Plan: | Bilthoven Noord 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0310.0007BP11007-VG01 |
De ontstaansgeschiedenis van Bilthoven en omgeving gaat terug tot de twaalfde eeuw en hangt onder meer samen met de afdamming van de Kromme Rijn in 1122. Het dorp De Bilt ontstond op de overgang van de laaggelegen veen- en komgebieden (de afzettingen van de Kromme Rijn) in het zuiden en westen en de hoge, droge zandgronden in het noorden. Het huidige gemeentelijke grondgebied omvat dan ook drie landschappelijke zones: dekzanden/stuifduinen (deels bebost), rivierkleiafzettingen en veengebieden. Door de verschillen in bodem en bewoningsmogelijkheden heeft elke zone zijn eigen bewoningsgeschiedenis en daarmee ook zijn eigen karakter. Bilthoven Noord is gelegen in het dekzandgebied op de zuidwestflank van de Utrechtse Heuvelrug. Dit gebied was tot aan de negentiende eeuw niet veel meer dan één groot onbewoond gebied met heidevelden en stuifduinen.
In de directe omgeving veranderde sinds de twaalfde eeuw wel het een en ander. Na afdamming van de Kromme Rijn werd vanaf de twaalfde eeuw de ontginning mogelijk van het moerassige en ontoegankelijke gebied in het zuiden en westen van het gemeentelijk grondgebied (rond Maartensdijk, Groenekan en Westbroek). Zoals kenmerkend was voor deze periode speelden kloosters daarin een voortrekkersrol. In het gebied rond De Bilt werd die rol vervuld door de kloosters Oostbroek en Vrouwenklooster. In de zeventiende en achttiende eeuw ontwikkelde zich in dit gebied buitenplaatsen als Jagtlust en Eyckenstein.
Na 1800 doen zich aanzienlijke wijzigingen voor, die de grondslag vormen van een ingrijpende verandering in het aanzien van de gehele streek. In het tweede kwart van de negentiende eeuw begonnen de grote ontginningen van de woeste gronden werd. Deze ontginningen werden gestimuleerd door een drietal factoren. Ten eerste door de regering, met een gunstiger belastingtarief voor ontgonnen grond. Ten tweede door een voortvloeisel van de toen heersende tijdsgeest, namelijk de romantiek, die bij grondeigenaren de lust opwekte hun uitgestrekte heidevelden om te toveren tot bosgebied. En als laatste een economisch aspect. De bosbouw kwam tot stand om hout van te oogsten voor de bouw van woningen en andere gebouwen. Het plangebied en de zandgronden in de omgeving werden in de negentiende eeuw dus steeds bosrijker. Deze ontwikkeling zette zich voort tot het begin van de verstedelijking omstreeks 1900.
De huidige kern Bilthoven dankt zijn bestaan aan de maatschappelijke ontwikkelingen die in de loop van negentiende en twintigste eeuw plaats vonden. Aan het eind van de negentiende eeuw kwamen nieuwe denkbeelden tot bloei onder invloed van de economische groei en de toenemende welvaart in Nederland. Deze nieuwe denkbeelden hadden te maken met leefbaarheid, met de nadruk op zorg, gezondheid, wonen en recreëren. Het 'buiten wonen' werd in alle opzichten mogelijk en aantrekkelijk voor een groep welgestelde mensen, die de vruchten plukten van deze economische groei. Zij konden de overvolle steden met hun besmettelijke ziekten, armoede, woningnood en malaise ontvluchten.
De directe aanleiding voor het ontstaan van Bilthoven was de komst van een treinhalteplaats op de spoorlijn Utrecht-Amersfoort/Zwolle in 1863. Jonkheer van den Bosch, de toenmalige bewoner van Jagtlust, stelde grond beschikbaar rond het huidige station en verbond daaraan de voorwaarde dat de treinen uit beide richtingen zowel 's morgens als 's avonds zouden stoppen. In 1898 werd de spoorlijn Den Dolder-Baarn gerealiseerd, gevolgd door de lijn Bilthoven-Zeist in 1901. Het huidige station Bilthoven werd ook in dit jaar gerealiseerd. De frequentie van de treinen tussen Utrecht en De Bilt groeide tot 52 treinen per dag in 1902. Ook het materieel van de Nederlandsche Centrale-Spoorweg-Maatschappij werd volledig vernieuwd en zeer luxueus. Daarnaast waren de tarieven uiterst laag.
Het huidige Bilthoven werd zo goed bereikbaar met de trein, de belastingen waren in Bilthoven lager dan in de stad en de landelijke, bosrijke en rustige omgeving werd toen als gezonder ervaren dan de overvolle stad. Dankzij de wisselwerking tussen deze nieuwe bereikbaarheid en de nieuwe maatschappelijke opvattingen werd Bilthoven aantrekkelijk als vestigingsplaats. Beide aspecten vormden een stimulans voor de rijke stedelingen om hier te gaan wonen. Vanaf 1900 verrezen de eerste villa's aan weerszijden van de Soestdijkseweg. De bewoners behoorden tot de rijke adel en zeer gegoede burgerij en hadden elders hun werk. In deze periode begon er ook meer leven te komen in de directe omgeving van de halteplaats. Er kwam een pleisterplaats voor de vele dagjesmensen. Het gebied van de Biltsche Duinen werd op zon- en feestdagen min of meer overspoeld door dagjesmensen uit Utrecht.
De bekendheid van Bilthoven speelde een grote rol bij de toenemende vraag naar woningen door mensen uit de stad. Deze vraag werd door bouwondernemers en de gemeenten gestimuleerd door het maken van reclame voor De Bilt. Bilthoven maakte vanaf 1910 een stormachtige groei door. Voor die tijd was bijna het gehele grondgebied in handen van vier grootgrondbezitters. Onder druk van de hoge belastingen werden deze grootgrondbezitters gedwongen delen van hun grondbezit te verkopen. Hierdoor was de grondprijs in die tijd nog eens extra laag. Grote stukken grond werden verkocht aan bouwverenigingen en grondmaatschappijen, zoals 'Het Oosterpark', 'Biltse Meertje' en 'Nieuw Drakenstein', maar ook aan particulieren. Die bouwden op eigen kosten huizen om deze met winst te kunnen verkopen.
De eerste twee belangrijke eigenbouwers die een stempel hebben gedrukt op het karakter van Bilthoven waren J. van As en W.S. van der Sterre. Zij bouwden tussen 1910 en 1926 bijna zeventig procent van de kleinere villa's. J. van As bouwde onder meer langs de Spoorlaan, de Rubenslaan, de Bilderdijklaan en de Gezichtslaan. W.S. van der Sterre bouwde aan de Prins Hendriklaan, Spoorlaan, Rembrandtlaan, Jan Steenlaan, Gezichtslaan, Julianalaan en Parklaan.
Deze kleine villa's werden grif verkocht, maar omdat winst belangrijker was dan kwaliteit waren het geenszins solide huizen. Er werd gebouwd met een minimum aan cement, met halfsteensmuren, soms zonder funderingen en er werd sterk bezuinigd op onderdelen als raamkozijnen en dergelijke. In 1917 kwamen er klachten over het bouwen van villa's aan de Julianalaan. De voorzieningen voor water en licht waren hier onvoldoende. Vanaf dat moment is er iemand benoemd die zich uitsluitend bezig hield met het toezicht op de woningbouw. Klachten bleven echter binnenkomen, vooral over de vernietiging van het natuurschoon, maar ook over de slecht geprojecteerde wegen en de locatie van de huizen. Uiteindelijk moesten er meer ingrijpende maatregelen genomen worden. Er werd een commissie aangesteld voor de herziening van bouwverordeningen, de schoonheidscommissie werd uitgebreid en ook het personeel bij Bouw- en woningtoezicht werd uitgebreid. Pas na 1925 had dit daadwerkelijk effect. De soliditeit van de huizen werd toen beter en de kwaliteit nam toe. Na 1930 zijn er ook minder woningen door speculanten gebouwd.
Gelijk met de bouw van de woningen kwamen ook de voorzieningen. De eerste school werd gebouwd in 1916 aan de Van Dijcklaan. Tussen 1915 en 1916 kwamen er winkels aan het Emmaplein en de Julianalaan (buiten het plangebied). Aanvankelijk werd dit deel van de gemeente, waarin veel nieuwe bebouwing ontstond, simpel aangeduid met 'Station De Bilt'. Deze naam was echter zeer verwarrend, aangezien het dorp De Bilt op een half uur lopen van het station verwijderd was. Een nieuwe naam voor het station en de daaromheen liggende wijk was dus gewenst. De spoorwegdirectie stelde zich hiertoe in 1917 in verbinding met de gemeente. De gemeente was welwillend om een nieuwe naam te accepteren, maar stelde als voorwaarde dat in de nieuwe naam de naam De Bilt te herkennen moest zijn. Het vinden van een goede naam leverde echter nogal wat problemen op. Uiteindelijk bedacht het gemeenteraadslid dr. Melchior de naam Bilthoven.
In Bilthoven zijn verschillende karakteristieke villaparken ontstaan. Zie figuur 2.1 voor de ligging van de villaparken in Bilthoven. Park Vogelzang, ten zuiden van de spoorlijn (rood in de figuur), is één van de eerste villaparken in Nederland.
Figuur 2.1: Villaparken in Bilthoven (de kleuren corresponderen met de aangegeven kleuren in de tekst).
1890-1900 Ensah (geel)
De allereerste villa die ten noorden van de spoorlijn gebouwd werd, was villa Ensah. Deze villa uit 1899/1900 werd gebouwd in opdracht van de secretaris van de Nederlandsche Centrale-Spoorweg-Maatschappij, J.E. Ameshoff. Nabij het station, dat een pleisterplaats vormde voor dagjesmensen uit de stad Utrecht, werd een hotel gebouwd, het zogeheten hotel Dennehoeve. Verder naar het noorden stond langs de Soestdijksestraatweg de zeer grote villa van baron Mackay (het vroegere parkhotel). De villa Ensah werd volledig verwoest in de Tweede Wereldoorlog. Veel meer dan deze drie gebouwen stond er niet voor 1900.
1910 Biltsche Duinen (roze)
Na 1910 werd het eerste grote villapark ten noorden van de spoorlijn aangelegd. Het betrof hier het villapark 'De Biltsche Duinen' met een oppervlakte van ongeveer 33 hectare. Het villapark werd zowel ten oosten als ten westen van de Soestdijkseweg gerealiseerd. Aan de westzijde werden de straten geprojecteerd in een organische vorm. De straten kregen de namen van bekende schilders. Aan de oostzijde vormden de dichters de inspiratiebron voor de straatnamen. In eerste instantie ontstonden voornamelijk grote villa's op zeer grote percelen langs de Soestdijkseweg en de Van Ostadelaan. Later onder leiding van J. van As en W.S. van der Sterre werden ook kleinere villa's in het villapark gerealiseerd. Het villapark is ontstaan in een bosgebied dat zijn oorsprong heeft in het einde van de negentiende eeuw.
1910 Drakenstein (groen)
Direct ten noorden van het oostelijke gedeelte van het villapark De Biltsche Duinen, ontstond in dezelfde periode het villapark Drakenstein, vernoemd naar de voormalige grondbezitter van dit gedeelte. Het villapark heeft een oppervlakte van ongeveer 22 hectare. Onderdeel van dit villapark was het zogeheten Biltse meertje. Het Biltse meertje was ontstaan door afgraving van zand dat men nodig had bij de aanleg van de spoordijk. Uiteindelijk is het Biltse meertje in 1968 helemaal verdwenen. Tussen 1910 en 1920 werden in het villapark nagenoeg alleen maar grote villa's op zeer grote percelen gebouwd. Later ontstonden ook kleinere villa's voornamelijk door toedoen van J. van As en W.S. van der Sterre.
1920 Oosterpark (blauw)
Later werden plannen voor de realisering van twee grotere villaparken ten noorden van Drakenstein en De Biltsche Duinen ontwikkeld. Dit hield verband met een steeds grotere groep die het kon veroorloven om een woning buiten de stad te kopen. Om aan deze groeiende vraag naar het 'buiten wonen' te voldoen, werd het Oosterpark gerealiseerd. Het villapark met een oppervlakte van ongeveer 115 hectare werd in twee delen ten oosten van de Soestdijkseweg gerealiseerd. De straten ontlenen hun namen aan diverse componisten zoals Bach, Beethoven, Mozart, Wagner, Strauss, Schubert, Sweelinck, Haydn, Händel, Lassus, etc. Kenmerkend voor deze villawijk is de spakenstructuur van de wegen, die nu nog terug te vinden is en die wordt gevormd door de Bachlaan, Mozartlaan, Wagnerlaan, Schubertlaan, Haydnlaan en Beethovenlaan en later ook de Händellaan. Langs deze spakenstructuur zijn in de loop van de tijd diverse grote villa's gerealiseerd, later ook kleinere. Rond 1925 was alleen nog bebouwing aan de zuidkant van de Beethovenlaan en de Schubertlaan gerealiseerd. Veel later is de overige bebouwing ten noorden van deze twee wegen in het villapark gerealiseerd.
1920 Ridderoord (oranje)
Het villapark Ridderoord, genoemd naar de Ridderoordsche bossen die ten noordwesten van de villawijk aanwezig waren, stamt uit dezelfde periode als het Oosterpark. Dit gedeelte van het huidige Bilthoven Noord, dat in feite een doorzetting van de Schildersbuurt in het villapark Biltsche Duinen was, werd zeer ruim opgezet met zeer grote kavels. Het villapark met een oppervlakte van 75 hectare, is in de loop der jaren steeds verder uitgebreid. Rond 1925 was de helft van het villapark nog niet bebouwd, maar de wegenstructuur was al wel aanwezig. In de loop van de jaren daarop is het villapark langzaamaan volgebouwd met zowel grote als kleine villa's. Na 1925 is de grens van de bebouwing van Bilthoven Noord verder naar het noorden opgeschoven, boven het villapark Ridderoord.
1930 Gregoriuslaan en omstreken (wit, ten oosten van groen)
In dit gebied, ten oosten van Drakenstein, werd omstreeks 1930 de laatste planmatige uitbreiding van Bilthoven Noord gerealiseerd. Het betreft bebouwing aan de Röntgenlaan en de Gregoriuslaan, inclusief kerk en pastorie in Amsterdamse School-stijl en een begraafplaats. Het betreft hier overigens geen villapark in de zin van de overige villagebieden van Bilthoven Noord.
Rond 1950 was de stedenbouwkundige hoofdopzet van Bilthoven Noord door de aanleg van de Villaparken reeds aanwezig. Zie figuur 2.2 voor de topografische kaart uit 1953. Door de zeer ruime opzet van het gebied was er veel ruimte aanwezig voor nieuwe bebouwing. In de tweede helft van de twintigste eeuw hebben zich dan ook diverse inbreidingen voorgedaan, zowel planmatig op grotere schaal als kleinschalig op particulier initiatief.
Figuur 2.2: Bilthoven Noord omstreeks 1953
Rond 1970 hebben verschillende stelselmatige inbreidingen plaatsgevonden in het ruim opgezette Bilthoven Noord. Deze inbreidingen konden plaatsvinden, doordat zeer grote kavels werden opgesplitst en op de achterterreinen ruimte vrij kwam voor bebouwing. Door de aanleg van een ontsluitingsweg over de achterkanten van deze kavels, kon nieuwe bebouwing worden ontsloten. Voorbeelden van deze verdichting worden gevormd door de woningen aan de Ockeghemlaan, Diepenbrocklaan, Evert Cornelislaan en de Gerard Terborchlaan. Aan deze nieuwe ontsluitingswegen zijn voornamelijk twee-aaneengebouwde woningen gerealiseerd.
Daarnaast is rond 1990 een aantal open terreinen verder bebouwd. Het betreft hier woningen aan de Gerard Doulaan (Panta Rhei) (voormalige militaire gronden), woningen aan de Ensahlaan, (voormalig villapark Ensah), woningen bij de Schubertlaan en woningen op de hoek Bilderdijklaan / Tollenslaan (Zonneheuvel). Naast deze planmatige inbreidingen zijn op particulier initiatief ook verspreid over het hele plangebied woningen toegevoegd op de zeer brede percelen. Door kavelsplitsing zijn extra woningen toegevoegd en is de bebouwing in het plangebied verder verdicht. Dit is een ontwikkeling die tot op heden gaande is.