direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Dorp Werkhoven 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0312.bpWHVdorpwerkhoven-va01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf in een reëel agrarisch bedrijf:
  • b. één bedrijfswoning per agrarisch bouwvlak;
  • c. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen, voor zover daarmee de agrarische functie van de gronden niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. een standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, met dien verstande dat:
    • 1. de standplaats uitsluitend in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober mag worden gebruikt.
    • 2. de standplaats uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • e. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte streekeigen producten met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 70 m², uitsluitend binnen bestaande gebouwen;
  • f. water en bruggen; bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, perceelsontsluitingen, wegen, paden, parkeerplaatsen en tuinen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen:
  • a. agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd, indien de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond en de bouw plaatsvindt ten behoeve van een reëel of volwaardig agrarisch bedrijf (dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een reëel of volwaardig bedrijf); het bevoegd gezag kan daaromtrent het advies van een agrarisch deskundige inwinnen;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • c. binnen het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken ten behoeve van één agrarisch bedrijf toegestaan.

3.2.2 Agrarische bedrijfswoning:
  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien vaststaat dat binnen hetzelfde bouwperceel één of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf zijn gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³, exclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, of indien de bestaande inhoud meer dan 600 m³ bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud, exclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 70 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 8 meter;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;
  • f. de dakhelling van bedrijfswoningen en bijgebouwen mag niet minder dan 15 graden en niet meer dan 50 graden bedragen.

3.2.3 Agrarische bedrijfsgebouwen:
  • a. de oppervlakte van enig gebouw mag niet meer dan 4000 m² bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van het als neventak uitoefenen van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, mag binnen elk bouwvlak niet meer dan 1000 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 11 meter;
  • d. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15 graden en niet meer dan 50 graden bedragen;
  • e. kassen zijn uitsluitend in de vorm van teeltondersteunende kassen toegestaan en hiervoor gelden de regels die zijn opgenomen in lid 3.2.4.

3.2.4 Teeltondersteunende voorzieningen:
  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen en hoge boog- of tunnelkassen niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
    • 2. de bouwhoogte van teeltondersteunende kassen en hoge boog- of tunnelkassen niet meer mag bedragen dan 6 meter;
    • 3. de bouwhoogte van andere permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • c. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van boomteelthekken niet meer mag bedragen dan 3,5 meter.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. een buitenrijbaan (paardenbak) is uitsluitend met een afwijking toegestaan, zoals genoemd in Artikel 26 onder k., met dien verstande dat:
    • 1. buitenrijbanen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van buitenrijbanen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
    • 3. de bouwhoogte van lichtmasten bij een buitenrijbaan niet meer mag bedragen dan 8 meter.
  • b. voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de regels die zijn opgenomen in lid 3.2.4;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Bouwhoogte in meters  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor mestopslag   6  
sleufsilo's   3  
andere silo's   15  
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn en toegangspoorten   2  
overige erf- of perceelafscheidingen   1,5  
overkappingen   4  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde windmolens   10  

  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van keermuren maximaal 1,5 meter mag bedragen;
    • 3. bouwwerken voor mestopslag, sleufsilo's, andere silo's en andere aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan;
    • 4. overkappingen niet zijn toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels:

3.3.1 Kamperen

voor het binnen het bouwvlak bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van kamperen, zoals sanitaire ruimten, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kamperen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;
  • c. de dakhelling van de gebouwen niet minder dan 15 en niet meer dan 50 graden bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 6 meter bedraagt.

3.3.2 Extra bebouwing voor ondergeschikte nevenactiviteiten

voor het toestaan van extra bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van ondergeschikte nevenactiviteiten zoals genoemd in 3.5.2 bij het agrarische bedrijf, mits:

  • a. er sprake is van een reëel agrarisch bedrijf en een agrarisch deskundige hieromtrent heeft geadviseerd;
  • b. de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen ongeschikt zijn voor de ondergeschikte nevenactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd;
  • c. het extra bebouwing betreft ten behoeve van de uitoefening van groen-blauwe diensten;
  • d. de extra bebouwing blijkens een daartoe opgesteld, deugdelijk bedrijfsplan noodzakelijk is voor de uitoefening van de niet-agrarische activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd;
  • e. de extra bebouwing blijkens een daartoe opgesteld, deugdelijk beeldkwaliteitsplan leidt tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • f. de oppervlakte van de extra bebouwing niet meer dan 300 m² bedraagt;
  • g. de goothoogte van de extra bebouwing niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 6 m;
  • h. de dakhelling van de extra bebouwing niet minder dan 15 en niet meer dan 50 graden bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

3.4.1 Strijdig gebruik:

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. permanente bewoning en permanent laten bewonen van "bed and breakfast"-appartementen;
  • b. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die in het schema in lid 3.6.3 zijn aangemerkt als strijdig;
  • d. het gebruiken, in gebruik geven en laten gebruiken van gronden gelegen buiten de aangegeven bouwvlakken voor:
    • 1. niet als bouwwerk aan te merken mestbassins;
    • 2. fruitkisten;
    • 3. de opslag van hooirollen;
    • 4. de opslag van kuilvoer.

3.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten:

Bij een agrarisch bedrijf zijn ondergeschikte nevenactiviteiten uitsluitend met een afwijking toegestaan.

3.4.3 Fruitteelt

De aanplant van fruitbomen is vanwege de spuitzone niet toegestaan binnen 30 meter rond woningen van derden in het buitengebied en terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie en binnen 50 meter rond woningen in de bebouwde kom, met dien verstande dat:

  • a. deze bepaling niet van toepassing is op (herplant van fruitbomen in) bestaande fruitboomgaarden;
  • b. de aanplant van fruitbomen wel is toegestaan rond terreinen voor (kleinschalig) kamperen;
  • c. de aanplant van hoogstamfruitbomen die uitsluitend als landschapselement dienen wel is toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

3.5.1 Kamperen:

het toestaan van een standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen binnen het bouwvlak en gronden buiten het bouwvlak tot op een afstand van maximaal 25 meter van de grens van het bouwvlak, mits:

  • a. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, door middel van afschermende beplanting;
  • b. kampeermiddelen uitsluitend aanwezig zijn gedurende de periode van 1 maart en 31 oktober;
  • c. de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

3.5.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten:

het gebruiken en verbouwen van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak bij een agrarisch bedrijf voor de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten, tot ten hoogste de daarbij aangegeven vloeroppervlakte:

  • a. veehandelsbedrijf, agrarisch loonwerkbedrijf, bewerking en verwerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd, tot 500 m²;
  • b. paardenpension, tot 500 m²;
  • c. natuurvoorlichting en -educatie, kinderboerderij, tot 700 m²;
  • d. atelier, tentoonstellingsruimte, tot 300 m²;
  • e. "bed and breakfast"-appartementen, per agrarisch bedrijf ten hoogste 5 van maximaal 200 m³ per appartement, in de bedrijfswoning of in daaraan aangebouwde bedrijfsgebouwen;
  • f. kampeerboerderij, tot 700 m²;
  • g. zorgboerderij, met overnachtingsmogelijkheden voor ten hoogste 5 personen, tot 700 m²;
  • h. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis of een terras, tot 70 m²;
  • i. opslag van caravans, campers, boten en daarmee vergelijkbare objecten, tot 1000 m²;

met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning tevens de volgende regels gelden:

    • 1. de gezamenlijke vloeroppervlakte van onder d en h genoemde activiteiten mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan 300 m²;
    • 2. de gezamenlijke vloeroppervlakte van onder a, b en h genoemde activiteiten mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan 500 m²;
    • 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van onder c, e, f, g en h genoemde activiteiten mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan 700 m²;
    • 4. de gezamenlijke vloeroppervlakte van onder a t/m i genoemde activiteiten mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan 1000 m²;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op de met de omgevingsvergunning verleende afwijking van het toegestane gebruik;
    • 6. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf en een agrarisch deskundige heeft daaromtrent geadviseerd;
    • 7. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
    • 8. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
    • 9. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
    • 10. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de open lucht plaatsvinden.

3.5.3 Huisvesting seizoensarbeiders

het toestaan van tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, mits:

  • a. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. een agrarische deskundige heeft geadviseerd omtrent de voorwaarden onder a en b;
  • d. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt ten tijde van piekwerkzaamheden in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.
  • e. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • f. er niet meer dan 10 werknemers per jaar worden gehuisvest;
  • g. de huisvesting plaatsvindt in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen die gesitueerd zijn binnen een bouwvlak;
  • h. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • i. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet wordt aangetast;
  • j. er binnen het bouwvlak wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de huisvesting.

3.5.4 Tijdelijke verkoopstal

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van een tijdelijke uitstalling voor de verkoop van ter plaatse voortgebrachte producten buiten bestaande gebouwen, mits:

  • a. per bedrijf maximaal één uitstalling is toegestaan;
  • b. het een mobiele en/of demontabele constructie betreft;
  • c. de uitstalling een oppervlakte heeft van maximaal 40 m2 en een lengte van maximaal 8 meter;
  • d. de uitstalling maximaal 6 maanden per jaar aanwezig is in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Verbod:

Het is verboden om op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden de in het schema onder lid 3.6.3 benoemde werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'. De vergunning kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

3.6.2 Uitzonderingen op het verbod:

Het in 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. die plaatsvinden binnen het agrarisch bouwvlak;
  • b. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een omgevingsvergunning was verleend;
  • d. het vellen, rooien, planten of beschadigen van fruitbomen alsmede de daarbijbehorende windsingelbeplanting.

3.6.3 Schema omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden:

  Vergunningplichtige werken /   Criteria voor verlening  
  werkzaamheden    
Beplanting en grondgebruik  
1   Vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van   behoud landschapselementen  
  handelingen, die dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben    
  of kunnen hebben;   (n.v.t . op fruit -of boomteelt )  
2   Beplanten (met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters),   behoud open landschapsbeeld  
  met inachtneming van het bepaalde in lid   3.4.3    
3   Aanleg kleine landschapselementen;   behoud open landschapsbeeld,  
    erfbeplantingen toegestaan  
4   Bebossen   strijdig  
Infrastructuur en voorzieningen  
5   Aanbrengen hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen   strijdig  
 
Strijdig = niet toegestaan  

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1 geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming van de gronden binnen dat bouwvlak, en de gronden daaromheen, wijzigen in één van de in lid 3.7.1 tot en met lid 3.7.4 genoemde bestemmingen, met inachtneming van de in de betreffende leden aangegeven bepalingen; bij wijziging wordt tegelijkertijd het bouwvlak verwijderd:

3.7.1 Wijziging naar de bestemming Wonen: bestaande woning(en)

Wijziging naar de bestemming 'Wonen' met één woning, respectievelijk het bestaande aantal woningen, mits:

  • a. ter plaatse van en aansluitend aan de bestaande woning of woningen de gronden worden aangewezen met de bestemming 'Wonen' als bedoeld in Artikel 14;
  • b. de overige gronden binnen het voormalige bouwvlak de betreffende, respectievelijk aangrenzende agrarische bestemming behouden;
  • c. het bepaalde in Artikel 14 (Wonen) van overeenkomstige toepassing wordt verklaard;
  • d. elke wijziging in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak omvat;
  • e. de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning(en) worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in Artikel 14 (Wonen), als zodanig mogen worden aangemerkt;
  • f. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • g. het aantal woningen binnen elk bouwvlak niet wordt vergroot.

3.7.2 Wijziging naar de bestemming Wonen: extra woningen in voormalige boerderij

Wijziging naar de bestemming 'Wonen' met extra woningen in een voormalige boerderij, mits:

  • a. in afwijking van het bepaalde in lid 3.7.1 onder g, zijn uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, extra woningen toegestaan, mits:
    • 1. de betreffende boerderij een inhoud heeft die groter is dan 800 m³;
    • 2. de inhoud van elke woning ten minste 400 m³ bedraagt;
    • 3. dat duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing, en
    • 4. vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak de overige voormalige bedrijfsgebouwen, niet zijnde monumenten of MIP-panden, worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in Artikel 14 (Wonen), als zodanig mogen worden aangemerkt.
  • b. het bepaalde in Artikel 14 (Wonen) van overeenkomstige toepassing wordt verklaard;
  • c. op geen van de gevels van de extra woningen bij voltooiing, de geluidsbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • d. wordt voldaan aan de bepalingen zoals genoemd in lid 3.7.1 onder a, b, d en f.

3.7.3 Wijziging naar de bestemming Wonen: grotere inhoud woning in voormalige boerderij

Wijziging naar de bestemming ''Wonen' met een grotere inhoud van een woning in een voormalige boerderij, mits:

  • a. uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, mag de inhoud van de woonruimte worden vergroot tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, mits:
    • 1. één en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing, en
    • 2. vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak de overige voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in Artikel 14 (Wonen), als zodanig mogen worden aangemerkt.
  • b. wordt voldaan aan de bepalingen zoals genoemd in lid 3.7.1 onder a, b, c, d en f.

3.7.4 Wijziging naar de bestemming Wonen: één extra vrijstaande woning toegestaan

Wijziging naar de bestemming Wonen met de realisatie van één extra vrijstaande woning (Ruimte voor Ruimte-regeling), mits:

  • a. in afwijking van het bepaalde in lid 3.7.1 onder g, is op de gronden binnen een voormalig agrarisch bouwvlak één extra vrijstaande woning toegestaan, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak de overige voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met een minimum van 1000 m², met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in Artikel 14 (Wonen), als zodanig mogen worden aangemerkt;
  • b. ter plaatse van en aansluitend aan de bestaande woning en de extra woning de gronden worden aangewezen met de bestemming Wonen als bedoeld in Artikel 14;
  • c. wordt voldaan aan de bepalingen zoals genoemd in lid 3.7.1 onder b, c, d en f;
  • d. wordt voldaan aan de bepaling zoals genoemd in lid 3.7.2 onder c.