Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. waterberging;
-
b. stuwen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
c. dammen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
d. waterhuishouding;
-
e. waterlopen en waterpartijen;
-
f. groenvoorzieningen;
-
g. infiltratievoorzieningen;
-
h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger', steigers;
-
i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterwoning', waterwoningen;
-
j. het aanmeren van vaartuigen;
-
k. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
a. de afstand tussen de waterwoningen bedraagt maximaal 4,75 meter;
-
b. de afstand vanaf de zijdelings perceelsgrens van een waterwoning tot een gestapelde woning bedraagt 6,5 meter;
-
c. per waterwoning is ten hoogste 1 omloop toegestaan;
-
d. de breedte van een omloop als bedoeld in 6.2 sub c bedraagt maximaal 1 meter in de lengterichting van de waterwoning;
-
e. waterwoningen mogen maximaal 6,25 meter boven de waterspiegel uitsteken;
-
f. ten behoeve van de waterwoningen is een terras toegestaan uitsluitend op de eerste bouwlaag aan de achterzijde van de waterwoning, met een maximale diepte van 6 meter;
-
g. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter gemeten vanaf de waterspiegel;
-
h. de hoogte van stuwen en dammen mag maximaal 3 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
-
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
c. het gebruik van gronden -daaronder begrepen water, aanlegplaatsen en steigers- als ligplaats voor woonboten of -schepen en andere drijvende woongelegenheden, drijvende boten en andere bergingen en drijvende steigers, pontons en soortgelijke voorzieningen, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.