Plan: | Chw bestemmingsplan Vinkenhoef |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00180-0301 |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;
een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
één of meer bouwwerken;
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, die duurzaam bij de dagelijkse bedrijfsvoering is betrokken, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
uit onsamenhangend materiaal bestaande halfverharding van bijvoorbeeld grind, gebroken puin en gebroken natuursteen waardoor de infiltratiecapaciteit wordt bevorderd;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met ten minste 1 hellend of gebogen vlak;
een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, dan wel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
bouwkundige elementen aan de gevels van een hoofdgebouw, die geen deel uitmaken van het volume en de massa van het hoofdgebouw en daaraan in omvang ondergeschikt zijn, zoals plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen, rookkanalen, afvoerpijpen, overstekende daken, afdaken, lijstwerk, luifels, antennes en antenne-installaties en andere daarmee gelijk te stellen bouwdelen;
een (gedeelte) van een bouwwerk dat geheel is gelegen onder maaiveld;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;
het Chw bestemmingsplan 'Vinkenhoef' met indentificatienummer NL.IMRO.0307.BP00180-0301 van de gemeente Amersfoort;
geheel of gedeeltelijk afbreken;
het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;
de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Bij vergunningverlening op grond van dit artikel moet tevens worden voldaan aan Artikel 13 Duurzaamheid en circulariteit en Artikel 15 Algemene parkeerregels.
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Binnen deze bestemming mogen andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
Binnen deze bestemming is maximaal één in-/uitrit van en naar het bouwperceel van maximaal 9 meter breed vanaf de hoofdstraat toegestaan.
Indien het bouwperceel breder is dan 50 meter, dan zijn maximaal twee in/uitritten naar het bouwperceel toegestaan met een onderlinge afstand van minimaal 20 meter en mag de gezamenlijke breedte niet meer bedragen dan 15 meter.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.1 om andere bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bestemming Bedrijf - 1 en Bedrijventerrein, maar vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de effecten naar de omgeving, zoals bedoeld in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" uitgave 2009.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van die soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor één bedrijf:
met daarbij behorende:
Bij vergunningverlening op grond van dit artikel moet tevens worden voldaan aan Artikel 13 Duurzaamheid en circulariteit en Artikel 15 Algemene parkeerregels.
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Binnen deze bestemming mogen andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
Binnen deze bestemming zijn in/uitritten uitsluitend toegestaan indien:
Bij aanvraag omgevingsvergunning dient middels een onderzoek naar de trillingshinder van treinverkeer aangetoond te worden waaruit blijkt dat de streefwaarden uit de SBR-richtlijn Trillingen, deel B "Hinder voor personen in gebouwen", niet worden overschreden.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van die soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
De voor "Bedrijventerrein - kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende;
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Binnen deze bestemming mogen andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 om een bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning (bw)' toe te staan als wordt voldaan aan het bepaalde onder Artikel 14 Algemene regels inzake hogere waarden en geluid en geen oneverendige aantasting voort doet in:
De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Bij vergunningverlening op grond van dit artikel moet tevens worden voldaan aan Artikel 13 Duurzaamheid en circulariteit en Artikel 15 Algemene parkeerregels.
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Binnen deze bestemming is maximaal één in/uitrit van en naar het bouwperceel van minimaal 5 meter en maximaal 7 meter breed toegestaan.
Alvorens het bouwperceel in gebruik wordt genomen, dient buiten het bouwvlak een zone van 3 meter tussen de bouwperceelgrens en het bouwvlak uitgevoerd te worden, in gras of laagblijvende bodembedekkers. Dit geldt aan alle kanten van het bouwperceel met uitzondering van de kant aan de Oude Lageweg.
Op de bouwperceelgrens dient, alvorens de bestemming in gebruik wordt genomen, een elzen- of beukenhaag van 0,8 meter breedte en 0,8 tot 1,20 meter hoogte te worden geplant (1 els/beuk per 0,8 m strekkende meter) en dient onderhouden te worden. Indien op de bouwperceelgrens een erf- of perceelafscheiding in de zin van artikel 2, tweede lid van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht is geplaatst, dan dient de vorenstaande haag zodanig beplant te worden dat de achter of in het midden van de haag dient komen.
Alvorens het bouwperceel in gebruik wordt genomen, dient per 300 m2 minimaal één inheemse boomsoort geplant en onderhouden te worden, op het betreffende bouwperceel. De hoogstam van de boom dient minimaal 15 cm te zijn bij aanplant. De stamomvang dient 1 meter vanaf het maaiveld te zijn. Onder inheemse boomsoorten wordt verstaan:
Bij aanvraag omgevingsvergunning dient middels een onderzoek aangetoond te worden dat de streefwaarden uit de SBR-richtlijn Trillingen, deel B "Hinder voor personen in gebouwen" niet worden overschreden.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.1 om andere bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bestemming Bedrijf - 1 en Bedrijventerrein, maar vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de effecten naar de omgeving, zoals bedoeld in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" uitgave 2009.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van die soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals abri's, telefooncellen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende regels:
- de bruto-inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m3;
- de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens en beeldende kunstwerken | 4 m |
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
geluidwerende voorzieningen | 21 m |
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen | 10 m |
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 Bestemmingsomschrijving, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.
De voor 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringstrook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas (dubbelbestemming)' voorrang krijgt.
Op of in de gronden als bedoeld lid 10.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
De voor 'Waarde - Archeologie categorie 3 (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 3 (dubbelbestemming)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Het bepaalde onder sublid 11.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
Burgemeester en wethouders verlenen de onder sublid 11.2.1 bedoelde omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
De onder sublid 11.2.1 bedoelde omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 11.3 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 m2.
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in sublid 11.3.2 genoegzaam blijkt dat:
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
De onder 11.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.
Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 11.3.2 genoegzaam blijkt dat:
De in sublid 11.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:
De onder sublid 11.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Het in sublid 11.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 m2, of niet dieper zijn dan 30 cm.
De voor 'Waarde - cultuurhistorie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 12.2 vervatte verbod geldt niet voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk te slopen van de ijskelder ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding-ijskelder (sba-ij)'.
Het in sublid 12.3.1 vervatte verbod geldt niet voor:
Burgemeester en wethouders verleend de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 12.3.1 voor het geheel slopen van de ijskelder uitsluitend, mits de ijskelder in een dusdanig slechte bouwkundige staat verkeerd dat herstel redelijkerwijs niet meer mogelijk is en voldoende aannemelijk is gemaakt dat er een ander bouwwerk wordt gebouwd dat in overeenstemming is met de regels van dit bestemmingsplan, waarbij het bouwwerk als het origineel wordt teruggebouwd en oorspronkelijke elementen zoveel als mogelijk worden hergebruikt en teruggeplaatst.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning dient aangetoond te worden dat een aantoonbare bijdrage geleverd wordt aan de verduurzaming en circulariteit van de fysieke leefomgeving.
Om te beoordelen of er voldoende aantoonbare bijdrage geleverd wordt aan de verduurzaming en circulariteit van de fysieke leefomgeving, wordt de aanvraag omgevingsvergunning aan de beleidsregel Duurzaamheid Vinkenhoef getoetst.
Indien deze beleidsregel gedurende planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregel.
Bedrijven die zich vestigen op één van de in sublid 13.2.2 opgenomen kavels mogen maximaal de daarmee samenhangende stikstof (NOx) en ammoniak (NH3) emissie emitteren.
De waarden in onderstaande tabel en figuur zijn van toepassing op de emissie per aanduiding zoals opgenomen in de figuur van de kavelindeling.
tabel behorende bij sublid 13.2.2:
nummer | oppervlakte (ha) | kg NOx per jaar | kg NH3 per jaar | ||
1 | 4,76 | 1250 | 20 | ||
2 | 1,25 | 317 | 7,5 | ||
3 | 0,53 | 41,7 | 2,5 | ||
4 | 1,64 | 96,7 | 0 |
figuur kavelindeling behorende bij sublid 13.2.2:
Bij de aanvraag omgevingsvergunning ten behoeve van de bestemmingen Bedrijf - 1, Bedrijf - 2 en Bedrijventerrein dient middels een waterhuishoudkundig- en inrichtingsplan te worden aangetoond dat er voldoende ruimte is voor de berging en infiltratie van regenwater. Het oppervlakte water en/of de wadi's moeten daarbij zodanig groot zijn gedimensioneerd dat binnen het bouwperceel een bui met een volume van 40 mm volledig kan worden geborgen. De voor de berging van hemelwater noodzakelijke voorzieningen moeten direct na het in gebruik nemen van de betreffende bestemming zijn getroffen.
Bij aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van (een) bouwwerk(en) dient aangetoond te worden, zoals deze gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning, dat betreffende gebouw(en) of bouwwerk(en) niet worden aangesloten op het aardgasnet en niet worden verwarmd met aardgas.
In aanvulling op de bepalingen in Artikel 5 Bedrijventerrein - kantoor gelden de hogere waarden, zoals die zijn beschreven in het van deze regels (Bijlage 1 Akoestisch onderzoek) deel uitmakende overzicht (de met een gele kleur aangegeven hogere waarden op de bladzijden 19 en 20) op de daarin aangegeven beoordelingspunten.
De situering van de beoordelingspunten, zoals opgenomen in lid 14.1, is aangegeven op de van deze regels (Bijlage 1 Akoestisch onderzoek) deel uitmakende kaart.
In aanvulling op de leden 14.1 en 14.2 gelden de navolgende voorwaarden, zoals die zijn beschreven in Bijlage 1 Akoestisch onderzoek:
Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden op het bouwperceel waarop de aanvraag omgevingsvegunning betrekking op heeft.
Bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning wordt aan de Nota Parkeernormen Amersfoort 2009 en Beleidsregel Toepassing Parkeernormen 2020 getoetst of er sprake is van een voldoende parkeergelegenheid.
Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk dient een inrichtingsplan verstrekt te worden. Het inrichtingplan dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk dient een inrichtingsplan verstrekt te worden, waaruit ten minste blijkt:
Bij de aanvraag omgevingsvergunning dient middels een inrichtingsplan aangetoond en inzichtelijk te worden gemaakt dat:
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gemengd gebied' is sprake van een matige tot sterke functiemenging en/of van een ligging direct langs de hoofdontsluitingsstructuur. Bij de beoordeling van functies in deze zone mogen de richtafstanden in de VNG-brochure 'Handreiking Bedrijven en milieuzonering' met één afstandsstap worden verlaagd.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Chw bestemmingsplan Vinkenhoef'.