Plan: | Bilthoven Noord 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0310.0007BP11007-VG01 |
Voor het bestemmingsplan is door Vestigia een visie opgesteld over de cultuurhistorie in het plangebied (Bilthoven Noord en Vogelzang: cultuurhistorische visie in het kader van de bestemmingsplanprocedure, Amersfoort, februari 2010, zie Bijlage 1). Op basis hiervan is de cultuurhistorische situatie van de wijk Bilthoven Noord in beeld gebracht. Tevens is een cultuurhistorische waardenkaart vastgesteld (zie paragraaf 3.4 Gemeentelijk beleid). Op basis van de cultuurhistorische visie is een stedenbouwkundige visie (Bijlage 3) opgesteld. Deze stedenbouwkundige visie is de basis voor dit bestemmingsplan.
Cultuurhistorische visie op het plangebied
Bilthoven Noord is geworden tot wat het heden ten dage nog steeds is door pluriform particulier opdrachtgeverschap. Dit proces begon rond 1900 en gaat tot op heden door en heeft een staalkaart opgeleverd van twintigste- en eenentwintigste-eeuwse architectuur, die nauw verweven is met ontwikkelingen en stromingen binnen de Nederlandse samenleving. Hierdoor is sprake van een belangrijk stuk erfgoed dat meegewogen moet worden in elke beslissing op het gebied van de ruimte. Het bestemmingsplan zet in op behoud van deze cultuurhistorische erfenis en tegelijkertijd behoud van een gedifferentieerde, stabiele en levendige wijk met woon- en werkfuncties. Binnen de regels van het bestemmingsplan blijft ruimte voor kwalitatief hoogwaardige, eigentijdse architectuur. Op deze wijze kan het karakteristieke heterogene bebouwingsbeeld worden gecontinueerd, zonder te vervallen in compromisarchiteetuur, die geen bijdrage levert aan de gebiedsidentiteit en het cultuurhistorische karakter. Het 'Bilthovense DNA' (zie paragraaf 4.1.1 en hoofdstuk 6 van Bijlage 1) biedt de mogelijkheid om ontwikkelingen te sturen vanuit een samenhangende visie: zolang het rood en grijs voldoende kwaliteit en het groen voldoende massa behoudt, blijft de Bilthovense balans voldoende robuust om binnen de cultuurhistorische kwaliteiten ook ruimte te houden voor de dynamiek die elke gebouwde omgeving eigen is.
Cultuurhistorische elementen van de cultuurhistorische waardenkaart
Binnen het plangebied liggen vier cultuurhistorische objecten van de 'startlijst' van de cultuurhistorische waardenkaart. Het gaat om:
5. Heidepark, restant heide na ontbossing;
28. Spoorlijn Utrecht-Amersfoort;
29. Soestdijkseweg;
44. Zichtlijnen (Gezichtslaan);
50. Bunkers Bilthoven: Complex Luftwaffe Heidepark; Complex General Kommando (Bilderdijklaan e.o.); Complex Jaglust; Complex Beethovenlaan; Complex Gerard Doulaan.
Heidepark
Het Heidepark is het enige restant heide dat nog in de gemeente aanwezig is. Het gebied vormt daarmee, naast de Biltse duinen (nr. 4 van de startlijst), het enige tastbare overblijfsel van de ingrijpende agrarisch-economische en landschappelijke ontwikkelingen van de 16e en 17e eeuw.
Spoorlijn Utrecht-Amersfoort
De aanleg van de spoorlijn kan niet los worden gezien van het ontstaan van de villadorpen, de samenhang tussen beiden is dan ook hoog. De spoorlijn is vandaag de dag nog steeds in gebruik, en dus blijft dit stukje geschiedenis van Bilthoven toegankelijk.
Soestdijkseweg
De Soestdijkseweg is de eeuwenoude verbinding van De Bilt richting Soest, Soestdijk, Baarn en Lage Vuursche. Het enige tolhuis in de gemeente vormt in combinatie met de eeuwenoude verbinding Soestdijkseweg een ensemble, waardig voor de startlijst.
Zichtlijn Gezichtslaan
Een zichtlijn of vista is een denkbeeldige lijn ontworpen als kijkrichting vanuit een buitenhuis naar een bepaald punt. De kijkrichting wordt bepaald door de beplanting van boomgroepen en heesters, door reliëfwerking van gazons en door zorgvuldig geplaatste tuinsieraden. Het is een kenmerkend element van de Engelse landschapsstijl uit de negentiende eeuw. Tijdens de onderzoeken die gedaan zijn voor het schrijven van het boek over Eyckenstein, is gebleken dat de Gezichtslaan precies op de Oude Hervormde Kerk in Zeist gericht is. Dat betekent dat de toren van deze kerk in die tijd vanaf Eyckenstein, op een afstand van een kleine 9 km hemelsbreed, ook zichtbaar geweest moet zijn. De zichtlijn loopt van Eyckenstein naar de kerk en blijkt precies over de Gezichtslaan te vallen.
Bunkers van Bilthoven
De bunkercomplexen hebben cultuurhistorische waarde als onderdeel van het militaire landschap in het kader van de Tweede Wereldoorlog, daarnaast is de ensemblewaarde erg hoog.
Figuur 5.4: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart 'startlijst'
Het plangebied 'Bilthoven Noord' kent veel gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten. Deze monumenten zijn verspreid over het gehele plangebied terug te vinden. In dit bestemmingplan zijn de monumenten op de analoge verbeelding nader aangeduid. Vanuit het bestemmingsplan hebben de monumenten echter geen extra bescherming of status.
Het onderstaande overzicht geeft een karakterschets van de aanwezige monumenten in het plangebied. Het plangebied kent vier rijksmonumenten en vijftien gemeentelijke monumenten.
Rijksmonumenten
Beethovenlaan 6 'De Kloek'
Deze in Amsterdamse-Schoolstijl uitgevoerde villa is in opdracht van F.K. Hauer ontworpen door de architecten W.A. Maas en L.J.H. Zonneveldt. De villa van één bouwlaag heeft een L-vormige plattegrond en twee hoge, haaks op elkaar staande rieten mansardedaken. In de kap bevinden zich twee verdiepingen. Het pand dateert uit 1920 en heeft aan de voorzijde een topgeveldeel en rechts daarvan een iets terugliggend langsgevelgedeelte. Het pand is oorspronkelijk opgetrokken in schoonmetselwerk. Thans zijn de gevels wit geschilderd. Het pand valt op door de bijzondere detaillering zoals de vormgeving van de hoofdingang. Het bovenste deel van de deur loopt taps toe en wordt geflankeerd door trapeziumvormige vensters. Rechts van de deur bevindt zich een venster met driehoekig roedenmotief en geprofileerde bakstenen dagkant. In het dakschild van dit rechter bouwdeel bevinden zich drie dakkapelletjes met spitsvormige vensters. De afgeronde hoeken van de topgevel worden in het onderste dakschild voortgezet en kegelvormig afgesloten met een zinken spits. De tuin is door Otto Schulz ontworpen.
Frans Halslaan 68
In opdracht van de 'Stichting tot vrije en persoonlijke ontwikkeling' ontwierp architect F.E. Röntgen in 1928 dit 'Gebouw voor Gemeenschapsontwikkeling' waar Kees Boeke zijn bekend geworden school begon. Zijn vernieuwende onderwijsprincipes waren gericht op de zelfwerkzaamheid en gemeenschapszin van de leerlingen waarbij hun individualiteit centraal stond. De open en flexibele vormgeving weerspiegelt deze principes door middel van essentiële elementen als voldoende licht, lucht en ruimte zodat rust en vrijheid bevorderd worden. De toepassing van veel glas betekende niet alleen invallend zonlicht, maar ook dat de werkers vrijer uitzicht hadden en beter op elkaar zicht hadden. De tuin die aan de zuidzijde van het pand is gesitueerd, vormt een essentieel onderdeel binnen het concept van het ontwerp. Het gebouw diende makkelijk schoongehouden en onderhouden te kunnen worden, daar de werkers/leerlingen dit zelf deden. De school heeft een waaiervormige plattegrond. De hoofdgevel van dit bouwdeel van één bouwlaag met zeer ver overstekend plat dak is naar het zuiden gericht. Boven een bakstenen plint is deze gevel geheel opgebouwd uit vierkante vensters in houten kozijnen. Elke travee bestaat uit drie vensters boven en vier vensters naast elkaar. Op het 'draaipunt' van de waaiervorm staat een kleinere, waaiervormige opbouw met een veelhoekig, ver overstekend, afgeknot tentdak. De gevel van de opbouw heeft één laag vierkante vensters met bakstenen muurdammen. Deze vensters zijn de bovenlichten van de centrale hoofdruimte. De hoofdingang bevindt zich in een aanbouw tegen de westzijde van de waaiervorm. Deze lage aanbouw vormt tevens de verbinding met een hoog rechthoekig uit 1935 daterend bouwdeel met een gebogen dakschild en hoog geplaatste vensterpartijen. De tuin aan de zijde van de Hobbemalaan is een gemeentelijk monument.
Gerard Doulaan 21/23 M 'Gaudeamus'
In 1924 nam de componist, pianist en pedagoog Julius Röntgen (1855-1932) afscheid als directeur van het Amsterdamse conservatorium, dat hij zelf mede in 1885 had opgericht. Hij wilde zich buiten de stad vestigen en gaf zijn negentienjarige zoon Frants (1904-1980), die een opleiding tot architect volgde, opdracht een villa te ontwerpen. Frants werd hierbij intensief bijgestaan door het Technisch Bouwbureau van Hoenink en Gartier. Zij vroegen de bouwvergunning aan en signeerden de tekeningen. De vestigingsplaats werd Bilthoven omdat hier Julius' oudste zoon, de musicus Julius Röntgen jr., woonde. De eerste steen voor de villa werd op 26 augustus 1924 gelegd. Röntgen noemde zijn villa 'Gaudeamus', Latijn voor: 'wij verheugen ons'. De reeds zeventigjarige Röntgen sr. zette in Bilthoven tot aan zijn dood niet alleen zijn intensieve componeerwerkzaamheden voort maar gaf ook talrijke huisconcerten, zodat Gaudeamus een ontmoetingsplaats werd voor musici.
Na de oorlog zou de opmerkelijke Bilthovense villa onder leiding van Walter Maas opnieuw een belangrijke rol in het Nederlandse muziekleven vervullen. Walter Maas vluchtte onder dreiging van de jodenvervolging in 1933 uit Duitsland naar Amsterdam waar hij een pension begon. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog moest hij deze werkzaamheden in Amsterdam staken. In 1940 zette hij zijn pension voort in villa Gaudeamus te Bilthoven. In 1941 moest hij onderduiken, onder andere in villa Gaudeamus. Na herstel van de oorlogsschade konden in 1945 weer gasten in het pension ontvangen worden. Julius Röntgen jr. vroeg of hij een concert in zijn ouderlijk huis mocht geven om hiermee de traditie die zijn vader was begonnen in ere te herstellen. Walter Maas realiseerde zich dat hij met het belangeloos beschikbaar stellen van zijn huiskamer iets terug kon doen voor zijn gastland. Hiermee was het idee geboren zijn woning beschikbaar te stellen voor jonge componisten en musici. Dit leidde in 1950 tot de oprichting van de wereldwijd bekend geworden Stichting Gaudeamus. De stichting wilde internationale contacten tussen jonge componisten tot stand brengen en het begrip en de kennis over de hedendaagse muziek met name van Nederlandse componisten bevorderen. In Huize Gaudeamus werden jaarlijks muziekweken georganiseerd waar bekende componisten doceerden en nieuwe composities ten gehore werden gebracht. Een compositieconcours behoorde tot de activiteiten van de muziekweek. De deelnemers analyseerden onder leiding van een bekend componist elkaars werken. Er werden lezingen gegeven, cursussen georganiseerd en een documentatiecentrum voor hedendaagse muziek opgezet. Gaudeamus werd een internationale ontmoetingsplaats en trefpunt met internationale betekenis voor jonge componisten en musici en functioneerde tevens als pension. Thans wordt Gaudeamus het Walter Maas-Huis genoemd waarin de Maas Nathan Stichting een buitenhuis voor kunst en cultuur heeft ontwikkeld.
De villa is vormgegeven in Amsterdamse-Schoolstijl, is opgetrokken in baksteen en hout en heeft een aantal in hoogte en vorm variërende vleugels onder een samenstel van rieten kappen. De omtrek van de plattegrond komt overeen met de contouren van een concertvleugel. Het gebouw wordt gedomineerd door het zeer hoge en steile zadeldak van de oostelijke hoofdvleugel. De iets overhangende topgevel van deze vleugel aan de oostelijke voorzijde is voorzien van staand beschot, waaronder een reeks in harmonicavorm gegroepeerde vensters is aangebracht. De hoofdingang bevindt zich rechts naast de topgevel in de kop van een lage vleugel die naar rechts inzwenkt. Deze vleugel heeft een lage rieten kap met een overstekend, afgerond dakschild boven de ingang. Direct naast de hoofdingang is een kleine gedenksteen aangebracht met de drie namen van de architecten. De driehoekige vensters in deze vleugel worden afgewisseld met halfronde kolommen van Noorse zandsteen. Haaks op de rechtergevel van de hoofdvleugel, achter de lage inzwenkende vleugel, sluit een halfhoge dwarsvleugel aan. De kap hiervan wordt aan de noordzijde lager doorgezet. Hier bevindt zich de rondomgaande uitbouw van de vroegere muziekkamer. Het vloerniveau van de muziekkamer ligt 80 cm. hoger dan de vloeren van de overige vertrekken op de begane grond. De uitbouw rust op gemetselde poeren en is voorzien van beschot en reeksen gekoppelde vensters. De westelijke achtergevel geeft een gedifferentieerd beeld. Op de noordwestelijke hoek bevindt zich de ronding van de muziekkamer. De terugliggende tweelaagse gevel in het midden sluit op de verdieping met een ronding aan op de hoofdvleugel. Op de begane grond wordt de gevel doorgezet en eindigt deze in de ronding van een uitbouw op de zuidwestelijke hoek. In deze uitbouw was een spreekkamer gesitueerd. De zuidgevel heeft op de begane grond een strook van gekoppelde vensters met rechts van het midden een deur. Tussen de vensters zijn halfronde kolommen geplaatst. Op het steile dakschild van de hoofdvleugel staan drie driehoekige dakkapellen met overhangende steekkappen boven een horizontale vensterreeks. Hoog in de kap is een dakvenster aangebracht. In het interieur is een aantal oorspronkelijke elementen behouden, waaronder de trap in de centrale hal met omgekeerde kegelvormen in de leuningen.
Julius Röntgen sr. was bevriend met de Noorse componist Edvard Grieg over wie hij een boek schreef. In 1928 ontwierp F. E. Röntgen een opvallend houten tuinhuisje achter in de tuin bij de villa. Dit tuinhuisje zou een kopie zijn van een verdwenen componistenhuisje van de componist Grieg in Noorwegen. Het is een gemeentelijk monument.
Soestdijkseweg Noord 329 'Trinari'
Dit uit 1911 daterende, grote vrijstaande landhuis van één bouwlaag met samengestelde kap, is markant gelegen op de hoek van de Ruysdaellaan en de Soestdijkseweg. Het landhuis vertoont invloeden van de Engelse Arts and Crafts beweging, de Engelse sobere variant van de Art Nouveau of Jugendstil. Het pand is ontworpen door de Groninger architect P.M.A. Huurman (1863-1944) die veel van dergelijke landhuizen in deze stijl heeft gebouwd in de drie noordelijke provincies. Trinari heeft een vierkante grondslag waartegen enkele uitbouwen als een serre, een erker en keuken met bijkeuken zijn geplaatst. De gevels zijn asymmetrisch ingedeeld en vallen op door de rondingen van erker en serre en variërende hoogte en breedte van de topgevels. De vensters, al dan niet door luiken geflankeerd, en de dubbele deuren hebben bovenlichten met roedenverdeling en een ongepleisterde strek. Het hele pand heeft een ongepleisterde onderbouw. Vanaf de midden- of wisseldorpel en de deurkalven zijn de meeste gevels gepleisterd. Opmerkelijk is het torentje op de nok van het flauw hellende tentdak. Deze kap wordt aan alle zijden gesneden door grote of kleine zadeldaken van hoger opgetrokken topgevels of uitbouwen. De hoofdingang bevindt zich in een portiek aan de zijde van de Ruysdaellaan. Op de rechterhoek ernaast bevindt zich een overdekt terras.
Gemeentelijke Monumenten
Beethovenlaan 7 'De Dennenhut'
Uit 1918 daterend landhuis van één bouwlaag met een steile hoge rieten kap waarin zich de verdieping en de zolder bevinden. Het pand is ontworpen door architect R.C. Mauve die in het ontwerp elementen uit de Amsterdamse-Schoolstijl verwerkt heeft. De symmetrisch ingedeelde voorgevel heeft boven de begane grond een houten betimmering die in de top ruitvormig ingedeeld is met drie ruitvormige vensters. Ter hoogte van de verdieping bevindt zich een vierlichtvenster waarvan de stijlen naar beneden zijn verlengd is de vorm van sierlijsten. Hierdoor ontstaat een verbinding met de openslaande deuren met zij- en bovenlichten op de begane grond. Op de hoeken van de voorgevel zijn rondboogopeningen aangebracht waarvan de linker toegang geeft tot een portaal met de voordeur. Alle vensters van het pand zijn voorzien van glas-in-lood. Het midden van de rechterzijgevel risaleert. De nok van het rieten zadeldak boven dit risaliet verspringt iets naar rechts ten opzichte van de nok van het voorste gedeelte. Het achterste deel van de rechterzijgevel is hoger opgetrokken en eindigt in een puntgevel. Het zadeldak achter deze topgevel steekt haaks in op de hoofdkap. De tuinaanleg is ontworpen door O. Schulz.
Gezichtslaan 100
Een in 1934 door architect H.l. van der Hoek ontworpen landhuis met zeer hoog opgaand zadeldak. De begane grond is gedeeltelijk in de kap gesitueerd. Om de linkerhoek aan de voorzijde is een luifel aangebracht dat gedragen wordt door geprofileerde bakstenen pilaren. Onder de luifel zijn de gevels teruggeplaatst zodat een ingangsportiek ontstaat. Een deel van de linkerzijgevel is hoger opgetrokken en doorbreekt het dakschild. Tegen dit deel staat een hoog opgaande schoorsteen. De rechterzijgevel is op de achterhoek hoger opgetrokken en doorbreekt aldaar het dakschild. Het bovenste deel van dit gevelgedeelte vormt de borstwering van een balkon. Het onderste deel geeft via een rondboogopening toegang tot een overdekt terras. Opvallend is het materiaalgebruik. Er zijn stalen ramen en gele handvormbakstenen toegepast en de lintvoegen zijn verdiept uitgevoerd.
Gregoriuslaan 6-8
Gregoriuslaan 6: Uit 1926 daterende pastorie van twee bouwlagen die behoort bij de naastgelegen O.L. Vrouwekerk. Het pand is, net als de kerk, door H. Kroes en zoon ontworpen. De pastorie vormt qua vormgeving één geheel met de kerk. Het nagenoeg vrijstaande pand heeft een verbindingsgang met de kerk. De hoofdingang is asymmetrisch geplaatst in de voorgevel en bevindt zich in een rondboognis. De brede deur heeft zijlichten en een halfrond bovenlicht. Rechts naast de ingangsnis bevindt zich een driezijdige erker. De voorgevel is op de verdieping symmetrisch ingedeeld en gedetailleerd. Alle vensters hebben bovenlichten met glas-in-lood. Tegen de rechterzijgevel bevindt zich een serre met daarop een balkon. Een deel van de linkerzijgevel risaleert en is apart overkapt met een gebogen zadeldak dat de hoofdkap haaks snijdt. De hoofdkap bestaat uit een gebogen zadeldak met een bolling naar buiten. De dakschilden zijn gedekt met leien in maasdekking.
Gregoriuslaan 8: De katholieke kerk 'O.L.V. van Altijddurende Bijstand' is in 1925 ontworpen door de Amersfoortse architect H. Kroes en zoon. De kruiskerk valt op door haar massieve grandeur en bollende dakschilden. De kruisvormige plattegrond van schip en dwarsschip wordt uitgebreid met het negenzijdige koor tegen de zuidgevel, enkele kapellen tegen de west- en oostgevel en de vierkante klokkentoren tegen de westgevel. De Mariakapel bevindt zich links naast het koor. Al deze onderdelen zijn apart overkapt. Het meest opvallend is de hoge leien torenspits, in de vorm van een tentdak. Op de kruising van schip en dwarsschip, de zogenaamde viering, is eveneens een tentdak geplaatst. De zadeldaken van de vier armen van het kruis steken in op dit tentdak. Op de top van dit dak staat een achtzijdige lantaarn met koepel en kruis. De leien op de daken zijn in maasdekking gelegd. Het noordelijke aanzicht aan de Gregoriuslaan wordt gekenmerkt door verschillende verspringende gevelonderdelen. De contouren van het naar voren springende middengedeelte worden naar achteren toe één keer op grotere schaal herhaald. In de diepte van dit lagere middengedeelte is de voorhal of narthex gesitueerd. De noordelijke wand van klokkentoren en kapel is iets teruggelegen ten opzichte van de voorgevel van de narthex. Tegen de voorgevel staat een nieuwe glazen uitbouw uit 1969 voor de drie ingangen. Boven de ingangen is een vensterpartij van vijf gekoppelde rondboogvensters aangebracht. Het middelste venster is het hoogst. Dergelijke vensterpartijen zijn ook in de eindgevels van het dwarsschip geplaatst. De overige vensters in de kerk zijn drie- of éénlichtvensters. De drielichtvensters in de top van de klokkentoren fungeren als galmgaten. De drielichtvensters bestaan uit een rond boogvenster dat door twee lagere rondboogvensters geflankeerd wordt. De vormgeving en detaillering van de kerk zijn beïnvloed door de Amsterdamse-Schoolstijl. Zowel het interieur als het exterieur is uitgevoerd in fraaie baksteendetaillering. In het interieur is veel gebruik gemaakt van verglaasde baksteen. De kerk heeft een fraai koepelvormig bakstenen gewelf. Verscheidene kunstenaars hebben gewerkt aan de inrichting van de kerk. L. Simon schilderde de kruiswegstaties, M. Wiechman vervaardigde de schilderingen van de engelen in het koor en A. Winter maakte de terracotta beelden van de apostelen. J. Nicolaas ontwierp en vervaardigde de glas-in-loodvensters, deze zijn echter vervangen door vensters die door Mengelberg vervaardigd zijn. De muurschilderingen in de doopkapel, links achter in de kerk, zijn in 1946 door Otto van Rees vervaardigd. Zijn grafzerk is te vinden op de begraafplaats achter de kerk.
Hasebroeklaan 23-25
Deze dubbele villa van twee bouwlagen is in 1921-1922 in opdracht van prof. Franco ontworpen door architect W. van der Leck. Opvallend is het materiaalgebruik en de wijze waarop de voorgevel is geleed. De voorgevel is symmetrisch ingedeeld en heeft in het midden twee topgeveltjes met zadeldaken die haaks insteken op de U-vormige hoofdkap. Op de hoeken van de voorgevel en de zijgevels bevindt zich een vijfzijdige uitbouw van twee bouwlagen met elk twee kleine, haaks op elkaar staande zadeldakjes. De geveltoppen van deze uitbouwen zijn bekleed met smalle, verticaal aangebrachte, verglaasde blauwe tegels. Het pand heeft verschillende samengestelde stalen venster- en deurkozijnen met stalen ramen en roedenverdeling. Op het dak staan diverse dakkapellen met een plat dak.
Hercules Segherslaan 2-4
Dit dubbele landhuis is in 1955 gebouwd naar een ontwerp van prof. G.H.M. Holt (1904-1988) voor dr. AP. Oefner. Het pand valt op door een asymmetrische gevelindeling en een opmerkelijk materiaalgebruik. Het is geheel opgetrokken uit blokken van Limburgse carboonsteen die ongelijk van vorm, kleur en formaat zijn. Het massieve karakter dat hierdoor ontstaat, wordt versterkt door de naar verhouding kleine vensters, waardoor grote gevelvlakken ontstaan. Het pand bestaat uit twee rechthoekige bouwdelen die in het verlengde van elkaar liggen en ten opzichte van elkaar iets verspringen. Beide bouwdelen hebben een overstekend schilddak met de nok evenwijdig aan de weg, gedekt met leien in maasdekking. Het rechterbouwdeel heeft twee bouwlagen met aan de voorzijde een uitbouw in de vorm van een halfronde toren, waarin zich de hoofdtoegang bevindt. Het linkerbouwdeel is één bouwlaag hoog. Het pand heeft enkele opvallende, hoge schoorstenen.
Hercules Segherslaan 18
Hoewel de eerste aanblik het wellicht niet doet vermoeden hebben we hier te maken met een ontwerp van architect G. Rietveld (1888-1964). In 1940 ontwierp hij in opdracht van zijn kennis J. Nijland, eigenaar van de Vreeburg-bioscoop te Utrecht, een villa op een stuk bosgrond dat Nijland in Bilthoven had verworven. De villa was een huwelijksgeschenk voor de zoon van de opdrachtgever, J. Nijland jr. Rietveld leverde een modern ontwerp in, met onder andere platte daken. Het ontwerp werd echter niet door de gemeentelijke schoonheidscommissie, die in deze omgeving een meer rustieke stijl met schuine daken voorstond, geaccepteerd en een bouwvergunning werd niet verleend. Een jaar later werd een geheel nieuw ontwerp ingediend. Rietveld had de plattegrond gewijzigd, de opstanden anders ingedeeld en het geheel voorzien van een rieten kap. Het enige element in het nieuwe ontwerp dat Rietveld min of meer uit zijn eerste ontwerp had overgenomen, was de grote glaswand bij het trappenhuis. Dit plan werd wel goedgekeurd door de gemeente, maar het duurde nog enkele maanden voordat er goedkeuring kwam van de Algemeen Gemachtigde voor den Wederopbouw. Deze instantie was in de oorlog opgericht om de distributie van de schaarse bouwmaterialen (vooral metaal) te regelen en moest derhalve ook elk bouwplan toetsen. In 1960 ontwierp Rietveld een aanbouw met plat dak voor het landhuis. Dit ontwerp en het daarop volgende tweede ontwerp werden door de gemeente afgewezen en zijn niet uitgevoerd. Opmerkelijk is dat Rietveld bij het landhuis een combinatie maakt van traditionele elementen (zoals de rieten kap) met elementen uit het Nieuwe Bouwen (zoals de stalen kozijnen en de gepleisterde gevelvlakken). Deze laatste worden afgewisseld met gevelvlakken die opgetrokken zijn in groen verglaasde baksteen. Het metselwerk van de plint bestaat alleen aan de voorzijde uit verglaasde baksteen, de rest is in gewone baksteen uitgevoerd. Rietveld paste bij dit pand voor het eerst verglaasde baksteen toe. Enkele opvallende elementen van dit pand zijn het ovale venster in de voorgevel, de hoge vensterpartij in de linkerzijgevel waarachter het royale trappenhuis ligt en de portiek op de linkerhoek van het pand met een kolom. De kolom is verfraaid met rondom een keramische decoratie in de vorm van gebouwen. Het pand bestaat uit drie rechthoekige bouwdelen met zadeldaken waarvan de nokrichtingen haaks op de weg staan. De hoofdkap is aan de voorzijde afgewolfd en aan de zijkant iets opgelicht ten behoeve van de genoemde grote glaswand. Het voorste en middelste bouwdeel liggen in elkaars verlengde. Het middelste bouwdeel is smaller en lager. Het achterste bouwdeel is nog lager en ligt op de linkerhoek aan de achterzijde van het pand. Aan de achterzijde van het pand bevindt zich op de verdieping een balkon. Het pand heeft veel grote vensters en openslaande deuren.
Kees Boekelaan 10
De uit 1950 daterende, vrijstaande kleuterschool van één bouwlaag, heeft een rechthoekige plattegrond die aan de zijde van de speelplaats trapsgewijs verspringt. Het pand heeft een flauw hellend schilddak met lange dakschilden en wisselende nokhoogten. Opmerkelijk is het geheel uit glas bestaande gevel aan de zijde van de speelplaats en de toepassing van stalen kozijnen. Boven de dubbele deuren in de stalen kozijnen zijn U-profielen in de vorm van een fronton aangebracht, zodat de deuren van de vensters te onderscheiden zijn. De middelste voorsprong is overkapt met een zadeldak dat haaks insteekt op de hoofdkap. Ook de achtergevel heeft een risaliet met een zadeldak. De kopse gevel van dit risaliet vertoont een knik en de deuren zijn in de top eveneens voorzien van U-profielen in frontonvorm. De rest van de achtergevel is in baksteen uitgevoerd met een horizontale band van stalen kozijnen onder de overstekende gootlijst. De school voor lager onderwijs uit 1957 heeft een L-vormige plattegrond en stond in verbinding met het oudste U-vormige gebouw dat onlangs is afgebroken. De nieuwbouw heeft als gevolg van het streven naar een optimale lichttoetreding een plattegrond met een aantal grillige hoeken. De school bestaat uit een lange rechthoekige vleugel van één bouwlaag met aan weerszijden enkele schuin ten opzichte van de gevel geplaatste uitbouwen met een naar buiten geleidelijk oplopend plat dak dat bij de uitbouwen ver oversteekt. De westgevels bestaan geheel uit glaspuien die op een bakstenen plint staan. De grote ingedeelde vensters in de uitbouwen aan de oostzijde hebben schuin oplopende bovendorpels. De korte zuidzijde vormt de verbinding met het oudere bouwdeel. Haaks op de korte noordgevel bevindt zich een bouwdeel van twee bouwlagen met een lessenaarsdak waarvan de voorgevel aan de pleinzijde nagenoeg geheel van glas is. Schuin tegen de korte gevel aan de oostzijde bevindt zich een bouwdeel van één bouwlaag met lessenaarsdak, een blinde achtergevel en een glazen voorgevel.
Laurillardlaan 6
De Noorderkerk is nog vrijwel geheel in originele staat uit 1955. Het kerkgebouw wordt gewaardeerd vanwege zijn vrijwel volledige gaafheid hetgeen van belang wordt geacht bij kerken uit de Wederopbouwperiode. Het kerkgebouw is verder van belang als onderdeel van het oeuvre van ir. J.B. Baron van Asbeck, vanwege de architectuurhistorische waarde, vanwege het herkenbare eigentijdse materiaalgebruik en vanwege zijn vormgeving.
Soestdijkseweg Noord 319
Villa Parkwijck heeft een merkwaardige geschiedenis achter de rug. In 1900 ontwierp de bekende bouwmeester H.P. Berlage (1856-1934) voor het echtpaar Simons een villa aan de zuidkant van het Vondelpark in de Van Eeghenstraat te Amsterdam. De villa kreeg de naam Parkwijck, maar kreeg al gauw door zijn ongebruikelijke vorm van de schoorsteen, een losstaande gemetselde boog, bijnamen als 'de theepot' en 'het huis met het handvat'. In het ontwerp van Parkwijck zijn enkele typische kenmerken van Berlage herkenbaar. Het geheel is 'eerlijk' vormgegeven met vlakke bakstenen gevels, natuurstenen accenten op de constructieve punten en diepliggende vensters. Het ontwerp van de plattegrond is op een raster gebaseerd en de binnenmuren van de hal zijn ongepleisterd. Berlage en de historicus/publicist Leo Simons waren kennissen van elkaar en Simons heeft verscheidene keren in zijn geschriften het werk van Berlage onder de aandacht gebracht. Vijf jaar na de realisering van de villa richtte Simons de Maatschappij voor goede en goedkope lectuur op, de latere Wereldbibliotheek. Bij deze maatschappij zou Berlage zelf nog diverse teksten uitgegeven. In 1913 verhuisde Simons naar Den Haag, alwaar Berlage een nieuwe villa voor hem ontwierp. Villa Parkwijck werd verkocht en gedemonteerd en in Bilthoven herbouwd door Joh. B. Lambeek jr. Hierbij werden enkele wijzigingen doorgevoerd. Zo werd het pand bijvoorbeeld hoger uit de grond gehaald, waardoor een andere verhouding tussen de plattegrond en de gevels ontstond en het oorspronkelijke karakter van het pand ingrijpend was veranderd. In kringen van architecten en architectuurcritici leidde dit tot felle protesten en polemieken. De criticus Meijer concludeerde na de afbraak en omstreden herbouw van de villa in Bilthoven verbitterd: 'Kenmerkend voor het huidige antiquarisme en voor de geringe belangstelling voor de kunst van onzen tijd is het feit, dat het beschaafde Nederland op zijn achterste benen gaat staan, als een Renaissance huis dreigt afgebroken te worden, terwijl het zoo goed als onverschillig blijft, wanneer een der weinige min of meer volgroeide moderne uitingen verdwijnt'. De grote villa van twee bouwlagen op een rechthoekige plattegrond heeft een wolfsdak met Tuile-du-Nord. Op de hoekpunten zijn keramische pirons aangebracht. Het fraaie toegangsportaal van de villa bevindt zich aan de A. van Ostadelaan, in een aanbouw van één bouwlaag met een driezijdig schilddak. De trap die naar het portaal leidt dateert uit 1943. In de aanbouw bevindt zich de keuken en een halfverzonken kelder. Hiertegen is in 1921 een wasplaats gebouwd. Tegen de aanbouw bevindt zich ook de opmerkelijke boogvormige schoorsteen. De overige gevels van het pand zijn sober gedetailleerd en zijn sprekend gemaakt door het levendige ritme van vensters en deuren. Opvallende elementen zijn de twee driezijdige erkers met een balkon. Het balkon aan de oostgevel heeft een extra overkapping gekregen en het balkon tegen de zuidgevel is een extra toevoeging aan het oorspronkelijke plan van de villa.
Soestdijkseweg Noord 338
Uit 1906 daterende kleine, vrijstaande villa van één bouwlaag en samengestelde kap. De woning is één van de oudste villa's ten noorden van de spoorlijn en is ontworpen door architect D. Nierop uit Maartensdijk. Het pand is bijzonder fraai gedetailleerd. Het rechterdeel van de woning heeft een steil overstekend zadeldak. Aan de voorzijde is bovenin de topgevel een houten betimmering aangebracht. Rechtsonder in deze gevel bevindt zich een gevelsteen met de volgende tekst: 'De eerste steen gelegd door J. van de Krol den 19 september 1906'. Links van de topgevel bevindt zich het iets terugliggende tweede bouwdeel met plat dak en drie overstekende dakschilden. In de voorgevel van dit bouwdeel is, achter een fraai gedetailleerd houten voorportaal, de voordeur aangebracht. De bovenlichten van de schuifvensters hebben gekleurde glas-in-loodvullingen. Tegen de rechterzijgevel bevindt zich een uit 1936 daterende serre met driezijdig schilddakje. Deze serre heeft dezelfde vormgeving als het voorportaal.
Soestdijkseweg Noord 357
Uit 1910 daterende gepleisterde vrijstaande villa van één bouwlaag. Het huis is in opdracht van L. van Essen, directeur van de Ambachtsschool in Utrecht, gebouwd. Hij gebruikte de woning, toen 'Klein Gendringen' geheten, als zomerverblijf. Ondanks wijzigingen uit 1916 en 1923 is het markante karakter behouden gebleven. Het pand valt op door de zeer rijke detaillering en de door de kap heen opgetrokken muren. Het hoofdbouwdeel heeft een overstekend zadeldak met de kopse gevel aan de voorzijde. Aan weerszijden bevinden zich enkele niet even hoge aanbouwen onder overstekende lessenaardaken. De ingang bevindt zich in een portiek tegen de rechterzij gevel. De vele daklijsten eindigen alle met een fraai gesneden dierenkop. De geveldelen onder de daklijsten hebben een houten betimmering van verticale delen. De topgevel heeft een fraaie makelaar. Onder de betimmering van de topgevel bevindt zich een driezijdige erker die op fraaie consoles rust. Alle vensters van het pand hebben bovenlichten met zeer kleine glas-in-loodruitjes.
Sweelincklaan 48
Een kleine groep van idealisten richtte omstreeks 1922 te Bilthoven een Vrijzinnig-godsdienstige kring op. Deze kring had als doelstelling sprekers van allerlei gezindten en stromingen uit te nodigen. De sprekers - dichters, filosofen, predikanten, kunstenaars, schrijvers etc. - moesten ruimdenkend zijn en een religieuze achtergrond hebben. Al snel wensten enkele leden enkel nog predikanten te laten spreken en de bijeenkomsten als gewone kerkdiensten te beschouwen. De idealistische kern van de oprichters, waaronder de civiel-ingenieur G.W. van Heukelom (zie Schubertlaan 4), verzette zich tegen deze verwatering van het originele concept. Het mocht niet baten; de Vrijzinnige Godsdienstige Gemeenschap Bilthoven en Omstreken werd een doodgewone afdeling van de Nederlandsche Protestantenbond. Nu het accent van lezingen naar preken was verschoven ontstond de behoefte aan een eigen kerkje. Het bestuur vroeg in 1924 aan het vooraanstaande lid G.W. van Heukelom (1870-1952) een ontwerp te maken. Van Heukelom ontwierp een sobere, symmetrische kruiskapel waarvan de vormgeving invloed vertoont van de Amsterdamse-Schoolstijl, zoals bijvoorbeeld de geometrische baksteen- detaillering. Het werk liet de civiel-ingenieur uitvoeren door het Spoorwegbouwbedrijf, een dochtermaatschappij van de NS, waar hij in zijn dagelijks bestaan de leiding over had. Voor het ontwerp van het glas-in-lood ramen deed Van Heukelom een beroep op zijn vriend Jan Schouten (1852-1837). Schouten was van origine een civiel en bouwkundig ingenieur en had zich toegelegd op de glasschilderkunst. Van Heukelom heeft vaak gebruik gemaakt van de talenten van deze kunstenaar. De kapel heeft twee haaks op elkaar geplaatste bouwdelen met snijdende zadeldaken. De ingangspartij is centraal geplaatst in de kopgevel aan de voorzijde. Op de top van deze gevel bevindt zich een lage, rechthoekige klokkentoren. De langsgevels hebben steunberen met afgeschuinde voeten en verspringende uitkragingen onder het dakoverstek. De smalle vensters zijn in groepen van 2x2 of 3x2 in de gevel geplaatst en hebben decoratieve glas-in-loodvullingen. De borstweringen in het interieur zijn uitgevoerd in verglaasde baksteen van verschillende kleuren. Opmerkelijk zijn de twee galerijen met segmentboogvormige openingen, die zich op de verdieping van het transept bevinden. De aanbouw aan de achterzijde dateert uit de jaren 1960 en 1982.
Van der Helstlaan 4
Dit pand is één van de vijf vrijstaande villa's die in 1918 naar ontwerp van architect N. de Vrede gebouwd zijn in het voormalige park Ridderoord. Opdrachtgever was 'Maatschappij Leyenhove'. Het betreft de panden Van der Helstlaan 4 en 23, Hobbemalaan 11 en Van Goyenlaan 16 en 38. De villa's hebben alle een rieten kap en zijn te onderscheiden in twee typen. Opvallend is het gebruik van Belgische baksteen en de rijke decoratieve baksteendetaillering. De namen van deze villa's zijn De Ram, De Steenbok, De Kreeft, De Stier en De Schorpioen. Gezien de voorkeur voor namen uit de dierenriem is het goed mogelijk dat Maatschappij Leyenhove aanvankelijk de bouw van twaalf villa's gepland had. De rechthoekige villa Van der Helstlaan 4 heeft één bouwlaag plus een kapverdieping en een zolder. De hoofdtoegang bevindt zich in een portaal op de hoek van de voorgevel met de linkerzijgevel. Het middelste deel van de voorgevel aan de Van der Helstlaan is hoger opgetrokken en doorbreekt het dakschild. De verticale gerichtheid van dit geveldeel wordt versterkt door een smal hoog venster. De rechterzijgevel van de villa heeft een uitgebouwde, opmerkelijk vormgegeven schoorsteen. Het pand heeft een rijke baksteendecoratie en een hoge plint van grauwe baksteen die contrasteert met de oranje/rode Belgische baksteen. Alle vensters hebben glas-in-loodruitjes.
Van Dijcklaan 4
Uit 1916 daterende school van één bouwlaag met hoog opgaand schilddak op een U-vormige plattegrond. De school is in verschillende fasen ontworpen en uitgevoerd. De gemeentearchitect P.J. Vermaak heeft de ontwerpen vervaardigd. De vormgeving vertoont invloeden van de 'Um-1800'-beweging. Deze stroming in de bouwkunst verzette zich in het begin van de twintigste eeuw tegen de voortschrijdende rationalisatie en richtte zich op de bouwkunst van de achttiende en zeventiende eeuw. Aanhangers van deze beweging kopieerden, of lieten zich inspireren door, barokke en classicistische ornamenten en concepten. Vermaak heeft ook diverse elementen uit de bouwkunst van weleer in zijn ontwerp verwerkt: de symmetrische U-vormige plattegrond is klassiek, de kruisvensters herinneren aan de zeventiende eeuw en het gebogen fronton, de ingangspartij en de oeil de boeuf-achtige dakkapellen zijn ontleend aan de Barok. De symmetrisch ingedeelde voorgevel is vijftien traveeën breed en heeft een middenrisaliet en twee zijrisalieten van elk drie traveeën breed. Elke travee, uitgezonderd de middelste, heeft een hoog kruisvenster met twee zesruits draai- en tuimelramen. De kruisvensters zijn, behalve in het middenrisaliet, in groepen van drie geplaatst en gescheiden door smalle muurdammen. In het hoger opgetrokken middenrisaliet bevindt zich, op een iets verhoogd bordes, de hoofdingang die bestaat uit een dubbele houten deur met zijlichten en rondboogvormig bovenlicht. Boven de deur is een geprofileerde houten serliana-vormige luifel aangebracht. Boven de ingangspartij zijn enkele natuursteen banden en blokken ingemetseld waarop het wapen van de gemeente De Bilt is afgebeeld en de tekst 'ANNO 1916 OPENBARE-SCHOOL VOOR UITGEBREID LO.' is weergegeven. Het middenrisaliet wordt afgesloten door een gebogen lijst die aan een fronton doet denken. Op de hoeken van de risalieten zijn geblokte lisenen van bakstenen gemetseld. De lisenen van het middenrisaliet worden bekroond met een natuurstenen decoratie. De school heeft enkele opvallende dakkapellen met een ovaal venster en een segmentboogvormig kapje.
Wagnerlaan 21
Dit vrijstaande landhuis met atelier is in 1961 gebouwd naar een ontwerp van architect G. Rietveld. Opdrachtgever was de heer G. Schmidt. Het pand heeft een blokvormig karakter met opvallend grote vensterpartijen. Het landhuis bestaat uit twee volumes van twee bouwlagen hoog met plat dak. Op enkele plaatsen steekt het dak ver over. De twee volumes zijn niet even hoog. Het lagere rechterbouwdeel waarin zich op de verdieping het atelier bevindt, is opgetrokken uit holle betonstenen die gemetseld zijn met de open zijde naar buiten gekeerd. Dit is een opvallend contrast met het verder naar voren gelegen linkerbouwdeel dat in baksteen opgetrokken is. Enkele delen van de bakstenen gevels zijn witgepleisterd. Later zijn de andere bakstenen geveldelen wit geschilderd. Het pand vertoont kenmerken van De Stijl, zoals het ver overstekende dak en het blokvormige karakter.