het erfgoedbeleid is gericht op een lange termijn visie en op een integraal beleid om historisch waardevolle zaken te behouden (door rekening te houden met ontwikkelingen) voor volgende generaties om daarmee de identiteit en het historisch besef van de samenleving te versterken.'
Als kernpunten van het geformuleerde beleid zijn genoemd:

  • verbetering van de omgang met erfgoed als historische bouwkunst, historische structuren, archeologie en varende monumenten. Niet alleen door integraal beleid, maar ook door overleg met eigenaren en publiciteit;
  • bredere bescherming van cultuurhistorisch erfgoed met als uitgangspunt “behoud door ontwikkeling”;
  • het aanwijzen van panden tot gemeentelijk monument en het herformuleren van het subsidiebeleid.


Door het vaststellen van deze nota wordt impliciet besloten tot onder andere:

  • het handhaven van historische karakteristieken van de bebouwing;
  • het voeren van een integraal erfgoedbeleid voor de beleidsterreinen ruimtelijke ordening, stadsvernieuwing en volkshuisvesting, cultuur, economische zaken en milieu;
  • het ontwikkelen van ruimtelijke plannen waarbij de archeologische monumentenkaart (AMK) en de indicatieve kaart van archeologische waarden (IKAW) als uitgangspunt wordt gebruikt;
  • het ontwikkelen van een archeologiebeleid in samenwerking met een of meer gemeenten;
  • het behoud van varende monumenten in de gemeente met de hiervoor noodzakelijke (betaalbare) faciliteiten voor deze schepen;
  • het behouden of terugbrengen van de Oude Haven in een historische stijl om samen met de historische schepen een eenheid te realiseren.
3.4.9 Integraal verkeersbeleidsplan (2008)

Het verkeersbeleidsplan geeft de kaders weer voor het verkeers(veiligheids)beleid van de gemeente voor de periode 2007-2012. Het beleidskader is gebaseerd op vijf thema’s: hoofdwegennet met verkeers- en verblijfsgebieden, langzaam verkeer, openbaar vervoer, verkeersveiligheid en parkeren.

De kaders van het verkeers- en mobiliteitsbeleid zijn in dit document vertaald in:

  • de toekomstige hoofdverkeersstructuur. Deze structuur voor auto, fiets en openbaar vervoer is mede de basis voor het inrichten van de woon- en leefomgeving;
  • heldere uitgangspunten over de indeling en inrichting van wegen om de verkeersveiligheid te verbeteren;
  • oplossingsrichtingen voor de parkeerdrukte.

De kuststrook wordt ontwikkeld en krijgt deze een recreatieve- en een natuurfunctie, inclusief een nieuwe jachthaven. Een deel van de woningen aan de Boulevard en de nieuwe jachthaven worden ontsloten buiten de Weikamp en de Oostmaat om. De grondgebonden woningen in het binnengebied worden ontsloten direct vanaf de Oostsingel. Parkeervraag en –aanbod dienen goed op elkaar te zijn afgestemd.

De gemeente ontwikkelt de komende jaren vooral aan de oostzijde. Op grond van de verkeersstudie Bunschoten oostzijde is besloten een aantal maatregelen te nemen om de oostzijde van Bunschoten voor het auto- en fietsverkeer bereikbaar en verkeersveilig te houden. In deze verkeersstudie is de Oostelijke Randweg te onderscheiden in noord, midden en zuid. In het figuur met de aanpassingen voor de hoofdwegen aan de oostzijde van Bunschoten-Spakenburg zijn enkele maatregelen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.randmeer0800-0302_0014.jpg"

Afbeelding - aanpassingen hoofdwegen oostzijde

In aansluiting op de bestaande infrastructuur, komt een nieuw tracé voor het plangebied ter ontsluiting van auto- en fietsverkeer naar de kuststrook en er komen aanpassingen voor het verkeer richting het gebied Zuyderzee (voormalig Oostmaat). Fietsverkeer wordt gestimuleerd. Bij de ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met onder andere luchtkwaliteit, geluid en parkeermogelijkheden.

3.4.10 Nota milieubeleid 2002 - 2005 (2002)

In de nieuwe milieunota vormt het begrip “duurzaamheid” de rode draad. Duurzaamheid staat daarbij voor een ontwikkeling met als doel evenwicht tussen het menselijk welbevinden (sociaal, economisch, cultureel e.d.) en het behoud (en waar nodig versterking) van de ecologische kwaliteit. De gemeente wil daarin integraal beleid voeren, milieu wordt geïntegreerd in andere beleidsvelden.
In de milieunota wordt uitgegaan van een indeling in de volgende integratiekaders:

  • 1. Milieu en ruimte: duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
    De centrale ambitie ligt op het behoud van de gemeente als “eiland in de groene zee”. Dit houdt onder andere in dat de bewoners en recreanten de rust, natuur en ruimte moeten kunnen blijven vinden. Daartoe gaat de gemeente de bestaande woon-, werk- en recreatieconcentraties verduurzamen, wordt hinder van parkeren, geluid en licht tegen gegaan en gaat de gemeente over op ecologisch groenbeheer.
  • 2. Het handhaven van de openheid van het landschap wordt onder andere bereikt door het realiseren van efficiënt ruimtegebruik (zuinig of meervoudig ruimtegebruik). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt niet alleen gebruik gemaakt van duurzame materialen bij het (ver-)bouwen, maar ook worden buurten of percelen duurzaam ingericht.
  • 3. Milieu en economie: bedrijvigheid ontwikkelen op duurzame wijze.
    De gemeente streeft er naar om hoogwaardige werkgelegenheid op duurzame wijze te ontwikkelen. Het gaat daarbij om het stimuleren van enerzijds duurzame bedrijfsvestiging (het vestigen van het juiste bedrijf op de juiste plaats) en anderzijds duurzame bedrijvigheid (milieuvriendelijk gedrag).
  • 4. Milieu en samenleving: duurzaam wonen, consumeren en recreëren.
    Getracht wordt om het kennisniveau en het besef van de inwoners en bezoekers ten aanzien van milieu en duurzaamheid te vergroten. Aansluiting op de leefwereld van de inwoners en bezoekers is van belang. Het is daarbij de taak van de gemeente om milieuproblemen en gedrag inzichtelijk te maken. De gemeente voert transparant beleid, waarin heldere en concrete doelen worden geformuleerd en de rol van de bewoners daarin.
  • 5. Milieu en interne zorg: gemeentelijk beheer op duurzame wijze vormgeven.
    De gemeente voert haar taken adequaat uit waarmee een duurzame zorg voor en beheer van de leefomgeving wordt bereikt. Daartoe wordt niet uitgegaan van maximale milieuwinst, maar van een optimalisatie van de milieuwinst in relatie tot de ruimtelijke, economische en sociaal-maatschappelijke winst. Hierbij wordt uitgegaan van een procesgerichte uitvoering. De gemeente dient het goede voorbeeld geven.