direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Noack Soesterweg 564
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00150-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Noack Soesterweg 564 met identificatienummer NL.IMRO.0307.BP00150-0301 van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.7 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.8 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 bebouwing

één of meer bouwwerken;

1.10 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.13 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  • a. in de van de regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  • b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  • c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar zijn;
1.14 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.15 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.29 bijzondere woonvoorzieningen:

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
  • b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.32 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.33 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.36 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.37 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.38 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.39 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.40 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 houtopstand:

hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

1.42 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.43 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.44 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.45 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;

1.46 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.

1.47 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.48 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.49 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.50 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.51 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.52 overkapping

een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.53 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.54 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.55 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.56 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.57 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.58 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.59 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.60 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.62 sociale huurwoning:

huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a juncto artikel 1 onder h juncto artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag (rekenhuur), waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.63 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.64 speeltoestel

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;

1.65 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.66 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.67 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.68 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.69 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.70 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.71 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. berging en infiltratie van hemelwater;
  • d. waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken;
  • e. recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, spelen, verblijven en beleven;
  • f. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels


Op en in deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

3.2.1 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten   10 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   12 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
verkeerstekens en (beeldende) kunstwerken   4 m  
kleine speeltoestellen   4 m  
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijkende maatvoering andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 voor:

  • a. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
  • b. het bouwen van wegwijzers, licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere hoogte;


een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
  • 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Berging en infiltratie hemelwater
  • a. Blijkens een door de gemeente goed te keuren waterhuishoudkundig- en inrichtingsplan moet worden aangetoond dat er voldoende ruimte is voor de berging en infiltratie van regenwater. Het oppervlaktewater en/of de wadi's moeten daarbij zodanig groot zijn gedimensioneerd dat binnen het plangebied een bui met een volume van 40 mm (dit komt overeen met een bui die theoretisch 1 maal per 100 jaar voorkomt) volledig kan worden geborgen;
  • b. De voor de berging van hemelwater noodzakelijke voorzieningen moeten direct na het in gebruik nemen van de woningen zijn getroffen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Toestaan parkeervoorzieningen en wegen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 teneinde wegen en parkeervoorzieningen toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkeersafwikkeling dan wel in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen;
  • c. een toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het ruimtelijk beeld van het openbaar (groen)gebied;
  • e. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het gebruik van belendende percelen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunning voor speelvoorzieningen of voet- of fietspaden

Onverminderd het bepaalde in 3.2 is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken aan te leggen of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. speelvoorzieningen of voet- of fietspaden, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².

3.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

    • 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
3.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld onder sublid is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend en onder voorwaarden erkers, ingangspartijen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming:

4.2.1 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een aan de bestemming grenzende woning mogen erkers en ingangspartijen worden gebouwd:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerder met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten, zoals vlaggenmasten, mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 4.2.2 :

  • a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor '' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. bermen en groenvoorzieningen;
  • f. waterpartijen;
  • g. berging en infiltratie van regenwater;
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven :
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten, reclame en andere tekens   7,5 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   7,5 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
verkeerstekens en -regelinstallaties, en (beeldende) kunstwerken   7,5 m  
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinswoningen, aaneengebouwd, met de bijbehorende bouwwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

6.2.1 Gebouwen - stedenbouw

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' [kap] moeten woningen worden afgedekt met een kap;
  • d. de tussenwoningen langs de Soesterweg moeten worden uitgevoerd in 2 bouwlagen en een langskap; de hoekwoningen moeten worden uitgevoerd in 2 bouwlagen met een dwarskap;
  • e. de woningen langs het park (zijde Wagenwerkplaats) moeten worden uitgevoerd in 2 bouwlagen en een langskap; de woningen in de buitenste blokken langs het park (zijde Wagenwerkplaats) moeten worden uitgevoerd in 3 bouwlagen met een plat dak;
  • f. voor de woningen langs het park (zijde Wagenwerkplaats) geldt dat de nokhoogte van de woningen met een kap gelijk is aan de bouwhoogte van de woningen met een plat dak.

6.2.2 Gebouwen - energetische kwaliteit en 'groene' bebouwing

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen moeten voldoen aan de BENG-eisen en worden gebouwd volgens het principe 'nul-op-de-meter';
  • b. de woningen moeten worden uitgevoerd met PV-panelen op de zonzijde van het dak;
  • c. de woningen moeten gasloos worden gebouwd;
  • d. de installatie in de woning bestaat uit een warmte-terugwin installatie, een warmtepomp en een PV-installatie;
  • e. de gevels van de woningen moeten bestaan uit drie isolerende lagen en er wordt triple glas toegepast;
  • f. per woning worden twee vleermuis- en/of nestkasten (inbouw) gemaakt voor de populatie gebouwbewonende soorten (zoals huismus, gierzwaluw, vleermuis).

 

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken en overkappingen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan:
    • 1. Voor zover deze gebouwd worden IN het bebouwingsgebied:
      • a. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van dat bebouwingsgebied;
      • b. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
      • c. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 en kleiner dan of gelijk aan 900 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
    • 2. Voor zover deze gebouwd worden BUITEN het bebouwingsgebied:
      • a. in geval van te bebouwen erven kleiner dan of gelijk aan 100 m2: maximaal 50% van de te bebouwen erven;
      • b. in geval van te bebouwen erven groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 100 m2 en kleiner is dan of gelijk aan 300 m2;
      • c. In geval van te bebouwen erven groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van de te bebouwen erven dat groter is dan 300 m2, met een maximum van 150 m2;
      • d. de gezamenlijke oppervlakte die op grond van lid 2, onderdelen a tot en met c zijn toegestaan, wordt verminderd met de oppervlakte die op grond van lid 1 binnen het bebouwingsgebied zijn of kunnen worden gebouwd.
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken en overkappingen aan de voorzijde niet meegerekend, alsmede de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen binnen het bouwvlak;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.
6.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.

6.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
palen en masten, zoals vlaggenmasten   8 m  
erfafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

6.3 Beeldkwaliteitsregels
6.3.1 Gebouwen langs de Soesterweg

Voor het bouwen van de woningen langs de Soesterweg gelden de volgende regels:

  • a. de architectuur van de woningen moet aansluiten op de bestaande gebouwde kwaliteit in de omgeving (de zogeheten jaren-30 stijl);
  • b. het uiterlijk van de woningen kent een verfijnde detaillering, gevelindeling en afwerking;
  • c. de woningen worden uitgevoerd in donkere zandkleuren (referentie nabij woningen zuidzijde Soesterweg) tot heidepaars in de gevels.

6.3.2 Gebouwen langs het park (zijde Wagenwerkplaats)

Voor het bouwen van de woningen langs het park (zijde Wagenwerkplaats) gelden de volgende regels:

  • a. de architectuur van de woningen heeft een industriële signatuur en moet aansluiten op het karakter van de Wagenwerkplaats;
  • b. het uiterlijk van de woningen heeft een gevelindeling, kozijnen en deuren die refereren aan industriële bebouwing;

6.3.3 Bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere kleine bouwwerken en bouwkundige elementen op, aan of bij de woningen

Voor het bouwen van de hierna genoemde bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere kleine bouwwerken en bouwkundige elementen op, aan of bij de woningen gelden de volgende regels:

a Aan- of uitbouwen aan de voorgevel of aan het openbaar gebied gelegen zijgevel

Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. In de tekst wordt het woord aanbouw gebruikt.

Algemeen   - Het bouwwerk is in maat, schaal en verschijningsvorm ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
 
Plaatsing   - Gebouwd direct aan de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw.
- Of aan een naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw, dan wel aan een bijbehorende aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw.
- Conform de bepalingen uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
 
Maatvoering   - Conform de bepalingen uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
 
Vormgeving   - Het bouwwerk heeft een overwegend rechthoekige plattegrond met plat dak of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm.
- De aanbouw dient qua volume en uitstraling ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw.
- Het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok dient zichtbaar te blijven.
- Het bouwwerk vormt een eenheid met mogelijk bestaande bijbehorende bijgebouwen.
- Wanneer de zijerfgrens niet evenwijdig loopt met de zijgevel is een andere vorm van de plattegrond van een aan- of uitbouw of een bijgebouw aan de zijgevel mogelijk.
- Gevelindeling afgeleid van het hoofdgebouw.
- Detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw.
 
Materiaal en kleur   - De naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijde:
• overeenkomstig het hoofdgebouw (metselwerk, stucwerk of hout) danwel
• hout of gelijkwaardig: gedekte, donkere kleur of in de kleur van de gevels van het hoofdgebouw.
• geen golf-, beton- of damwandprofielplaten.
- Het naar het voorerf gekeerde gevelvlak dient voldoende gevelopening te bevatten met een oppervlakte van minimaal 30% van het totale gevelvlak en de gevelopening kn bestaan uit een raam, toegangsdeur of garagedeur
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00150-0301_0033.png"

b Vrijstaande bijgebouwen op voorerf of aan het openbaar gebied gelegen zijerf

Een vrijstaand bijgebouw is een grondgebonden gebouw in één bouwlaag. Een vrijstaand bij gebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw.

Algemeen   - Het bouwwerk is in maat, schaal en verschijningsvorm ondergeschikt aan het hoofdgebouw
 
Plaatsing   - Conform de bepalingen uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan
 
Maatvoering   - Conform de bepalingen uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan
 
Vormgeving   - Het bouwwerk vormt een eenheid met mogelijk bestaande bijbehorende bouwwerken
- Het bouwwerk heeft een overwegend rechthoekige plattegrond met plat dak of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm
- Detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw
 
Materiaal en kleur   - De naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijde:
• overeenkomstig het hoofdgebouw (metselwerk, stucwerk of hout) dan wel
• hout of gelijkwaardig: gedekte, donkere kleur of in de kleur van de gevels van het hoofdgebouw.
• geen golf-, beton- of damwandprofielplaten.
- Het naar het voorerf gekeerde gevelvlak dient een voldoende gevelopening te bevatten met een oppervlakte van minimaal 30% van het totale gevelvlak en de gevelopening kan bestaan uit een raam, toegangsdeur of garagedeur
 


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00150-0301_0034.png"

c Carports en overkappingen op het voorerf of aan het openbaar gebied gelegen zijerf

Een carport of een overkapping is een grondgebonden gebouw in één bouwlaag met minimaal twee open zijden

 

Algemeen   - Het bouwwerk is in maat, schaal en verschijningsvorm ondergeschikt aan het hoofdgebouw
 
Plaatsing   - Conform de bepalingen uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan
 
Maatvoering   - Conform de bepalingen uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan
 
Vormgeving   - Vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond
- Een carport of overkapping is plat afgedekt of heeft een eenvoudige kapvorm
 
Materiaal en kleur   - De detaillering en het kleur- en materiaalgebruik is vergelijkbaar met het hoofdgebouw of eenvoudiger
- Geen golf-, beton- of damwandprofielplaten
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00150-0301_0035.png"

d Dakkapellen

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbare (woon) oppervlak te vergroten. Dakkapellen die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte zijn bepalend voor het straatbeeld.


Dakkapellen aan de voorzijde - in het voordakvlak of in het zijdakvlak gericht naar openbaar gebied

Dakkapellen dienen een ondergeschikte toevoeging te zijn aan een dakvlak en het silhouet van het dak niet te domineren.

Algemeen   - Met voorzijde wordt bedoeld op het voordakvlak of het naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde dakvlak
„- De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofd- of bijgebouw
 
Plaatsing   - Afgestemd op de architectuur van de gevel
- Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok liggen de dakkapellen op één horizontale lijn
- Dakkapellen worden niet boven elkaar geplaatst
- Onderkant meer dan 0,5 m en niet meer dan 1m boven de zoldervloer - Bovenkant meer dan 0,5 m onder de daknok
„- Zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het eigen dakvlak, bij hoekkepers gemeten vanaf het hoogste punt van de dakkapel, tenzij sprake is van één gekoppelde dakkapel over twee woningen
„- Mansardekap (geknikt dakvlak): niet geplaatst in het bovenste dakvlak
- Dwarskap: afstand tot de voorgevel meer dan 1 m
- Bij een bouwwerk met een bestaande borstwering dient de onderdorpel van het dakkapelkozijn aan te sluiten op het schuine dakvlak en dient de goot door te lopen
 
Maatvoering   - Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok: gelijke hoogte en breedte
- De hoogte van de dakkapel is maximaal 1,8 m
- De breedte is maximaal 50% van de breedte van het dakvlak. Deze breedte wordt gemeten tussen eindgevels of woningscheidende bouwmuren (bij hoek- of kilkepers respectievelijk te meten aan boven- of onderzijde van de dakkapel
 
Vormgeving   - De dakkapel is plat afgedekt of aangekapt mits de aankapping 0,5 m onder de nok aanvang
- Onder glasvlak(ken) bevinden zich geen dichte panelen of borstwering
- De detaillering is binnen eenzelfde rij of bouwblok identiek, overeenkomstig de trendsetter (indien aanwezig)
 
Materiaal en kleur   - Kozijnen en boeiboorden (gebroken) wit of afgestemd op het hoofdgebouw
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00150-0301_0036.png"

Dakkapellen aan de achterzijde - in het achterdakvlak of in het zijdakvlak gericht naar niet-openbaar gebied

Hier wordt ruimte geboden aan dakkapellen die dichter dan 0,5 m onder de nok aansluiten op het dakvlak alsmede aan dakkapellen met een schuine afdekking.

Algemeen   - Met achterzijde wordt bedoeld op het achterdakvlak of de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd dakvlak
- De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw
 
Plaatsing   - Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok is sprake van een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn
- Onderkant meer dan 0,5 m en niet meer dan 1 m boven de zoldervloer
- De dakkapel blijft onder de nok en er blijft minimaal 0,5 m dakvlak ter weerszijden van de dakkapel over, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers, en bij eindsituaties een afstand van minimaal 0,5 m tot de zijkant van het dakvlak
- Bij een bouwwerk met een bestaande borstwering dient de onderdorpel van het dakkapelkozijn aan te sluiten op het schuine dakvlak en dient de goot door te lopen
 
Maatvoering   - De hoogte van de dakkapel is maximaal 1,8 m
- Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok: gelijke hoogte en breedte
 
Vormgeving   - De dakkapel is plat afgedekt of aangekapt
- Onder glasvlak(ken) bevinden zich geen dichte panelen of borstwering
 
Materiaal en kleur   - Kleur en materiaal zijn afgestemd op het hoofdgebouw  

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00150-0301_0037.png"

e Dakterrassen

In geval van zichtbaarheid vanuit de omringende bebouwing dient het dakterras te worden vormgegeven alsof het een gevel betreft
 

Algemeen   - Indien toegelaten binnen de bepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan
 
Plaatsing   - De balustrade is altijd binnen de gevellijn geplaatst en aan de voorzijde van het gebouw minimaal 0,5 m teruggeplaatst t.o.v. de gevellijn
 
Maatvoering   - Hoogte van de balustrade is maximaal 1,2 m
 
Vormgeving   - Vormgeving van de opbouw is ondergeschikt aan het hoofdvolume
- Balustrade is uitgevoerd als hekwerk met verticale spijlen
 
Materiaal en kleur   - Kleurkeuze is terughoudend en afgestemd op het hoofdgebouw  

f Gevelwijzigingen

Gevelwijzigingen - in voorgevel of vanuit het openbaar gebied zichtbare zijgevel/achtergevel

Gevels aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit, ze dragen sterk bij aan het karakter en de eenheid van een straat. Gevels zijn integraal met een woning mee-ontworpen, door een te grote verscheidenheid kan een rommelig beeld ontstaan. Gevelwijzigingen aan de voorgevel worden om die reden in beginsel terughoudend benaderd.

Algemeen   - Bestaande gevelgeledingen respecteren
- Aanpassingen moeten passen bij het karakter van de woning en ze moeten de eenheid in de straat en de uitstraling van een pand niet negatief beïnvloeden
 
Plaatsing   - In de voor- of zijgevel van een woning of woongebouw of bijbehorende aan- of uitbouw of bijgebouw
- In de achtergevel boven de vloer van de eerste verdieping van een woning of woongebouw of bijbehorende aan- of uitbouw of bijgebouw
 
Maatvoering   - Profielmaten gelijk aan bestaande kozijnonderdelen (kleine afwijkingen toegestaan)
- Gewijzigde gevelopeningen tot maximaal 200% van de oorspronkelijke opening stroken met overige gevelopeningen (voor zover aanwezig)
 
Vormgeving   - De bestaande raamverhouding en –indeling wijzigt niet
- Bij vervanging van een garagedeur door een pui: geen gemetselde borstwering
- Bij wijziging van de indeling van de raamkozijnen: gelijke kozijnen gelijktijdig wijzigen
 
Materiaal en kleur   - Overeenkomstig het hoofdgebouw  

g Installaties

Onder installaties wordt verstaan: schoorstenen, rookkanalen, afvoerpijpen, luchtbehandelingskasten etc.

Plaatsing
 
- Installaties worden zo veel mogelijk inpandig of uit het zicht ingepast  

h Erfafscheidingen

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Door een te grote verscheidenheid kan een rommelig beeld ontstaan. Een lange, gesloten, slecht geplaatste of slecht onderhouden schutting roept bij velen een gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid

Algemeen   - Erfafscheidingen behorend bij het oorspronkelijke ontwerp blijven intact
- Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving.
 
Plaatsing   - Conform de bepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan
 
Maatvoering   - De hoogte van erfafscheiding gelegen op 1 m of meer achter de voorgevellijn is maximaal 2 m, tenzij het ter plaatse geldende bestemmingsplan anders bepaalt
 
Vormgeving   - In één lijn zonder verspringingen in hoogte of rooilijn
 
Materiaal en kleur   - Erfafscheidingen bestaan uit duurzame materialen en hebben een zorgvuldige detaillering.
- Als er metselwerk in de erfafscheiding voorkomt én het hoofdgebouw is opgetrokken uit metselwerk, dan is het metselwerk conform het hoofdgebouw
- Metselwerk gecombineerd met houten of metalen delen, aan de bovenzijde horizontaal afgewerkt
- Hekwerken zijn grotendeels transparant vormgegeven en uitgevoerd in een donkere kleur, ondergeschikt aan die van het hoofdgebouw
- Zo veel mogelijk aansluiten bij aangrenzende, goedgekeurde en/of begroeide erfafscheidingen
- Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling
- Geen golf-, beton of damwandprofielplaten, rietmatten of vlechtschermen
 

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00150-0301_0038.png"

i Zonnepanelen en zonnecollectoren

De plaatsing van zonnepanelen en zonnecollectoren conform de eisen voor vergunningsvrij bouwen heeft de voorkeur (zie www.omgevingsloket.nl). Wanneer dat niet mogelijk is, gelden onderstaande criteria.

Algemeen   - Plaatsing op de gevel is alleen mogelijk als de zonnecollector of het zonnepaneel goed is ingepast in het ontwerp. Dit naar oordeel van de stadsbouwmeester
 
Plaatsing   - Indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de bijbehorende installatie, dan moet de installatie aan de binnenzijde van het bouwwerk worden geplaatst
 
Maatvoering   - Afstand tussen zonnecollector of zonnepaneel en randen dakvlak is minimaal 0,5 m
 
Vormgeving   - Regelmatige rangschikking
 
Materiaal en kleur   - Panelen zonder randen in een egale uitvoering
 

j Reclame-uitingen aan woningen met beroepen of bedrijven aan huis

  Plaatsing en maatvoering  
Reclame tegen de gevel   - Maximale afmetingen 0,15 m2
- Aangebracht aan de gevel ter hoogte van de begane grondverdieping
 
Reclame vrijstaand op het erf   - Maximale hoogte 1 m
- Maximale oppervlakte zuil 1 m2, oppervlakte bord maximaal 0,15 m2
 

6.4 Toetsing beeldkwaliteit

Een aanvraag voor omgevingsvergunning voor de in artikel 6.2 toegestane bouwwerken wordt door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en/of de stadsbouwmeester getoetst aan de in artikel 6.3 beschreven beeldkwaliteitsregels.

6.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

6.6 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.5:

  • a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.6 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
6.7 Specifieke gebruiksregels
6.7.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Voordat de woningen in gebruik genomen mogen worden, dient een geluidscherm te zijn gerealiseerd conform de situering, hoogte, lengte en uitvoering, zoals is beschreven in het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende akoestische onderzoek.
  • b. Het bouwen van woningen is uitsluitend toegestaan wanneer uit onderzoek naar de trillingshinder van treinverkeer blijkt dat de streefwaarden uit de SBR-richtlijn Trillingen, deel B "Hinder voor personen in gebouwen", niet worden overschreden.
6.7.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

6.7.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte.
6.8 Afwijken van de gebruiksregels
6.8.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.7.2 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 6.7.2 genoemde voorwaarden.
6.8.2 Kamerverhuur
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, waarbij omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de Beleidsregels kamerverhuur Amersfoort, zoals die gelden ten tijde van de inwerkingtreding van voorliggend plan.
  • b. Indien de Beleidsregels kamerverhuur Amersfoort als genoemd onder 1. tijdens de planperiode worden gewijzigd, geldt die betreffende wijziging bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

6.9 Wijzigingsbevoegdheid
6.9.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven en mits het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinswoningen in gestapelde vorm met bijbehorende bouwwerken;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
7.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

7.2.1 Gebouwen - stedenbouw

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend in gestapelde vorm worden gebouwd;
  • b. de woningen mogen uitsluitend worden gebouwd en dienen in stand gehouden te worden als sociale huurwoning;
  • c. het aantal woningen bedraagt minimaal 26;
  • d. de woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. het aantal bouwlagen mag niet meer zijn dan is aangegeven op de verbeelding, met dien verstande dat halfondergrondse bergingen direct onder de woningen binnen de footprint van het gebouw niet als bouwlaag worden aangemerkt;
  • f. kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.

7.2.2 Gebouwen energetische kwaliteit en 'groene' bebouwing

Voor het bouwen van de gestapelde woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen voldoen aan EPC = 0 en moeten worden gebouwd volgens het principe 'nul-op-de-meter';
  • b. de woningen moeten gasloos worden gebouwd;
  • c. in de woningen worden vleermuis- en nestkasten (inbouw) gemaakt voor de populatie gebouwbewonende soorten (zoals huismus, gierzwaluw, vleermuis).

 

7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten   7,5 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   7,5 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

7.3 Beeldkwaliteitsregels
7.3.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw bestaat uit maximaal vijf bouwlagen met terrassen op maaiveld en een balkon op de andere lagen;
  • b. de architectuur van het gebouw is opvallend en markeert de entree van de Wagenwerkplaats;
  • c. de vormgeving van het gebouw is modern en industrieel passend bij het karakter van de Wagenwerkplaats.

7.3.2 Kleine bouwwerken en bouwkundige elementen op, aan of bij de woningen

Voor het bouwen van de hierna genoemde kleine bouwwerken en bouwkundige elementen op, aan of bij woningen gelden de volgende regels:

a Dakterrassen

In geval van zichtbaarheid vanuit de omringende bebouwing dient het dakterras te worden vormgegeven alsof het een gevel betreft.
 

Algemeen   - Indien toegelaten binnen de bepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan
 
Plaatsing   - De balustrade is altijd binnen de gevellijn geplaatst en aan de voorzijde van het gebouw minimaal 0,5 m teruggeplaatst t.o.v. de gevellijn
 
Maatvoering   - Hoogte van de balustrade is maximaal 1,2 m
 
Vormgeving   - Vormgeving van de opbouw is ondergeschikt aan het hoofdvolume
- Balustrade is uitgevoerd als hekwerk met verticale spijlen
 
Materiaal en kleur   - Kleurkeuze is terughoudend en afgestemd op het hoofdgebouw  

b Gevelwijzigingen

Gevelwijzigingen - in voorgevel of vanuit het openbaar gebied zichtbare zijgevel/achtergevel

Gevels aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit, ze dragen sterk bij aan het karakter en de eenheid van een straat. Gevels zijn integraal met een woning mee-ontworpen, door een te grote verscheidenheid kan een rommelig beeld ontstaan. Gevelwijzigingen aan de voorgevel worden om die reden in beginsel terughoudend benaderd.

Algemeen   - Bestaande gevelgeledingen respecteren
- Aanpassingen moeten passen bij het karakter van de woning en ze moeten de eenheid in de straat en de uitstraling van een pand niet negatief beïnvloeden
 
Plaatsing   - In de voor- of zijgevel van een woning of woongebouw of bijbehorende aan- of uitbouw of bijgebouw
- In de achtergevel boven de vloer van de eerste verdieping van een woning of woongebouw of bijbehorende aan- of uitbouw of bijgebouw
 
Maatvoering   - Profielmaten gelijk aan bestaande kozijnonderdelen (kleine afwijkingen toegestaan)
- Gewijzigde gevelopeningen tot maximaal 200% van de oorspronkelijke opening stroken met overige gevelopeningen (voor zover aanwezig)
 
Vormgeving   - De bestaande raamverhouding en –indeling wijzigt niet
- Bij vervanging van een garagedeur door een pui: geen gemetselde borstwering
- Bij wijziging van de indeling van de raamkozijnen: gelijke kozijnen gelijktijdig wijzigen
 
Materiaal en kleur   - Overeenkomstig het hoofdgebouw  

c Installaties

Onder installaties wordt verstaan: schoorstenen, rookkanalen, afvoerpijpen, luchtbehandelingskasten etc.

Plaatsing
 
- Installaties worden zo veel mogelijk inpandig of uit het zicht ingepast  

d Erfafscheidingen

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Door een te grote verscheidenheid kan een rommelig beeld ontstaan. Een lange, gesloten, slecht geplaatste of slecht onderhouden schutting roept bij velen een gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid

Algemeen   - Erfafscheidingen behorend bij het oorspronkelijke ontwerp blijven intact
- Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving.
 
Plaatsing   - Conform de bepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan
 
Maatvoering   - De hoogte van erfafscheiding gelegen op 1 m of meer achter de voorgevellijn is maximaal 2 m, tenzij het ter plaatse geldende bestemmingsplan anders bepaalt
 
Vormgeving   - In één lijn zonder verspringingen in hoogte of rooilijn
 
Materiaal en kleur   - Erfafscheidingen bestaan uit duurzame materialen en hebben een zorgvuldige detaillering.
- Als er metselwerk in de erfafscheiding voorkomt én het hoofdgebouw is opgetrokken uit metselwerk, dan is het metselwerk conform het hoofdgebouw
- Metselwerk gecombineerd met houten of metalen delen, aan de bovenzijde horizontaal afgewerkt
- Hekwerken zijn grotendeels transparant vormgegeven en uitgevoerd in een donkere kleur, ondergeschikt aan die van het hoofdgebouw
- Zo veel mogelijk aansluiten bij aangrenzende, goedgekeurde en/of begroeide erfafscheidingen
- Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling
- Geen golf-, beton of damwandprofielplaten, rietmatten of vlechtschermen
 

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00150-0301_0038.png"

e Zonnepanelen en zonnecollectoren

De plaatsing van zonnepanelen en zonnecollectoren conform de eisen voor vergunningsvrij bouwen heeft de voorkeur (zie www.omgevingsloket.nl). Wanneer dat niet mogelijk is, gelden onderstaande criteria.

Algemeen   - Plaatsing op de gevel is alleen mogelijk als de zonnecollector of het zonnepaneel goed is ingepast in het ontwerp. Dit naar oordeel van de stadsbouwmeester
 
Plaatsing   - Indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de bijbehorende installatie, dan moet de installatie aan de binnenzijde van het bouwwerk worden geplaatst
 
Maatvoering   - Afstand tussen zonnecollector of zonnepaneel en randen dakvlak is minimaal 0,5 m
 
Vormgeving   - Regelmatige rangschikking
 
Materiaal en kleur   - Panelen zonder randen in een egale uitvoering
 

f Reclame-uitingen aan woningen met beroepen of bedrijven aan huis

  Plaatsing en maatvoering  
Reclame tegen de gevel   - Maximale afmetingen 0,15 m2
- Aangebracht aan de gevel ter hoogte van de begane grondverdieping
 
Reclame vrijstaand op het erf   - Maximale hoogte 1 m
- Maximale oppervlakte zuil 1 m2, oppervlakte bord maximaal 0,15 m2
 

7.4 Toetsing beeldkwaliteit

Een aanvraag voor omgevingsvergunning voor de in artikel 7.2 toegestane bouwwerken wordt door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en/of de stadsbouwmeester getoetst aan de in artikel 7.3 beschreven beeldkwaliteitsregels.

7.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

7.6 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 7.2.3, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
      • de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
      • de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
  • b. Afwijking als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

7.7 Specifieke gebruiksregels
7.7.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Voordat de woningen in gebruik genomen mogen worden, dient een geluidscherm te zijn gerealiseerd conform de situering, hoogte, lengte en uitvoering, zoals is beschreven in het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende akoestische onderzoek.
  • b. Het bouwen van woningen is uitsluitend toegestaan wanneer uit onderzoek naar de trillingshinder van treinverkeer blijkt dat de streefwaarden uit de SBR-richtlijn Trillingen, deel B "Hinder voor personen in gebouwen", niet worden overschreden.

7.7.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein;


met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

7.7.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande gebouwen als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
7.8 Afwijken van de gebruiksregels
7.8.1 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.7.2 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 7.7.2 genoemde voorwaarden.
7.8.2 Kamerverhuur
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, waarbij omgevingsvergunningen ook worden getoetst aan de Beleidsregels kamerverhuur Amersfoort, zoals die gelden ten tijde van de inwerkingtreding van voorliggend plan.
  • e. Indien de Beleidsregels kamerverhuur Amersfoort als genoemd onder 1. tijdens de planperiode worden gewijzigd, geldt die betreffende wijziging bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene regels inzake hogere waarden en geluid

9.1 Hogere waarden industrielawaai

In aanvulling op de bepalingen in hoofdstuk 2 gelden de hogere waarden, zoals die zijn beschreven in het van deze regels (bijlage 3) deel uitmakende overzicht (de met een gele kleur aangegeven hogere waarden in de kolom 'industrieterrein') op de daarin aangegeven beoordelingspunten.

9.2 Hogere waarden railverkeerslawaai

In aanvulling op de bepalingen in hoofdstuk 2 gelden de hogere waarden, zoals die zijn beschreven in het van deze regels (bijlage 3) deel uitmakende overzicht (de met een gele kleur aangegeven hogere waarden in de kolom spoorlijn') op de daarin aangegeven beoordelingspunten.

9.3 Situering beoordelingspunten in verband met hogere waarden

De situering van de beoordelingspunten, zoals opgenomen in lid 9.1 en 9.2, is aangegeven op de van deze regels (bijlage 3) deel uitmakende kaart.

9.4 Aanvullende voorwaarden in verband met hogere waarden en geluid

In aanvulling op de leden 9.1, 9.2 en 9.3 gelden de navolgende voorwaarden, zoals die zijn beschreven in het van deze regels deel (bijlage 2) deel uitmakende akoestische onderzoek:

  • a. Voordat de woningen in het gebied van dit plan in gebruik genomen mogen worden, dient een geluidscherm te zijn gerealiseerd conform de situering, hoogte, lengte en uitvoering, zoals is beschreven in het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende akoestische onderzoek.
  • b. De gevels van de woningen in het gebied van dit plan dienen een zodanige geluidswering te hebben, dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau in de verblijfsruimten van de woningen (niet hoger dan 45 dB(A) vanwege incidentele verhogingen veroorzaakt door het industrielawaai in de maatgevende nachtperiode.
  • c. In verband met het railverkeerslawaai dienen de in het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende akoestische onderzoek voorgeschreven maatregelen op de verdiepingen van het voor Wonen-2 bestemde appartementengebouw te worden getroffen.
  • d. In verband met het industrielawaai moet bij de 1e verdieping van de woningen waar sprake is van een overschrijding van de geluidsbelasting (de met een rode kleur aangegeven waarden "geluidsbelasting hoger dan de maximaal te ontheffen waarde" in het van deze regels in bijlage 3 deel uitmakende overzicht) een afscherming van het draaiende deel worden toegepast. De afscherming dient de geluidsbelasting te reduceren van 56 naar ten hoogste 55 dB.
  • e. In verband met industrielawaai mogen achter de gevels van 2e verdiepingen waar sprake is van overschrijdingen van de geluidsbelasting (de met een rode kleur aangegeven waarden "geluidsbelasting hoger dan de maximaal te ontheffen waarde" in het van deze regels in bijlage 3 deel uitmakende overzicht) geen verblijfsruimten worden gesitueerd dan wel moeten dove gevels worden toegepast.
  • f. In verband met industrielawaai moet ter plaatse van de vierde verdieping van één appartement aan de zuidzijde van het appartementengebouw waar sprake is van overschrijdingen van de geluidsbelasting (de met een rode kleur aangegeven waarden "geluidsbelasting hoger dan de maximaal te ontheffen waarde" in het van deze regels in bijlage 3 deel uitmakende overzicht) een reductie van de geluidsbelasting tot 55 dB(A) plaatsvinden. Dat kan door middel van het aanpassen van de gevelvorm of de draaiende delen lokaal af te schermen met een vrijhangend voorzetraam.
  • g. In verband met industrielawaai dienen bij het in het van deze regels (bijlage 2) deel uitmakende akoestische onderzoek aangegeven meest noordoostelijke woningblok absorberend uitgevoerde tuinschermen worden toegepast, waardoor ter plaatse aan de achterzijde van de woning een luwe gevel wordt gecreëerd.

Artikel 10 Algemene regels inzake kappen houtopstanden

10.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor een bestemmingsplanactiviteit) een houtopstand te kappen.

10.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 10.1 vervatte verbod voor het vellen van een houtopstand geldt niet voor:

  • a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet geknotte populieren of wilgen;
  • b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
  • c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  • d. kweekgoed;
  • e. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
  • f. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college;
  • g. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
  • h. houtopstand waarvan naar het oordeel van het bevoegd gezag vellen onverwijld nodig is vanwege acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.
10.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.1 voor het kappen van houtopstanden uitsluitend indien de natuurwaarde, de landschappelijke waarde, de beeldbepalende waarde, de cultuurhistorische waarde, de boomwaarde, de waarde van de houtopstand voor het stadsschoon en de waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid zich hiertegen niet verzetten.

10.4 Bijzondere voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden met betrekking tot:

  • a. herbeplanting binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen;
  • b. indien de onder a bedoelde herplantplicht wordt opgelegd: de termijn waarbinnen na de herbeplanting niet geslaagde beplanting moet worden vervangen en op welke wijze;
  • c. de geldigheidsduur van de omgevingsvergunning.
10.5 Herplant-/instandhoudingsplicht
  • a. indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in lid 10.1 van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouder is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kan het burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn;
  • b. burgemeester en wethouder kan in het besluit tot het opleggen van een verplichting tot herbeplanting, de zakelijk gerechtigde of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van de voorziening,de mogelijkheid bieden om, in plaats van de opgelegde voorgeschreven herbeplantingsverplichting, een nader te bepalen vergoeding te betalen. De vergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de waarde van de boom;
  • c. wordt een verplichting als bedoeld in sub a. opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
  • d. indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in lid 10.1 van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
  • e. het is verboden om in strijd met een verplichting als bedoeld in sub a tot en met d. te handelen of na te laten.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:

  • a. een omgevingsvergunning slechts wordt verleend nadat is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid;
  • b. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, slechts toegestaan is wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
  • c. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de gemeentelijke Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de inwerkingtreding van voorliggend plan;
  • d. indien de Nota Parkeernormen als genoemd onder c. tijdens de planperiode wordt gewijzigd, geldt die betreffende wijziging bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
11.2 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  • c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en van het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  • a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  • b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.
11.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:

  • a. een omgevingsvergunning slechts wordt verleend nadat is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid;
  • b. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, slechts toegestaan is wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
  • c. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de gemeentelijke Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de inwerkingtreding van voorliggend plan;
  • d. indien de Nota Parkeernormen als genoemd onder c. tijdens de planperiode wordt gewijzigd, geldt die betreffende wijziging bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

12.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
13.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 13.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  • c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
13.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  • b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlakte van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
  • d. de oppervlakte mag maximaal bedragen: 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon en 50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
  • e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  • f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
  • g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking, een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie, de te treffen voorzieningen, de nieuwe (inrichtings)situatie en het terugbrengen in oude staat van de bijbehorende bouwwerken ná de beëindiging van de mantelzorgsituatie.
13.4 Intrekking omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders trekken de in lid bedoelde omgevingsvergunning in, als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

13.5 Kamergewijze verhuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de begripsbepaling “woning”, door kamergewijze verhuur toe te staan, mits:

  • a. voldaan wordt aan de beleidsregels “Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort” d.d. 27 september 2011 en
  • b. bij kamerverhuur vanaf vier kamers ook wordt voldaan aan de aanvullende parkeereisen zoals gesteld in de beleidsregels “Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort” d.d. 27 september 2011.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Chw bestemmingsplan Noack Soesterweg 564”.