Plan: | Veegplan A 2017 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00133-0302 |
Voorliggend plan betreft een zogenaamd 'veegplan'. In dit bestemmingsplan worden eerder doorlopen afwijkingsprocedures planologisch verankerd en worden omissies in bestaande bestemmingsplannen hersteld. De omissies hebben onder andere betrekking op verwijzingen in regels en het verduidelijken van regels en aanduidingen op de verbeelding.
Het bestemmingsplan heeft voornamelijk een beheersgericht karakter. Het beheersgerichte karakter houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, wordt vastgelegd. Het plan is hierbij zoveel mogelijk gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Plannen, die reeds bestuurlijk en maatschappelijk zijn geaccordeerd en waarover geen discussie meer bestaat, zijn opgenomen. Het betreft projecten waarvoor vrijstelling/ontheffing/afwijking van het bestemmingsplan is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure is afgerond.
Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het Handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en planregels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en de praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen wordt vergroot. Tevens wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.
Gelijktijdig worden er twee veegplannen in procedure gebracht: Veegplan A 2017 en Veegplan B 2017. In eerste instantie was er één veegplan opgesteld. Het blijkt technisch niet mogelijk om in een en hetzelfde bestemmingsplan locaties met een enkelbestemming en locaties met uitsluitend een dubbelbestemming of aanduiding zonder enkelbestemming op te nemen. Vandaar is het veegplan opgeslitst in twee veegplannen: Veegplan A 2017 bevat uitsluitend locaties met enkelbestemmingen, waarbij op dezelfde locatie tevens in een aantal gevallen een dubbelbestemming of aanduiding voorkomt. Veegplan B 2017 bevat locaties waar geen enkelbestemming voorkomt.
Het bestemmingsplan “Veegplan A 2017” beslaat verschillende locaties op het grondgebied van Amersfoort.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op delen van het grondgebied van Amersfoort en vervangt daarmee verschillende regelingen in de geldende bestemmingsplannen. De artikelnummers en regelingen van de betreffende bestemmingsplannen die vervangen worden zijn in de regels opgenomen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen:plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint in hoofdstuk 2 met een beschrijving van de verschillende locaties die in het plan zijn opgenomen. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 staan de omgevingsaspecten die een rol spelen bij de locaties in het plan. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan en staat in hoofdstuk 7 een integrale afweging.
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de verschillende locaties die meegenomen zijn in dit plan. Per locatie is aangegeven wat het plangebied is en waarom het herzien wordt.
overzichtskaart met alle locatienummers Veegplan A
In de onderstaande matrix is aangegeven welke artikelen op welke locaties betrekking hebben.
Matrix artikelen en locaties
Hieronder volgt een beschrijving van elke locatie.
5. Woonbotenligplaatsen
Op 26 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan 'Ligplaatsen voor woonboten' vastgesteld. Abusievelijk is de strook waar woonboten zijn toegestaan te smal opgenomen, waardoor een deel van de woonboten buiten de aanduiding valt. Dit wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld door de strook waar woonboten zijn toegestaan uit te breiden.
Verbeelding bestemmingsplan 'Ligplaatsen voor woonboten' met luchtfoto als ondergrond.
10. Hertekop verkeersbestemming
Het knooppunt Rijksweg A28 - Arnhemseweg (De Hertekop) is in verschillende bestemmingsplannen gelegen. Een deel van het knooppunt valt in een oud bestemmingsplan (bestemmingsplan Leusderkwartier 1975) en voor een deel is onlangs een omgevingsvergunning (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) verleend. Om voor het knooppunt over actuele bestemmingsplannen te beschikken, zijn het oude bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunning opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Vigerend planologisch kader knooppunt Rijksweg A28 - Arnhemseweg
11. Koedijkerweg 50
In de uitspraak van 17 november 2010 (200910277/1/R2) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost' vernietigd voor wat betreft het perceel Koedijkerweg 50 (zie Bijlage 1 Uitspraak ABRS BP Buitengebied Oost). De gronden waren in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost' bestemd als 'Agrarische doeleinden'. Volgens een appellant betrof het slechts hobbymatige activiteiten. Ter zitting is vast komen te staan dat het om een beperkt aantal paarden gaat. Op 17 juni 2013 heeft er een milieucontrole plaatsgevonden. Daarbij bleek dat er 3 paarden en 10 kippen aanwezig waren. Dit valt onder hobbymatig.
Daarnaast had appellant bezwaar tegen het vergroten van het bouwvlak richting zijn perceel. De Raad van State is van oordeel dat noch uit de stukken en noch ter zitting is gebleken dat er concrete plannen waren die uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk achtte.
uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Oost
Door de vernietiging van het bestemmingsplan is het oude bestemmingsplan "Buitengebied Leusden 1996" weer gaan gelden. Het bouwvlak uit het bestemmingsplan Buitengebied Leusden wordt overgenomen en op het vlak wordt een woonbestemming gelegd.
uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Leusden
12. Coffeeshop Puntenburgerlaan
Het bestemmingsplan Soesterkwartier is op 20 december 2011 vastgesteld. Het perceel aan Puntenburgerlaan 72 waar coffeeshop The Zoo is gevestigd, is bij de vaststelling uit het bestemmingsplan gehaald. Hierdoor blijft het oude bestemmingsplan (bestemmingsplan Soesterkwartier, vastgesteld in 1965) van kracht. De reden hiervoor is dat de exploitant bezwaar had ingediend tegen de weigering van de raad om vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor een uitbreiding aan de achterzijde van de coffeeshop. De vergunning voor uitbreiding van de coffeeshop is enige tijd geleden verleend. Zodra de bezwaarschriftenprocedure is afgerond, zou de uitkomst daarvan verwerkt worden in een postzegelbestemmingsplan. Dat is nog niet gebeurd.
De gronden krijgen in dit veegplan een bestemming 'Gemengd-1'. Dit is een bestemming waar meerdere functies zijn toegestaan en waar ook bepaalde vormen van horeca zijn toegestaan. De bestemming 'Gemengd-1' komt nagenoeg overeen met de bestemming 'Gemengd-2' van het bestemmingsplan Soesterkwartier. Gekozen is om de bestemming 'Gemengd-1' te gebruiken aangezien de bestemming 'Gemengd-2' gebruikt is voor een andere locatie in dit veegplan en daar een andere invulling kent.
Het bijgebouw valt buiten het bouwvlak. Op grond van het Besluit omgevingsrecht zijn bijgebouwen toegestaan tot een bepaald oppervlak. Een coffeeshop wordt niet positief bestemd, deze valt onder het gedoogbeleid van het Rijk en is aan regels gebonden.
Uitsnede bestemmingsplan Soesterkwartier
14. Zeldertseweg 34-36 Ebbenhorst
Op 20 december 2011 is bestemmingsplan Buitengebied West vastgesteld. Hiertegen is beroep ingesteld door de eigenaar van Zeldertseweg 36 over de bestemming van het perceel. Deze wil een woonbestemming op het perceel in plaats van de bestemming als tweede bedrijfswoning. Het bestemmen van bedrijfswoning naar wonen kan belemmerend werken voor omliggende agrarische bedrijven. De bedrijfsactiviteiten van Zeldertseweg 34 worden zodanig aangepast dat een woonbestemming (de bestaande bedrijfswoning) mogelijk wordt. Het agrarisch bouwvlak van Zeldertseweg 34 wordt in het onderhavige bestemmingsplan naar achteren geplaatst. Het bouwvlak wordt daarbij gesplitst in een deel voor de woning en een deel voor het bedrijf. Via een relatieteken worden zij met elkaar verbonden en beschouwd als een geheel. De woning met nummer 34 blijft hierdoor bestaan als bedrijfswoning binnen het bouwvlak. Hierdoor ontstaat aan de voorzijde van het perceel voldoende afstand om de woning met nummer 36 als wonen te kunnen bestemmen en wordt voldaan aan de vereiste afstand op grond van de Wet Geurhinder en Veehouderij. Op 17 december 2012 is dit tussen de eigenaren van Zeldertseweg 34 en 36 en de gemeente afgesproken. In het onderhavige bestemmingsplan wordt deze afspraak planologisch vastgelegd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient gekeken te worden of het leggen van een woonbestemming geen belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven en of er ter plaatse van de woning een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. De nieuwe (burger)woning krijgt hetzelfde beschermingsniveau als dat van een agrarische bedrijfswoning. Dit is geregeld in de Wet geurhinder en veehouderij (artikel 14). Voor de woning die na 19 maart 2000 wordt herbestemd als burgerwoning is op grond van artikel 14 van de Wgv de bescherming gelijk als bij een agrarische bedrijfswoning. Dit is dan de 50 meter vaste afstandsnorm. De geurnorm van 14 odour units is niet van toepassing.
Bij een bestaande burgerwoning wordt gekeken naar de maximaal toelaatbare geurnorm. Een agrarische bedrijfswoning heeft ten opzichte van een ander agrarisch bedrijf te maken met een minimale wettelijke vaste afstand (50 meter). Bij het herbestemmen van de agrarische woning naar een burgerwoning dient voldoende afstand (50 meter) op het eigen agrarisch bouwvlak en omliggende agrarische bouwvlakken te zijn. Aan de afstand tot omliggende agrarische bouwvlakken wordt ruimschoots voldaan. Het nieuwe agrarisch bouwvlak wordt op een afstand van 50 meter gelegd van het bouwvlak van de woning. Een goed- woon en leefklimaat zit dan voor het aspect geur in de omgekeerde werking van artikel 14 van de Wvg. Er wordt een koppeling gelegd tussen het agrarisch bouwvlak en de blijvende agrarische woning.
Behalve naar geur dient eveneens gekeken te worden naar fijnstof van agrarische bedrijven. Dit is onderzocht en beschreven in paragraaf 4.2 Luchtkwaliteit.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied West
kaart nieuwe situatie
15. Gasleiding buitengebied west
In verband met verbreding van de A1 wordt de gastransportleiding onder en nabij de A1 verlegd. Onder de A1 en onder het bosgebied wordt met een boring op een diepte van 15 m de nieuwe gastransportleiding gelegd.
De verplaatsing van de gastransportleiding valt onder de bepaling van artikel 4, derde lid van Bijlage II van het Bor en wordt met toepassing van de zogenaamde 'kruimelgevallenregeling' vergund.
In het onderhavige bestemmingsplan wordt ter plaatse van de bestaande gasleiding die komt te vervallen een bestemming 'Verkeer' gelegd, zonder dubbelbestemming voor de gasleiding. De nieuwe gasleiding wordt bestemd als 'Verkeer' én dubbelbestemming Leiding-Gas.
Nadat de Gasunie een reactie in het kader van het vooroverleg heeft ingediend, is door de Gasunie aangeven dat het verleggen van de gastransportleiding niet doorgaat (zie 6.3.4 Reacties uit het vooroverleg). Locatie 15 is derhalve uit het plan gehaald.
afbeelding oude en nieuwe gastransportleiding
19. 't Haartje 13-13a
Het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' laat ter plaatse slechts twee vrijstaande woningen toe. Op 16 juli 2015 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) voor de bouw van één vrijstaande woning én twee halfvrijstaande woningen op de percelen 't Haartje 13 en 13a. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
De woningen zijn inmiddels gerealiseerd.
Projectlocatie
20. Leusderweg 43
Op 2 september 2015 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) voor het bouwen van 19 woonstudio's met parkeergelegenheid aan de Leusderweg 43. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Projectlocatie
21. Achterhoekerweg
Voor het verleggen van een weg is op 27 augustus 2015 omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3).
De autobrug van de Achterhoekerweg wordt vervangen door een iets bredere variant, waar naast de rijbaan voor het bestemmingsverkeer van Vathorst Noord, ook een wandelpad komt. Om praktische redenen wordt deze nieuwe brug circa 50 meter verlegd in westelijke richting. Daarmee is het noodzakelijk om de Achterhoekerweg deels te verleggen om aan te kunnen sluiten op de nieuwe brug. Voor het verleggen van de Achterhoekerweg heeft het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst (OBV) een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde ingediend, welke inmiddels is vergund.
De gronden worden bestemd voor 'Verkeer'. Verder komen er enkele dubbelbestemmingen op, namelijk 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5'. Dit in aansluiting op het bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst waar de gronden in zijn gelegen. In het onderhavige bestemmingsplan krijgen de gronden een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie categorie 3' en 'Waarde - Archeologie categorie 4' aangezien die regelingen vergelijkbaar zijn. Verder komt overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Waarde - Waterkering' op de gronden te liggen.
Projectlocatie
22. Leusderweg 24
Op 10 april 2015 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) voor het bouwen van 18 appartementen met parkeergarage. Het gebouw wordt uitgevoerd in vier bouwlagen en de bebouwingshoogte bedraagt circa 13,2 m. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Projectlocatie
Project gerealiseerd
23. De Ontdekking 5
Het project betreft een verbouwing van een leegstaand schoolgebouw tot 25 woningen met zorgfunctie. Het perceel De Ontdekking 5 heeft volgens het bestemmingsplan 'Kattenbroek 2006' de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' waarbij opvang- en onderwijsvoorzieningen zijn toegelaten. Binnen deze bestemming kunnen geen woningen gebouwd worden. Er is op 11 maart 2015 een omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3) voor afwijking van het geldende bestemmingsplan.
In De Boomfontein aan De Ontdekking 5 is een woonvoorziening gerealiseerd voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Het gebouw is hiervoor ingevuld met 14 2-kamer appartementen en 11 studio's, 2 gemeenschappelijke ruimten en ruimte voor begeleiding en ondersteuning. In het woonzorggebouw is 24 uur per dag begeleiding aanwezig. Hiervoor is een kantoor ingericht en een slaapruimte gerealiseerd. De gronden krijgen een bestemming voor gestapelde woningen (wonen-4) en een aanduiding voor zorgwoningen.
Projectlocatie
25. BP Entreegebied De Wieken Zuid
Op 12 januari 2016 heeft de raad het bestemmingsplan 'Entreegebied De Wieken Zuid' vastgesteld. Voor gronden met de bestemming 'Gemengd-2' is bepaald dat de maximale bouwhoogte 9 m en de maximale goothoogte 4,5 m bedraagt. In plaats van de maximale goothoogte had bepaald moeten worden dat de minimale bouwhoogte 4,5 m bedraagt. Dat wordt in het onderhavige bestemmingsplan hersteld.
Verbeelding bestemmingsplan 'Entreegebied De Wieken Zuid'
27. Omgevingsvergunning zwembad Vathorst
Op 26 januari 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het bouwen van een overdekt zwembad. Het realiseren van het zwembad is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' omdat ter plaatse een bouwvlak ontbreekt. In het onderhavige bestemmingsplan wordt het plan ingepast door een bouwvlak op te nemen met een maximale bouwhoogte van 7 meter.
plangebied voor realisatie
plangebied na realisatie
28. Omgevingsvergunning De Horsten
Op 2 juli 2015 is omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van de entrees en het toevoegen van 30 woningen, met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 van de WABO.
Locatie projectgebied
Het plan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Amersfoort Oost' omdat de nieuwe bebouwing deels buiten de bestemming 'Wonen-4' valt en buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd.
De aanpak van De Horsten voorziet, naast renovatie van de bestaande woningen, ook in de toevoeging van een zestal blokjes met elk 5 woningen. Deze blokjes worden gesitueerd tegen de haakvormig verkavelde woonblokken. Omdat reeds twee van de benodigde wanden van de woningen aanwezig zijn (de zijgevels van de bestaande blokken) en er gebruik kan worden gemaakt van de aanwezige trappen en lift kunnen er op relatief eenvoudige en efficiënte wijze woningen aan het complex worden toegevoegd. Op de begane grond komt een volledig vernieuwde entree van de woongebouwen.
De nieuwbouw krijgt een bestemming 'Wonen-4' aansluitend op de regeling van de bestaande gestapelde woningen. Tevens wordt voor de nieuwe woningen een bouwvlak opgenomen. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
29. Omgevingsvergunning Leliestraat/Tulpstraat
Het plan is gemaakt om 13 garageboxen te realiseren. Op 16 september 2014 heeft het college omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 van de WABO.
Locatie plangebied
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Soesterkwartier'
In het bestemmingsplan Soesterkwartier heeft het terrein de bestemming 'Wonen-1'. Bijgebouwen bij woningen zijn hier toegestaan. Maar omdat het hier garageboxen betreft die niet direct een verbinding hebben met een woning, kunnen deze garageboxen niet als bijgebouw worden beschouwd. Daarom zijn het hoofdgebouwen, en was een projectbesluit nodig om af te wijken van het geldende bestemmingsplan. In het vigerend bestemmingsplan Soesterkwartier kent de bestemming 'Wonen-1' in lid 17.1 sub d een bestemmingsomschrijving voor garageboxen (ter plaatse aangeduid als 'garage'). In het onderhavige bestemmingsplan wordt voor deze locatie op de verbeelding een aanduiding 'garage' opgenomen.
30. Omgevingsvergunning Stadsring 65-69
Op 24 september 2014 is omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van kantoor naar horeca op de begane grond en het uitbreiden op het dak met één verdieping als kantoor en één verdieping als penthouse. In het kader van transformatie van leegstaande kantoren is hier medewerking aan verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 van de WABO. Tevens is hogere grenswaarde verleend in het kader van de Wet geluidhinder.
Op 11 november 2016 is omgevingsvergunning verleend vor het gebruiken van een deel van het pand ten behoeve van personal training. De vergunning heeft betrekking op het gebruik van 500 m2 bedrijfsvloeroppervlakte op de begane grond en de entresol ten behoeve van personal training (sport) met bezoek op afspraak, waarbij niet meer dan 4 bezoekers tegelijkertijd aanwezig zijn en er alleen achtergrondmuziek wordt afgespeeld.
Locatie projectgebied
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Centraal Stadsgezicht-zuid'
Binnen de bestemming 'Kantoor' zijn horeca en wonen niet toegestaan.
In het onderhavige bestemmingsplan wordt voor deze locatie een bestemming Gemengd - 3 opgenomen.
31. Omgevingsvergunning Kapelweg
Op 31 maart 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 WABO) voor het verbouwen en herbestemmen van de voormalige school van de ROC tot een wooncomplex met 47 woningen. Op het perceel is het bestemmingsplan "Berg-Utrechtseweg" van toepassing, waarin de gronden zijn bestemd als 'Maatschappelijk-5'. Het complex staat op de hoek van de Kapelweg en de Bonairelaan in de wijk De Berg. Op de als zodanig aangewezen gronden zijn gebouwen toegestaan voor onderwijs- en opvangvoorzieningen. Woningen zijn op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Bovendien worden in de nieuwe situatie ook de in het bestemmingsplan voorgeschreven bouwhoogten op verschillende plekken overschreden en wordt gebouwd buiten de voor bebouwing vastgestelde bouwgrenzen.
Locatie projectgebied
Uitsnede bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg
De aanvraag omgevingsvergunning betrof het verbouwen en herbestemmen van de voormalige school tot wooncomplex. In totaal zijn 47 woningen/appartementen voorzien. In het bouwplan is uitgegaan van de sloop van diverse delen (vleugels) van het complex. Deze worden herbouwd in de geest van het gebouw, aansluitend bij de oorspronkelijke opbouw en vormen van het wederopbouw-schoolgebouw. Aanleiding voor de sloop en herbouw is onder meer de bruikbaarheid en technische staat van deze onderdelen. Ten behoeve van de woningbouw blijven de karakteristieke bouwdelen gehandhaafd.
De gronden krijgen in het onderhavige bestemmingsplan een woonbestemming (Wonen-4) waarbij gestapelde en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan. Het bouwvlak en de maximale bouwhoogtes zijn aangepast aan de verleende omgevingsvergunning.
32. Omgevingsvergunning Larisstraat 50
Op 15 juni 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het bouwen en strijdig gebruik van grond of bouwwerk voor de locatie Larisstraat 50. De omgevingsvergunning heeft betrekking op het wijzigen van het pand Larixstraat 50 ten behoeve van de realisatie van 18 appartementen in het bestaande gebouw en het ophogen van het gebouw aan de oostgevel. Op grond van het vigerend bestemmingsplan Soesterkwartier zijn de gronden bestemd als 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding 'onderwijs'. Aan de oostzijde van het perceel zijn nog twee bestemmingen opgenomen: Groen en verkeer-verblijfsgebied. Aan de oostzijde van het bestaande gebouw is voorzien in een kleine uitbouw en zullen de volgens de parkeernormen noodzakelijke parkeerplaatsen worden aangelegd. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Locatie projectgebied
Uitsnede bestemmingsplan 'Soesterkwartier' met aangegeven het projectgebied
Schets van de nieuwe situatie
34. Omgevingsvergunning Utrechtseweg 80
Op grond van het vigerend bestemmingsplan "De Berg 2003" zijn de gronden bestemd voor kantoordoeleinden. In het op 11 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg' is het pand bestemd voor kantoren. Op 5 september 2013 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan voor de locatie Utrechtseweg 80. De omgevingsvergunning heeft betrekking op het wijzigen van het gebruik van het gebouw van kantoor naar woonfunctie. Het pand wordt verbouwd tot de functie wonen voor één gezin. Dit wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Foto's project locatie
Uitsnede bestemmingsplan 'De Berg 2003'
35. Omgevingsvergunning Zevenhuizerstraat 107
De gronden zijn gelegen in bestemmingsplan "Hoogland" en bestemd voor 'Wonen-3'. Op grond van het bestemmingsplan is ter plaatste slechts één woning toegestaan. Op 1 juni 2015 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het bouwen van twee woningen. De bestaande woning met opstallen wordt eerst gesloopt. De gronden krijgen in het onderhavige bestemmingsplan een bestemming 'Wonen-2'.
Projectlocatie
Uitsnede bestemmingsplan "Hoogland"
Archeologie
Er geldt in onderhavig gebied een middelhoge archeologische verwachting. Dit betekent dat bij plangebieden > 500 m² waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden > 30 cm – Mv voorafgaand archeologisch noodzakelijk is. Gebleken is dat voorafgaand aan de nieuwbouw op voorliggend perceel geen archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden. In het advies van de sectie Archeologie is meegewogen dat in de directe omgeving geen archeologische vondsten zijn gedaan en dat de wijze van funderen (op stroken) niet zal leiden tot een omvangrijke bodemverstoring. Aangezien er geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden is de dubbelbestemming 'Waarde-archelogie 3' wel overgenomen uit het bestemmingsplan "Hoogland".
36. Omgevingsvergunning Utrechtseweg 296
Op 11 februari 2016 is omgevingsvergunning verleend (met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a sub 3 WABO) voor het bouwen van een vrijstaande woning met bijgebouw. Dit is in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg'. De huidige bestemming van het perceel is "Tuin" met de dubbelbestemmingen "Waarde-Archeologie 3" en "Waarde-Ecologie". Volgens het bestemmingsplan is op dit perceel geen vrijstaande woning met bijgebouw toegestaan. In het onderhavige bestemmingsplan krijgen de gronden een bestemming 'Wonen-3'.
Vanuit de gemeente is aangegeven dat er geen indicatie is voor nader archeologisch onderzoek op deze locatie. Aangezien er geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden is de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3' wel overgenomen uit het bestemmingsplan "Berg-Utrechtseweg".
De bestemming 'Waarde - Ecologie' is eveneens overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan.
Projectlocatie
Uitsnede bestemmingsplan 'Berg-Utrechtseweg'
37. Hogesteeg 12
Het bouwvlak aan Hogesteeg 12 is gelegen in bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst en is bestemd als Wonen-6. Het bouwvlak is gebaseerd op een intussen volledig gewijzigde stedenbouwkundige uitwerking van het gebied en is daarmee onlogisch geworden. Ook zit het vlak het nieuwe plan in de weg. Het bouwvlak wordt van de verbeelding gehaald en er wordt een bestemming Wonen-5 opgelegd.
uitsnede bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst
38. Klarissenstraat 26
Het pand aan de Klarissenstraat 26 is in 1978 gebouwd met op de begane grond een tandartsenpraktijk en op de verdieping een woning. Per abuis is in het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst het gehele pand bestemd als wonen. De tandartsenpraktijk valt niet onder een aan huis gebonden beroep, aangezien de praktijk geen relatie heeft met de woning er boven. Degene die er woont oefent niet de tandartsenpraktijk uit. Bovendien is de praktijk te groot om onder een aan huis gebonden beroep te vallen. De tandartsenpraktijk functioneert al 10 tallen jaren zonder dat dit het woon- en leefklimaat in de omgeving negatief beinvloed. In de omgeving is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Het pand krijgt een woonbestemming en een aanduiding voor maatschappelijk-gezondheidszorg.
locatie Klarissenstraat 26
Vanwege de beperkte omvang van de ontwikkeling is een beschrijving van het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid achterwege gelaten. De ontwikkeling is niet in strijd met het beleid. Het onderhavige bestemmingsplan betreft veelal de planologisch juridische vertaling van eerder doorlopen planologische procedures.
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
De doelstelling van dit bestemmingsplan is het zorgen voor een planologisch-juridisch kader voor plannen waar eerder omgevingsvergunning voor is verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a sub 3 van de WABO. Verder zijn met name ondergeschikte fouten in bestaande bestemmingsplannen hersteld, welke niet of nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. Het onderhavige bestemmingsplan grijpt dan ook niet in op ruimtelijke ordening zoals die doorgaans in bestemmingsplannen is opgenomen waarbij een nieuw project wordt mogelijk gemaakt. De uitvoerbaarheidstoets is met betrekking tot dit bestemmingsplan dan ook wat eenvoudiger en richt zich slechts op enkele onderdelen die voor bepaalde locaties van toepassing zijn. De uitvoerbaarheid van het plan is daarmee voldoende aangetoond.
Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Ad. 3 Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorging-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.
Europese Richtlijn luchtkwaliteit
Op grond van de Europese Richtlijn luchtkwaliteit en uitspraken van de Raad van State moet een beoordeling van de luchtkwaliteit plaatsvinden bij plattelandswoningen. Dat geldt dan eveneens voor woningen die gerealiseerd worden op grond van artikel 14 Wet geurhinder en veehouderij. Er is derhalve onderzoek verricht naar fijnstof voor de woning aan Zeldertseweg 36. In paragraaf 4.2.2 wordt hier nader op ingegaan.
Binnen het plangebied wordt één woning mogelijk gemaakt door een bestaande bedrijfswoning te bestemmen met een woonbestemming. Het project kan daarmee aangemerkt worden als zijnde 'niet in betekenende mate'.
Het plan bestaat eruit dat de woning aan de Zeldertseweg 36 in Hoogland een woonbestemming gaat krijgen. Nu is deze woning nog een van de twee bedrijfswoningen op het agrarisch perceel aan de Zeldertseweg 34 en 36. Het agrarisch bouwvlak bij Zeldertseweg 34 wordt naar achteren verlegd. Het houden van vee bij Zeldertseweg 34 leidt onder meer tot de uitstoot van fijn stof. Dit geldt ook voor andere veehouderijen in de omgeving.
Het blijkt dat bij de woning aan de Zeldertseweg 36 geen overschrijdingen zullen plaatsvinden van de grenswaarden voor fijn stof.
Toelichting
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn milieukwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen, waaronder grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10). Afhankelijk van de doorsnede van de stofdeeltjes wordt gesproken van PM2,5 of PM10; PM2,5 voor deeltjes met een doorsnee tot 2,5 micrometer en PM10 voor deeltjes met een doorsnede tot 10 micrometer (PM is hierbij de afkorting voor particulate matter).
De volgende grenswaarden gelden voor PM10:
Voor PM2,5 geldt de volgende grenswaarde:
Voor de veehouderij aan de Zeldertseweg 34 is op 2 september 1997 een melding ontvangen in het kader van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer. Bij deze melding zijn geen aantallen dieren vermeld. Bij diverse controles bij het bedrijf zijn maximaal de volgende dieren vermeld: 40 kippen, 2 geiten, 5 zoogkoeien, 1 paard.
Hoeveel dieren er op het nieuwe bouwvlak worden gehouden is niet bekend. Daarom wordt uitgegaan van een 'worst case'. Uitgegaan wordt van 200 melkkoeien en 140 stuks jongvee. Deze aantallen kunnen gehouden worden onder het huidige Activiteitenbesluit milieubeheer dat het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer heeft vervangen. Ook gaan wij ervan uit dat het emissiepunt op de dichtstbijzijnde rand van het nieuwe bouwvlak is gelegen.
De enige andere veehouderij in de omgeving die mogelijk een bijdrage aan de concentraties fijn stof bij de woning aan de Zeldertseweg 36 kan geven is de varkenshouderij aan de Zeldertseweg 40.
Met deze twee bedrijven zijn de concentraties fijn stof berekend (zie Bijlage 2 Onderbouwing fijnstof Zeldertsedijk 36).
PM10
Voor PM10 zijn door het ministerie van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot diercategorieën emissiefactoren voor fijn stof vastgesteld. Een berekening met het programma ISL3a, versie 2016-1 levert aan de achterzijde van de woning aan de Zeldertseweg 36 voor PM10 voor het kalenderjaar 2017, het volgende resultaat (zie bijlage):
De waarden liggen ruim onder de bovengenoemde grenswaarden voor PM10.
PM2,5
Voor PM2,5 zijn door het ministerie van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot diercategorieën geen emissiefactoren vastgesteld.
In de bronbijdrage voor PM10 bevindt zich echter ook het aandeel PM2,5. Het resultaat van 21,40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie voor PM10 is dus een bovengrens voor het aandeel PM2,5. Het aandeel PM2,5 voldoet dus aan de grenswaarde van 25 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.
Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist. In het plangebied komen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.
Ter plaatse van Zeldertseweg 36 (zie beschrijving locaties in paragraaf 2.2) worden de gronden van een agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming. Nu is deze woning nog een van de twee bedrijfswoningen op het agrarisch perceel aan de Zeldertseweg 34 en 36. Het agrarisch bouwvlak bij Zeldertseweg 34 wordt naar achteren verlegd. Het houden van vee bij Zeldertseweg 34 leidt onder meer tot de uitstoot van fijn stof. Dit geldt ook voor andere veehouderijen in de omgeving. Het blijkt dat bij de woning aan de Zeldertseweg 36 geen overschrijdingen zullen plaatsvinden van de grenswaarden voor fijn stof (zie Bijlage 2 Onderbouwing fijnstof Zeldertsedijk 36).
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Een bestemmingsplan bestaat uit:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:
Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.
Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
Veegplan
In dit bestemmingsplan worden eerder doorlopen afwijkingsprocedures planologisch verankerd in een bestemmingsplan en worden omissies in bestaande bestemmingsplannen hersteld. Eerder doorlopen planologische procedures vertaald door er eindbestemmingen aan te geven, zoals de bestemming wonen en tuin.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht. Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
Dubbelbestemmingen Waarde - archeologie
Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen waarde-archeologie. De dubbelbestemmingen zijn hieronder nader beschreven. De bijbehorende regeling vervangt de regelingen in vigerende plannen. Dit plan geeft dubbelbestemmingen die naast de feitelijke gebiedsbestemmingen (zoals bedrijventerrein, wonen, verkeer) gelden.
In de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (oude aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.
Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt een aanlegvergunningenstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevingsvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).
De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).
verwachtingswaarde | onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen | dubbelbestemming | |
gebieden met een hoge archeologische waarde | dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 1 | |
gebieden met een hoge archeologische verwachting | groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 2 | |
gebieden met een middelhoge archeologische verwachting | groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 3 | |
gebieden met een lage archeologische verwachting | groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - archeologie categorie 4 |
Enkelbestemmingen
Deze bestemming heeft betrekking op locatie 14. Op het perceel Zeldertseweg 34-36 wordt een woonbestemming gelegd op een voormalige bedrijfswoning en wordt het bouwvlak verplaatst.
Deze bestemmingen hebben betrekking op de locaties: 12, 16, 25 en 30.
In locatie 12 wordt het pand Puntenburgerlaan 72 bestemd. Eerder was dit pand uit bestemmingsplan Soesterkwartier gehaald omdat bezwaar was ingediend tegen een uitbreiding. Nu die uitbreiding inmiddels is vergund, wordt het in dit bestemmingsplan meegenomen.
In locatie 25 wordt een minimale bouwhoogte opgenomen voor de gemengde bestemming in entreegebied De Wieken Zuid, in plaats van een maximale goothoogte.
Locatie 30 heeft betrekking op een eerder verleende omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan voor het wijzigen van het gebruik van kantoor naar horeca.
Eerder is omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan verleend voor de bouw van een overdekt zwembad in Vathorst. Dit wordt nu opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Deze bestemming heeft betrekking op locatie 19 en locatie 34 en heeft betrekking op het vertalen van een verleende omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan in een bestemmingsplan voor gronden gelegen aan 't Haar 13-13a.
Deze bestemming heeft betrekking op locaties 10, 15 en 21.
In locatie 10 worden (delen van) oude plannen in het knooppunt Rijksweg A28- Arnhemseweg (De Hertekop) voorzien van een actuele regeling.
Verder wordt voor locatie 15, waar een gasleiding wordt verlegd in verband met de verbreding van de A1, een verkeersbestemming opgenomen.
Aan de Achterhoekerweg (locatie 21) wordt een brug vervangen en tevens verplaatst. Hiervoor worden gronden bestemd voor verkeer.
Deze bestemming heeft betrekking op locaties 5 en regelt woonbotenligplaatsen, waarbij de strook waar woonboten zijn toegestaan te smal is getekend.
In het plangebied komen woonbestemmingen voor, elk aangeduid met een nummer. Deze woonbestemmingen worden voor alle bestemmingsplannen gebruikt zodat een eenduidige bestemmingsregeling ontstaat voor de woningen in Amersfoort.
Wonen-1 heeft betrekking op locatie 14, waar een woonbestemming wordt opgenomen voor een voormalige bedrijfswoning en op locatie 32 waar omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van woningen.
Wonen-2 gaat over locaties 19 en 32. In locatie 19 wordt een eerder verleende omgevingsvergunning voor afwijking bestemmingsplan vertaald in het onderhavige bestemmingsplan.
Wonen-3 heeft betrekking op locaties 11, 19, 34 en 36.
In locatie 11 wordt een woonbestemming opgenomen voor het perceel Koedijkerweg 50. Het betreft hier een voormalig agrarisch bedrijf. Voor locaties 19, 34 en 36 wordt een eerder verleende omgevingsvergunning voor afwijking bestemmingsplan vertaald in het onderhavige bestemmingsplan.
Wonen-4 heeft betrekking op locaties 20, 22, 23, 28, 31 en 32. Voor al deze locaties wordt een eerder verleende omgevingsvergunning voor afwijking bestemmingsplan vertaald in het onderhavige bestemmingsplan.
Wonen-5 heeft betrekking op locatie 36 en heeft betrekking op een reparatie van bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst.
Wonen-6 heeft betrekking op een reparatie van bestemmingsplan Soesterkwartier (locatie 29).
Deze bestemming heeft betrekking op locatie 33.
Het voorliggende plangebied is een gebied met een lage/middelhoge/hoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" opgenomen.
Bouwen en/of het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), is uitsluitend toegestaan - al dan niet onder bepaalde voorwaarden - nadat overleg heeft plaatsgevonden met een gemeentelijk archeoloog.
De dubbelbestemming is opgenomen voor de beschermde stadsgezichten in het plangebied omdat dit recht doet aan het feit dat het bij de beschermde stadsgezichten om gebieden gaat en niet om afzonderlijke panden. In de dubbelbestemming is aangegeven wat de te beschermen waarden van het stadsgezicht zijn.
De dubbelbestemming "Waarde - ecologie" is gelegd op een zone langs ...... De .... is een ecologische verbindingszone. Een (oever-)strook van 5 meter langs het water dient met deze dubbelbestemming zo veel mogelijk vrij te blijven van bebouwing. Alleen ten behoeve van de andere bestemming, in dit geval ".......", mag worden gebouwd uitsluitend nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
Het bestemmingsplan “Veegplan A 2017” betreft met name een aanpassing van een aantal bestemmingsplannen, waarbij het juridische en planologische instrumentarium is geactualiseerd, fouten zijn hersteld en ontwikkelingen zijn meegenomen.
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Er is hier geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro waarvoor een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld.
Voor het opstellen van bestemmingsplannen is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 1 te volgen omdat het om een bestemmingsplanherziening gaat, waarvoor veelal al eerder een procedure is gevoerd of waarvan slechts beperkte onderdelen van een vigerend bestemmingsplan vanwege omissies in dat plan worden herzien.Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan en geen inloopbijeenkomst wordt gehouden.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het concept ontwerp bestemmingsplan is naar Rijkswaterstaat gestuurd, waarbij met name voor de locaties 10 en 15 om een reactie is gevraagd. Tevens is het plan naar de Gasunie gestuurd, waar met name voor locatie 15 om een reactie is gevraagd.
Van Gasunie is een reactie ontvangen (zie Bijlage 3 Vooroverlegreactie Gasunie). De Gasunie heeft op 30 mei 2017 aangegeven dat de verlegging van de gastransportleiding geen doorgang zal vinden (zie Bijlage 4 Intrekken vooroverlegreactie Gasunie) en dat de ingediende reactie ingetrokken wordt.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 16 juni 2017 tot en met 27 juli 2017 ter inzage gelegen. In deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend over het ontwerpbestemmingsplan Veegplan A 2017. In de zienswijzennota Ontwerp bestemmingsplan Veegplan A 2017 zijn de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De zienswijzen geven aanleiding tot een aantal geringe aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt een aantal ambtshalve wijzigingen voorgesteld. Alle wijzigingen staan weergegeven in hoofdstuk 3 van de zienswijzennota.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.