direct naar inhoud van Regels
Plan: Veegplan B 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00138-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' met indentificatienummer NL.IMRO.0307.BP00138-0301 van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 achtergevel

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.8 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.10 bebouwing

één of meer bouwwerken;

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

1.12 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

1.15 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

in de van de regels deel uitmakende bijlage Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten tbv regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;

  • e. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  • f. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar zijn;
1.16 beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden en die ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig zijn aangewezen;

1.17 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.18 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.22 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.24 bijzondere woonvoorzieningen:

vorm van wonen die voorziet in de aangepaste woonbehoefte van personen of groepen van personen, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.28 bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 cafetaria/snackbar/afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.34 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.35 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.36 cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

1.37 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.38 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.39 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.40 detailhandel perifeer

branches van detailhandel die zich buiten de aangewezen detailhandelslocaties mogen vestigen vanwege de aard of omvang van de artikelen (zoals auto's, bouwmarkt, keukens, woninginrichting);

1.41 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.42 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.43 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
  • b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.44 discotheek of dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

1.45 distributieplanologisch onderzoek (dpo)

een onderzoek dat uitsluitsel kan geven over de uitbreidings- en groeimogelijkheden voor de detailhandel in een bepaald winkelgebied, waarbij het distributieplanologisch verzorgingsniveau voor de consument centraal staat. Afzetgebied en omgevingsfactoren als parkeren, bereikbaarheid en uitstraling worden daarbij betrokken;

1.46 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.47 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.48 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.49 extensieve recreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;

1.50 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.51 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.52 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.53 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.54 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.55 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.57 gemeentelijk stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken en terreinen, hieronder begrepen bomen, straten, pleinen, bruggen en water, die een samenhangend beeld vormen dat van belang is wegens de schoonheid, het karakter of de cultuurhistorische waarde van het geheel, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van stadsgezichten;

1.58 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.59 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;

1.60 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.61 horeca van categiorie b:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.62 horeca van categorie 1:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.63 horeca van categorie 2:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.64 horeca van categorie 3:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.65 horeca van categorie 4:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.66 horeca van categorie a:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.67 horeca van categorie c:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen etc, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.68 horeca van categorie d:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.69 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.70 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.71 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.72 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.73 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend of gebogen vlak;

1.74 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.

1.75 koekoek

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.76 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.77 landgoed:

een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet in combinatie met agrarische gronden met een productiedoelstelling; vormen van bos- en landbouw kunnen deel uitmaken van de bedrijfsvoering; het geheel is openbaar toegankelijk; op het landgoed staat één of meer wooncomplexen met tuinen van allure en uitstraling; kenmerkend voor de inrichting van het landgoed is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt; het geheel vormt een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;

1.78 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

1.79 manege:

activiteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.80 mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.81 nevenactiviteit:

een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.82 nevenassortiment

een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is en maximaal 10% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.83 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.84 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.85 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.86 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.87 opvangvoorzieningen:

opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

1.88 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.89 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.90 overkapping

een overdekte bebouwde voorziening, die maximaal 2 eigen wanden heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.91 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.92 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.93 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.94 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.95 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.96 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.97 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.98 recreatieve voorzieningen:

overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;

1.99 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;

1.100 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.101 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.102 sociale huurwoning:

huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.103 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.104 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.105 speeltoestel

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;

1.106 sportvoorzieningen:

overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;

1.107 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.108 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.109 terras:

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, wordt de begripsbepaling voor terras:

1.94 terras:

een al dan niet overdekte buitenruimte bij een horecabedrijf;

1.110 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.111 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.112 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.113 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.114 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.115 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.116 woonark

een in of op het water geplaatst voorwerp met een rechthoekige hoofdvorm die niet op varen duidt, dat gelegen is op een vaste ligplaats en bedoeld is voor permanente bewoning, niet zijnde een waterwoning, welke in het kader van het plan niet wordt aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de Woningwet;

1.117 woonboot

een woonark of een woonschip;

1.118 woonschip:

een varend schip met een als zodanig herkenbaar uiterlijk dat geschikt is voor permanente bewoning, welke in het kader van het plan niet wordt aangemerkt als een bouwwerk in de zin van de Woningwet;

1.119 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.120 zorginstelling

instelling waar zorg wordt verleend, zoals een verzorgingshuis, een verpleeghuis of een hospice.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 de lengte van een woonboot:

wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend;

2.11 de breedte van een woonboot:

wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is, afgerond op 5 cm;

2.12 de hoogte van een woonboot:

wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of opbouw, masten, schoorstenen en dergelijke niet meegerekend, afgerond op 5 cm;

2.13 de diepgang van een woonboot:

de verticale afstand tussen het diepst stekende scheepsdeel en de waterspiegel;

2.14 ondergeschikte bouwdelen ten aanzien van het bouwen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van scheidingslijnen, aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

Artikel 3 Algemene bepaling

Op het onderhavige bestemmingsplan 'Veegplan B 2017' is het juridisch-planologisch regime van:

  • a. het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 9 december 2014;
  • b. het bestemmingsplan 'Maatweg' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 25 juni 2013;
  • c. het bestemmingsplan 'Binnenstad' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 13 oktober 2015;
  • d. het bestemmingsplan 'Nieuwland' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 1 maart 2016;
  • e. het bestemmingsplan 'CSG-Zuid' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 13 september 2011;
  • f. het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' van de gemeente Amersfoort, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 25 juni 2013;
  • g. de bestemmingsplannen zoals opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bestaande bestemmingsplanregelingen archeologie;
  • h. de bestemmingsplannen zoals opgenomen in Bijlage 4 Overzicht bestaande bestemmingsplanregelingen bedrijfsmatige activiteiten aan huis,

en zoals allen begrensd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - herziening planregels' van overeenkomstige toepassing, zulks met dien verstande dat de in dit plan opgenomen wijzigingen van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Agrarisch

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Agrarisch' (artikel 3) wordt de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 17):

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

toevoegen:

e. behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van gebouwen ter plaatse van de aanduiding (cw);

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Maatweg', vastgesteld op 25 juni 2013, en zijn bestemd voor 'Bedrijf' (artikel 4) wordt in lid 4.1 de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 24):

  • a. bedrijven ten behoeve van het onderhoud, de reparatie en de opslag van vaartuigen ten behoeve van de watersport en recreatie;

vervangen door:

  • a. bedrijven ten behoeve van het onderhoud, de reparatie en de opslag van vaartuigen ten behoeve van de watersport en recreatie, waarvan de activiteiten in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten BP Maatweg zijn aangemerkt als categorie 1 of 2;

5.2 Bouwregels

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijf' (artikel 4) wordt de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 18):

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.

toevoegen:

4.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1 Bestemmingsomschrijving

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 1' (artikel 5) wordt lid 5.1 (locatie 2) en lid 5.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

5.1 Bestemmingsomschrijving

toevoegen:

VII. Nijverheidsweg-Noord 35, Rova en Remondis. De activiteiten van deze bedrijven vallen onder milieucategorie 4.2 waar milieucategorie 3.2 is toegestaan. Ter plaatse worden behalve categorie 3.2 tevens bedrijven toegestaan die vallen onder 'SBI code 381.C Vuiloverslagstations' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals is opgenomen in bijlage 1 van de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen'.

toevoegen:

5.2.4 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

5.3 Specifieke gebruiksregels

aanvullen:

en het bestaande bedrijf 'Remondis' aan de Nijverheidsweg-Noord 35.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1 Bestemmingsomschrijving

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, is onverminderd van toepassing (locatie 6).

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 2' (artikel 6) wordt lid 6.4 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

toevoegen:

6.2.4 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 8 Bedrijventerrein - 3a

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3a' (artikel 7) wordt lid 7.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

toevoegen:

7.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 9 Bedrijventerrein - 3b

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3b' (artikel 8) wordt lid 8.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

toevoegen:

8.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 10 Bedrijventerrein - 3c

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3c' (artikel 9) wordt lid 9.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

toevoegen:

9.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting. 

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 11 Bedrijventerrein - 3d

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3d' (artikel 10) wordt lid 10.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

toevoegen:

10.2.4 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 12 Bedrijventerrein - 3e

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3e' (artikel 11) wordt lid 11.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

toevoegen:

11.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 13 Bedrijventerrein - 4

13.1 Bestemmingsomschrijving

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 4' (artikel 12) wordt lid 12.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 1):

toevoegen:

k. ter plaatse van de aanduiding (bw) is één bedrijfswoning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

13.2 Bouwregels

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 3e' (artikel 12) wordt lid 12.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

toevoegen:

12.2.3 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 14 Bedrijventerrein - 5

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 5' (artikel 13) wordt lid 13.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

toevoegen:

13.2.2 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 15 Bedrijventerrein - 6

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 6' (artikel 13) wordt lid 14.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen dienen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken te worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 35%;

c. de maximale goothoogte en maximale (bouw)hoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

d. de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, bushokjes en, fietsenstallingen bedraagt maximaal 3.00 m;

e. de voorgevelbreedte van een bedrijfsgebouw mag maximaal 25.00 m en de diepte van het bedrijfsgebouw mag maximaal 50.00 m bedragen;

f. de inhoud van de bedrijfswoningen mag maximaal 600 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met bijbehorende aan- en bijgebouwen tot een totale oppervlakte van 75 m2 en een goothoogte van maximaal 3.00 m;

g.de aan- en bijgebouwen dienen op ten minste 1.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;

h. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 3.00 met dien verstande dat de hoogte van erfscheidingen maximaal 2.50 m mag bedragen, behoudens lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6.00 m mag bedragen;

vervangen door:

14.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de gebouwen dienen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken te worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 35%;

c. de maximale goothoogte en maximale (bouw)hoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

d. de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, bushokjes en, fietsenstallingen bedraagt maximaal 3.00 m;

e. de voorgevelbreedte van een bedrijfsgebouw mag maximaal 25.00 m en de diepte van het bedrijfsgebouw mag maximaal 50.00 m bedragen;

f. de inhoud van de bedrijfswoningen mag maximaal 600 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met bijbehorende aan- en bijgebouwen tot een totale oppervlakte van 75 m2 en een goothoogte van maximaal 3.00 m;

g.de aan- en bijgebouwen dienen op ten minste 1.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;

h. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 3.00 met dien verstande dat de hoogte van erfscheidingen maximaal 2.50 m mag bedragen, behoudens lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6.00 m mag bedragen;

toevoegen:

14.2.2 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting. 

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 16 Bedrijventerrein - 7

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 7' (artikel 15) wordt lid 15.2 (locatie 18) van de bestemming als volgt gewijzigd:

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen dienen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken te worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 35%;

c. de maximale goothoogte en maximale (bouw)hoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

d. de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, bushokjes en, fietsenstallingen bedraagt maximaal 3.00 m;

e. de voorgevelbreedte van een bedrijfsgebouw mag maximaal 25.00 m en de diepte van het bedrijfsgebouw mag maximaal 50.00 m bedragen;

f. de inhoud van de bedrijfswoningen mag maximaal 600 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met bijbehorende aan- en bijgebouwen tot een totale oppervlakte van 75 m2 en een goothoogte van maximaal 3.00 m;

g.de aan- en bijgebouwen dienen op ten minste 1.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;

h. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 3.00 met dien verstande dat de hoogte van erfscheidingen maximaal 2.50 m mag bedragen, behoudens lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6.00 m mag bedragen;

vervangen door:

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a. de gebouwen dienen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken te worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 35%;

c. de maximale goothoogte en maximale (bouw)hoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

d. de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, bushokjes en, fietsenstallingen bedraagt maximaal 3.00 m;

e. de voorgevelbreedte van een bedrijfsgebouw mag maximaal 25.00 m en de diepte van het bedrijfsgebouw mag maximaal 50.00 m bedragen;

f. de inhoud van de bedrijfswoningen mag maximaal 600 m3 bedragen, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt, met bijbehorende aan- en bijgebouwen tot een totale oppervlakte van 75 m2 en een goothoogte van maximaal 3.00 m;

g.de aan- en bijgebouwen dienen op ten minste 1.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;

h. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 3.00 met dien verstande dat de hoogte van erfscheidingen maximaal 2.50 m mag bedragen, behoudens lichtmasten en verkeersvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6.00 m mag bedragen;

toevoegen:

15.2.2 Andere bouwwerken op het dak van een hoofdgebouw

Voor reclame-uitingen op het dak van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • 1. reclame-uitingen mogen alleen op het dak van hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen mogen alleen los van het dak worden aangebracht, waarbij de onderkant van de reclame-uiting op een afstand van minimaal 0,25 meter en maximaal 0,50 meter van het dak is gesitueerd;
  • 3. de hoogte bedraagt ten hoogste maximaal 10% van de hoogte van het hoofdgebouw met dien verstande dat de reclame-uiting nooit hoger mag zijn dan 2 meter exclusief de constructie waar deze op is aangebracht;
  • 4. de breedte bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, waarop de reclame-uiting wordt gebouwd;
  • 5. burgemeester en wethouders kunnen op basis van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadere eisen stellen aan de afmetingen en de situering van de reclame-uiting.

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 17 Centrum - 4

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Centrum - 4' (artikel 7) wordt lid 7.6.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 7):

b. de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30% stijgt;

wordt gewijzigd in:

b. de daarbij betrokken vloeroppervlakte per vestiging met niet meer dan 30% wordt vergroot;

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Binnenstad' is voor het overige onverminderd van toepassing.

 

Artikel 18 Cultuur en Ontspanning - 1

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Cultuur en Ontspanning - 1' (artikel 8) wordt lid 8.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 7):

f. horeca van categorie 1 met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1" (h=1); met dien verstande dat op de bovenverdieping van het perceel Plantsoen Oost 2 (toren bij restaurant Monnikendam) uitsluitend een ijssalon is toegestaan";

wordt gewijzigd in:

f. horeca van categorie 1 met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1" (h=1);

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Binnenstad' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 19 Detailhandel

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, is onverminderd van toepassing (locatie 3 en 4).

Artikel 20 Gemengd

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Nieuwland', vastgesteld op 1 maart 2016, is onverminderd van toepassing (locatie 16).

 

Artikel 21 Tuin - 2

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Tuin - 2' (artikel 18) wordt lid 18.3.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 7):

f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dienen te worden afgedekt met een kap;

wordt gewijzigd in:

f. een bijbehorend bouwwerk en/of overkapping dient te worden afgedekt met een kap;

i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorende bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;

wordt gewijzigd in:

i. een tegen het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk en/of overkapping de architectuurhistorische of bouwhistorische waarden van het hoofdgebouw niet mogen aantasten;

Artikel 22 Water

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Nieuwland', vastgesteld op 1 maart 2016, en zijn bestemd voor 'Water' (artikel 11) wordt lid 11.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 16):

toevoegen:

f. vlonders ten behoeve van het wonen.

 

Artikel 23 Gemengd - Uit te werken

23.1 Bestemmingsomschrijving

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'CSG-zuid', vastgesteld op 13 september 2011, en zijn bestemd voor 'Gemengd-Uit te werken' (artikel 19) wordt lid 19.1 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 33):

De voor 'Gemengd-uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

toevoegen:

h. parkeerterrein voor zover de gronden zijn aangeduid als 'parkeerterrein'.

Artikel 24 Waarde - Archeologie categorie 1 (dubbelbestemming)

locatie 9

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 24.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
24.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 1 (dubbelbestemming)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

24.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

24.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 24.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

24.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 24.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

24.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

24.2.5 Weigering

De onder 24.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

24.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

24.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 24.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 24.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

24.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 24.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

24.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 24.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

24.3.5 Weigering

De onder 24.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

24.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

24.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

24.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 24.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

24.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 24.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

  • a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld;
  • b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen verbinden.

24.4.4 Weigering

De onder 24.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

24.4.5 Uitzondering

Het in 24.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 25 Waarde - Archeologie categorie 2 (dubbelbestemming)

locatie 9

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 25.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

25.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 2 (dubbelbestemming)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

25.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

25.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 25.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • e. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

25.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 25.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

25.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
25.2.5 Weigering

De onder 25.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

25.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

25.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

25.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 25.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 25.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

25.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 25.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

25.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 25.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

25.3.5 Weigering

De onder 25.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

25.3.6 Uitzondering

Het in 25.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 vierkante meter.

25.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

25.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

25.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 25.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

25.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 25.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

  • a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 100 m²;
  • b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

25.4.4 Weigering

De onder 25.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

25.4.5 Uitzondering

Het in 25.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 vierkante meter, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 26 Waarde - Archeologie categorie 3 (dubbelbestemming)

locatie 9

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 26.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

26.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 3 (dubbelbestemming) uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

26.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

26.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 26.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

26.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 26.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

26.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

26.2.5 Weigering

De onder 26.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm en de oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van meer dan 500 m2 grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.
26.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 26.3 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 26.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

26.3.3 Uitzonderingen

Het in 26.3 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 vierkante meter.

26.3.4 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 26.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden

26.3.5 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

26.3.6 Weigering

De onder 26.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

26.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

26.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 26.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

26.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 37.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:


de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 500 m²;


indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

26.4.4 Weigering

De onder 26.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

26.4.5 Uitzondering

Het in 26.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 vierkante meter, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 27 Waarde - Archeologie categorie 4 (dubbelbestemming)

locatie 9

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 27.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

27.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 27.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 4 (dubbelbestemming) uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

27.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

27.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 27.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 10.000 m2 bedraagt;
  • e. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

27.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 27.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

27.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

27.2.5 Weigering

De onder 27.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm en de oppervlakte meer dan 10.000 m2 bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van meer dan 10.000 m2 grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

27.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 27.3 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 27.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

27.3.3 Uitzonderingen

Het in 27.3 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 10.000 vierkante meter.

27.3.4 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 27.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden

27.3.5 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

27.3.6 Weigering

De onder 27.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

27.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
27.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

27.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 27.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

27.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 27.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

  • a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 10.000 m²;
  • b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

27.4.4 Weigering

De onder 27.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

27.4.5 Uitzondering

Het in 27.4.2 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 10.000 vierkante meter, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 28 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015, en zijn bestemd voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)' (artikel 28) wordt lid 28.4.1 en 28.4.5 van de bestemming als volgt gewijzigd (locatie 7):

28.4 Afwijken van gebruiksregels

Artikel 28 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

28.4.1 afwijken van de bouwregels samenhangend met op de gevelbeelden en op de kappenkaart opgenomen hoofdgebouwen

onder 3.a.

'er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevelsen de kap van het hoofdgebouw;'

wordt gewijzigd in:

'er gekozen wordt voor behoud en herstel van de architectuur-, bouw- en cultuurhistorische waarden van de gevels en de kap van het hoofdgebouw;'

onder 4

'zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:'

wordt gewijzigd in:

'voor zover het hoofdgebouwen betreft die als 'orde 4-indifferent/afwijkend van de gebiedskarakteristieken' zijn opgenomen op de ordekaart:'

28.4.5 Afwijken van bouwregels ten behoeve van toegevoegde elementen op daken en kappen van hoofdgebouwen

onder c.en onder d. vervallen en worden vervangen door:

c. dakramen algemeen:

  • 1. aantal, grootte, vorm en positie van de dakramen worden afgestemd op reeds geplaatste dakramen, mits deze voldoen aan de hier gestelde criteria;
  • 2. de dakramen niet boven elkaar worden geplaatst met dien verstande dat:
  • in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam boven een bestaand dakraam mogelijk is volgens dezelfde afmetingen als het bestaande dakraam;  
  • in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam boven een bestaande dakkapel mogelijk is, in welk geval de breedte van het dakraam niet meer bedraagt dan de breedte van de dakkapel;
  • 1. de afstand tussen de dakramen in hetzelfde dakvlak ten minste 2 dakpannen bedraagt;
  • 2. de afstand van de dakramen tot de dakvoet, de nok en de zijkant van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
  • 3. de kleinste afstand van de dakramen tot de haaks erop staande gevel, de scheidingsmuur tussen panden en/of de zijkant van het dakvlak, ten minste 1/5 van de breedte van het dakvlak bedraagt met een minimum van 1 meter;
  • 4. de dakramen in het dakvlak en met dezelfde hellingshoek als het dakvlak worden geplaatst.

d.1. dakramen, aanvullend naar openbaar gebied gekeerde dakvlakken:

  • 1. dat noodzakelijk is ter bevordering van de woonfunctie op de verdiepingen en andere mogelijkheden voor de toetreding van daglicht ontbreken;
  • 2. de dakramen in uitvoering en vormgeving aansluiten bij de historische karakteristieken en beeldkwaliteit van de binnenstad;
  • 3. de dakramen op hoofdgebouwen die als orde 1 en orde 2 op de ordekaart zijn opgenomen worden uitgevoerd in klein formaat (4 of 6 pans);
  • 4. maximaal 1 dakraam per 5 meter breedte van het dakvlak wordt geplaatst op hoofdgebouwen die als orde 1 en orde 2 op de ordekaart zijn opgenomen;
  • 5. de gezamenlijke breedte van de dakramen binnen hetzelfde dakvlak op hoofdgebouwen die als orde 3 en orde 4 op de ordekaart zijn opgenomen, in ieder geval niet meer dan 1/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt.

d.2.dakramen, aanvullend niet naar openbaar gebied gekeerde dakvlakken:

  • 1. de dakramen niet boven elkaar worden geplaatst met dien verstande dat in het geval van een extra kapverdieping op hoofdgebouwen die als orde 1, orde 2 of orde 3 op de ordekaart zijn opgenomen een dakraam in klein formaat (4 of 6 pans) boven een bestaand dakraam of een bestaande dakkapel is toegestaan;
  • 2. de gezamenlijke breedte van de dakramen binnen hetzelfde dakvlak in ieder geval niet meer dan 1/3 van de breedte van het dakvlak bedraagt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Algemene bepaling

De regels ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - herziening planregels' worden aangevuld en/of gewijzigd zoals in deze regels voorzien.

Artikel 30 Overige regels

30.1 Archeologie

locatie 9

Voor wat betreft de regeling voor archeologie komen de bestaande regelingen voor archeologie bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan te vervallen. Het betreft de regelingen zoals opgenomen in Bijlage 3 Overzicht bestaande bestemmingsplanregelingen archeologie. De onderhavige regeling voor archeologie is van toepassing op alle bestemmingsplannen die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vallen.

Archeologisch monument

Gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid als 'archeologische waarden' zijn archeologisch monument. Deze zijn beschermd op grond van de Erfgoedwet.

30.2 Beroeps- of bedrijfactiviteit aan huis

locatie 8

Voor wat betreft de regeling voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis komen de bestaande regelingen voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan te vervallen. Het betreft de regelingen zoals opgenomen in Bijlage 4 Overzicht bestaande bestemmingsplanregelingen bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De onderhavige regeling voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis is van toepassing op alle bestemmingsplannen die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vallen.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan in woonbestemmingen en bestemmingen waar bedrijfswoningen zijn toegestaan en bestemmingen waar wonen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • e. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • f. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten tbv regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • h. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein,


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

30.3 Parkeernormen in bestemmingsplan Park Randenbroek e.o.

locatie 39

Voor wat betreft de parkeernormen in bestemmingsplan Park Randenbroek e.o.komen de bestaande regelingen voor parkeernormen bij vaststelling van voorliggend bestemmingsplan te vervallen dan wel worden gewijzigd op de wijze zoals is opgenomen in Bijlage 5 Wijziging parkeernormen bp Park Randenbroek e.o..

Artikel 31 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Milieuzone - zones Wet milieubeheer

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', vastgesteld op 9 december 2014, en zijn aangeduid als 'Milieuzone - zones Wet milieubeheer' is het bepaalde in artikel 47 lid 4 van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' van toepassing (locatie 18).

Het bepaalde in de regels van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is voor het overige onverminderd van toepassing.

Artikel 33 Algemene bouwregels

33.1 Ondergeschikte bouwdelen

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Binnenstad', vastgesteld op 13 oktober 2015 wordt in de Algemene bouwregels (artikel 30) lid 30.1 gewijzigd (locatie 7):

30.1 Ondergeschikte bouwdelen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • i. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, rolluiken en -hekken, stoepen, lijstwerk en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • j. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • k. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4.2 meter dient te worden aangehouden.

wordt vervangen door:

30.1 Ondergeschikte bouwdelen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) en met overschrijding van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen ondergeschikte bouwdelen worden gebouwd, met dien verstande dat:

i. reclame-uitingen de bestemmingsgrenzen en de bouwgrenzen met ten hoogste 0,2 meter mogen overschrijden;

j. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, rolluiken en -hekken, stoepen, lijstwerk en gevelverlichting de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;

k. bij bouwwerken die boven een trottoir worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;

l. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4.2 meter dient te worden aangehouden.

33.2 Maximale goot- en bouwhoogte

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Hoogland', vastgesteld op 8 juli 2014 wordt in de Algemene bouwregels (artikel 28) lid 28.6 toegevoegd (locatie 13):

28.6 Maximale goot- en bouwhoogte

In aanvulling op de bouwregels in bestemmingsplan 'Hoogland', waar het maximaal aantal bouwlagen is vastgelegd, geldt dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte zoals deze aanwezig is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan 'Veegplan B 2017'.

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 35 Algemene afwijkingsregels

35.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
35.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 35.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  • c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

36.1 Nieuwe landgoederen

Voor zover de gronden zijn gelegen in bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', vastgesteld op 25 juni 2013, wordt de algemene wijzigingsbevoegdheid als volgt gewijzigd (locatie 26):

49.1 Nieuwe landgoederen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden - Hoevenlandschap wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen met dien verstande dat:

vervangen door:

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen met dien verstande dat:

36.2 Wijziging in verband met archeologische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:

  • a. (een van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', 'Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' al dan niet gedeeltelijk verwijderen, indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse geen bijzondere archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het plan voorziet in bescherming van deze waarden;
  • b. (een van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4' op de verbeelding toe te voegen indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse bijzondere archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. (een van) de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie categorie 1', Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4' op de verbeelding te wijzigen in een andere dubbelbestemming, zijnde 'Waarde - Archeologie categorie 1', Waarde - Archeologie categorie 2', 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie 4', indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse andere archeologische waarden aanwezig zijn dan op de verbeelding aangegeven.

36.3 Wijziging in verband met monumentale waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van bestemmingsomschrijvingen en aanlegvergunningen en/of van aanduidingen:

  • a. voor “waardevolle boom” (wm), om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de registers waarin de betreffende objecten zijn opgenomen;
  • b. voor “cultuurhistorische waarden” (cw) indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 37 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen

Behoudens het bepaalde in lid 37.3, is het ter waarborging van het landschappelijke karakter van het plangebied verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben.
37.2 Omgevingsvergunningplicht cultuurhistorische waarden

Behoudens het bepaalde in lid 37.3, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw), verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of dakconstructie van gebouwen.

37.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 37.1 en lid 37.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m².
37.4 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

37.5 Procedure
  • a. voor zij beslissen over een vergunning voor gebouwen met de aanduiding ”cultuurhistorische waarden” (cw), vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit;
  • b. voor zij beslissen over een vergunning voor werken of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding ”archeologische waarden” (aw), vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de gemeentelijke archeologen.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
38.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Veegplan B 2017”.