direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen
Plan: Hessenweg 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0018BP00110-OH01

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;

inclusief bijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeergelegenheid (op eigen terrein).
12.2 Bouwregels

Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

Hoofdgebouwen

  • a. per bestemmingsvlak mogen niet meer hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de ter-inzage-legging van dit plan bestaan;
  • b. de goothoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogste goothoogte, waarbij dakkappellen buiten beschouwing blijven;
  • c. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
  • d. de voorgevels van de hoofdgebouwen/woningen dienen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • e. de diepte en breedte van een hoofdgebouw/woning mogen niet meer bedragen dan de bestaande diepte en breedte;

Uitbreidingen aan de voorgevel

  • f. ondergeschikte uitbreidingen aan de voorgevel met aan- en uitbouwen op de begane grond van een hoofdgebouw, zoals erkers en toegangen, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de voorgevelrooilijn mag met niet meer dan 1 meter worden overschreden;
    • 2. de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een aan- of uitbouw aanwezig is;
    • 3. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m;

Uitbreidingen aan de achtergevel

  • g. uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke achtergevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de achterzijde van de aan- en uitbouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 8 m bedragen;
    • 2. de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de breedte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de gehele achtergevelbreedte;
    • 4. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 5. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;

Uitbreidingen aan de zijgevel

  • h. uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke zijgevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevelrooilijn mag niet minder dan 4 m bedragen;
    • 2. de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;
    • 3. de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de diepte van de oorspronkelijke zijgevel;
    • 4. de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 5. de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;

Aaneenbouwen uitbreiding achter- en zijgevel (hoekjesregel)

  • i. bebouwen van de hoek gelegen tussen de mogelijkheden voor uitbreiding aan de achter- en de zijgevel is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;
    • 2. de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de maximaal toegestane diepte van de mogelijkheid voor uitbreiding aan de achtergevel;
    • 3. de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 4. de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;

Bijgebouwen

  • j. op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw/woning mag maximaal 15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en ander:
    • 1. met een maximum van 24 m² bij bouwpercelen kleiner dan 200 m²;
    • 2. met een maximum van 36 m² bij bouwpercelen groter dan 200 m² maar kleiner dan 300 m²;
    • 3. met een maximum van 50 m² bij bouwpercelen groter dan 300 m²;
  • k. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • l. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • m. voor de voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • n. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde;

Dakterrassen

  • o. dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning - in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft - eveneens een dakterras aanwezig is;
    • 2. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 2 meter;
    • 3. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mogen niet meer bedragen dan 1,50 meter;

Onderkeldering

  • p. onderkeldering van bebouwing is uitsluitend toegestaan tot maximaal de grondoppervlakte van de bebouwing die op basis van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
  • q. onderkeldering van bebouwing mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;

Onderdoorgang

  • r. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn op de begane-grondlaag geen gebouwen toegestaan;

Bestaande afwijkingen

  • s. bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd, maar niet vergroot.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

12.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde:

  • a. in lid 12.2 sub d voor een ander verloop van de voorgevel, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. in lid 12.2 sub j en sub h onder 1 voor de situering van bijgebouwen en aan- en uitbouwen op een kleinere afstand van de voorgevelrooilijn, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
12.5 Specifieke gebruiksregels

In het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woning is een aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.