Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
-
b. een aan huis verbonden beroep zoals beschreven in Bijlage 2, waarvan het bruto-vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 25% van het bruto-vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 50 m²;
-
c. onderdoorgang voor verkeer ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
11.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
-
c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
-
d. de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet meer dan 60 graden bedragen;
-
e. in afwijking van het bepaalde onder c is het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' toegestaan om de goothoogte te verhogen tot een hoogte die gelijk is aan de maximaal toegestane bouwhoogte van het gebouw, met dien verstande dat de grootte van dit gebouwdeel met een hogere goothoogte maximaal 75 m2 per hoofdgebouw bedraagt.
11.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
a. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand van 3 m achter de voorgevel en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
-
b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
-
c. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw indien aangebouwd aan het hoofdgebouw;
-
d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
e. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
f. in afwijking van het bepaalde onder e:
-
1. mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
-
2. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de bouwhoogte van een bijgebouw niet hoger zijn dan 3,5 m;
-
3. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet hoger zijn dan 3,5 m;
-
g. de dakhelling van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van 600 ;
-
h. de dakvorm van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen mag uitsluitend bestaan uit platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken;
-
i. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 50 m² per perceel, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
j. in afwijking van het bepaalde onder i:
-
1. mag indien het perceel een oppervlakte van tenminste 1.000 m² heeft, de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen 60 m² per perceel bedragen;
-
2. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' per hoofdgebouw één cluster van bijgebouwen worden gebouwd waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
-
3. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' per woning de gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 6 m2.
11.2.3 Overige andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van onoverdekte zwembaden mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
-
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
-
c. in overige gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
-
d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de andere bouwwerken, ten behoeve van:
-
a. een goede woonsituatie;
-
b. de verkeersveiligheid;
-
c. de milieusituatie;
-
d. de sociale veiligheid;
-
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
a. het bepaalde in sublid 11.2.1 sub a in die zin dat het hoofdgebouw ook buiten het bouwvlak wordt gebouwd tot een maximale diepte van 12 m, mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens ten minste 10 m bedraagt en achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
-
b. het bepaalde in sublid 11.2.2 sub a in die zin dat een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot minimaal 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
11.4.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. een goede woonsituatie;
-
b. de verkeersveiligheid;
-
c. de sociale veiligheid;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan in de vorm van een aan huis verbonden beroep.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijkingsbevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
a. het bepaalde in lid 11.5 in die zin dat in combinatie met het wonen de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in Bijlage 3, dan wel naar de aard en de invloed van de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met dien verstande dat:
-
1. de woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in de betreffende woning niet wordt aangetast;
-
2. dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
-
3. voor zover de vergunning betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met dien verstande dat deze berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6 m² bedraagt;
-
4. de bedrijfsvloeroppervlakte van de gebouwen niet meer dan 25% van de totale bruto vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
-
b. het bepaalde in lid 11.1 sub b in die zin dat een ruimte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, tot een oppervlakte van maximaal 100 m², met dien verstande dat:
-
1. de woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in de betreffende woning niet wordt aangetast;
-
2. dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
-
3. voor zover de vergunning betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met dien verstande dat deze berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6 m² bedraagt;
-
4. de oppervlakte van de gebouwen die gebruikt en/of verbouwd worden voor de beroepsvloeroppervlakte niet meer dan 25% van de totale bruto vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt.
11.6.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. de woonsituatie;
-
b. de verkeersveiligheid;
-
c. de sociale veiligheid;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.