direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen - 1 t/m 5
Plan: Bilthoven Noord 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0007BP11007-VG01

Artikel 15 Wonen - 1 t/m 5

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1 t/m 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen;
    • 2. aaneengebouwde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
    • 3. meergezinswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - meergezinswoning';

met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

  • b. de uitoefening van aan huis verbonden beroepen;

en verder voor:

  • c. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • d. een bestaand loodgietersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loodgieter';
  • e. een bestaand garagebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • f. een bakker met de daarbij behorende ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • g. zorginstellingen, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
  • h. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  • i. een gastenverblijf, met dien verstande dat:
    • 1. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf is toegestaan;
    • 2. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
    • 3. parkeren vanwege het gastenverblijf op eigen terrein plaatsvindt;
    • 4. de totale oppervlakte voor een gastenverblijf niet meer dan 40 m² bedraagt;

inclusief bijbehorende:

  • j. tuinen en erven;
  • k. parkeergelegenheid op eigen terrein.
15.2 Bouwregels

Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

15.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  • b. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan de in onderstaande tabel aangegeven afstand, met dien verstande dat in geval van twee-aaneen- of aaneengebouwde hoofdgebouwen/woningen deze afstanden alleen van toepassing zijn tot de zijdelingse bouwperceelgrens van een ander blok twee-aaneen- of aaneengebouwde hoofdgebouwen/woningen of tot de zijdelingse bouwperceelsgrens van een vrijstaand hoofdgebouw/woning;
Bestemming   Afstand in meters  
Wonen - 1   2  
Wonen - 2   3  
Wonen - 3   5  
Wonen - 4   7,5  
Wonen - 5   10  
15.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. per bouwperceel mogen niet meer hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaan;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen/woningen mag niet meer bedragen dan 7 meter, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte van hoofdgebouwen/woningen;
  • d. de breedte van de voorgevel van een vrijstaand hoofdgebouw/woning of van de gezamenlijke voorgevel van twee twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen/woningen mag niet minder en niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel aangegeven afstanden:
Bestemming   Breedte in meters  
  Vrijstaand   Twee-aaneengebouwd  
  Minimaal   Maximaal   Minimaal   Maximaal  
Wonen - 1, 2 en 3   6   15   8   20  
Wonen - 4 en 5   8   24   12   32  
15.2.3 Aan- en uitbouwen aan de voorgevel
  • a. ondergeschikte uitbreidingen op de begane grond van de bestaande, naar de bestaande voorgevel van een hoofdgebouw/woning, zoals erkers en toegangen, zijn toegestaan, mits de volgende regels in acht worden genomen:
    • 1. de bestaande voorgevel van een hoofdgebouw/woning mag met niet meer dan 1 meter worden overschreden;
    • 2. de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, tenzij bij een aangrenzende aaneengebouwd of twee-aaneengebouwd hoofdgebouw/woning tevens een aan- of uitbouw aanwezig is dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 meter.
15.2.4 Aan- en uitbouwen aan de achtergevel
  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen aan de oorspronkelijke achtergevel van een hoofdgebouw/woning mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van een woning, plus 30 centimeter;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen aan de oorspronkelijke achtergevel mag niet meer bedragen dan 2 meter boven de toegestane goothoogte voor aan- en uitbouwen aan woningen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
  • c. in afwijking van het gestelde in sublid 15.2.1 sub a zijn aan- en uitbouwen aan de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw toegestaan, mits de diepte van deze aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 3 meter en de afstand tot de achterste bouwperceelgrens niet minder bedraagt dan 1 meter.
15.2.5 Uitbreidingen aan de achtergevel (vergroting van de bouwmassa)
  • a. in afwijking van het gestelde in sublid 15.2.4 sub a mag de goothoogte van een uitbreiding aan de oorspronkelijke achtergevel van een hoofdgebouw/woning niet meer bedragen dan 7 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze lager is;
  • b. in afwijking van het gestelde in sublid 15.2.4 sub b mag de bouwhoogte van een uitbreiding aan de oorspronkelijke achtergevel maximaal 4 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze lager is;
  • c. een uitbreiding aan de oorspronkelijke achtergevel mag niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning.
15.2.6 Aan- en uitbouwen aan de zijgevel
  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van een hoofdgebouw/woning mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van een hoofdgebouw/woning, plus 30 centimeter, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte voor aan- en uitbouwen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen aan de zijgevel tot de voorgevel van een hoofdgebouw/woning mag niet minder bedragen dan 4 meter.
15.2.7 Bijgebouwen
  • a. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • e. bijgebouwen voor de voorgevel van het bestaande hoofdgebouw/woning zijn ongeacht het bepaalde in lid 15.2.1 onder a niet toegestaan.
  • f. buiten het bouwvlak mogen ongeacht het bepaalde in lid 15.2.1 onder a en b vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen binnen en buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel aangegeven oppervlakte:
    Bestemming   Oppervlakte in vierkante meters  
    Wonen - 1   50  
    Wonen - 2   50  
    Wonen - 3   50  
    Wonen - 4   60  
    Wonen - 5   70  
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gastenverblijf' is een gastenverblijf toegestaan met een oppervlakte van maximaal 109 m² en is in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.7 op het betreffende bouwperceel een gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen binnen en buiten het bouwvlak toegestaan van 159 m².
15.2.8 Gastenverblijf
  • a. voorzover een gastenverblijf plaatsvindt in een bijgebouw, en geen sprake is van functionele ondergeschiktheid, zijn de regels in lid 15.2.7 van overeenkomstige toepassing.
15.2.9 Onderkeldering
  • a. onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van een hoofdgebouw/woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.9 sub a onder 1 zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
    • 3. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal hoofdgebouwen/woningen;
    • 4. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
15.2.10 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. per hoofdgebouw/woning is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  • b. overkappingen mogen worden gebouwd, voor zover:
    • 1. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van een hoofdgebouw/woning niet minder bedraagt dan 4 meter;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erfafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • d. de afstand tot de zijdelingse of achterste bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter, voor zover het gaat om bouwwerken behorende bij zwembaden en tennisbanen.
15.2.11 Dakterrassen
  • a. dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning - in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft - eveneens een dakterras aanwezig is;
    • 2. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 2 meter;
    • 3. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
15.2.12 Bestaande afwijkingen
  • a. bestaande hoofdgebouwen/woningen, aaneengebouwde woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen in lid 15.2.1 tot en met 15.2.7 is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd, maar niet worden vergroot;
  • b. in geval van herbouw is het bepaalde onder lid 15.2.12 sub a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. in afwijking van artikel 15.2.12 onder sub a zijn aan- en uitbouwen aan de voor- en achtergevel, evenals uitbreidingen aan de achtergevel conform het bepaalde in artikel 15.2.3, 15.2.4 en 15.2.5 toegestaan.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in geval van onvoldoende bouwmogelijkheden een omgevingsvergunning verlenen voor bouwen overeenkomstig de bouwregels in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.1 sub a en b, 15.2.6 sub c en 15.2.3 sub a en 15.2.5 sub g voor gebouwen op een andere positie op het bouwperceel, mits:

  • a. door de gebouwen op een andere positie te bouwen de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel toeneemt met maximaal 15%;
  • b. uit een stedenbouwkundige onderbouwing blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in hoofdstuk 3 van de Stedenbouwkundige visie beschreven eigenschappen van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • c. er geen onaanvaardbare gevolgen zijn voor gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, onder andere voor wat betreft de bouwmogelijkheden, de privacy en lichttoetreding;
  • d. er voldoende mogelijkheden blijven voor parkeren op eigen terrein.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Aan huis verbonden beroep

Uitsluitend in het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woning is een aan huis verbonden beroep toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • f. de bewoner mag maximaal 1 medewerker in dienst hebben.
15.5.2 Bedrijfsvloeroppervlak zorginstellingen

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo) (m²)' mag maximaal de aangeduide oppervlakte als bedrijfsvloeroppervlakte voor de zorgfunctie als bedoeld in lid 15.1 sub h in gebruik worden genomen.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Extra woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen - 1 t/m 5' te wijzigen ten behoeve van extra woningen, inclusief eventuele bijbehorende toegangswegen en -paden, groenvoorzieningen, bijgebouwen en/of parkeervoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting mag niet meer bedragen dan 10 dB boven de voorkeurswaarde, zoals genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder;
  • b. op basis van ecologisch onderzoek dient aangetoond te worden op welke wijze de Flora- en faunawet in acht wordt genomen;
  • c. op basis van verkeerskundig onderzoek dient aangetoond te worden dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en dat er geen nadelige gevolgen zijn voor onder meer:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de doorstroming van het verkeer;
    • 3. de bereikbaarheid van naastgelegen percelen;
  • d. uit een stedenbouwkundige onderbouwing moet blijken dat geen afbreuk wordt gedaan aan de in hoofdstuk 3 van de Stedenbouwkundige visie beschreven eigenschappen van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • e. een vrijstaande woning mag niet worden vervangen door twee-aaneengebouwde woningen.