Plan: | Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00070-0303 |
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau (met dien verstande dat de relevante milieuwetgeving aan de orde komt in hoofdstuk 5). Dit beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
De komende jaren wordt zo veel mogelijk grondgebied binnen de gemeentegrenzen van een actuele bestemming voorzien. Via een raadsinformatiebrief (RIB2012-03) is de gemeenteraad geïnformeerd over de stand van zaken en de aanpak voor de periode tot juli 2013. In deze brief is aangekondigd dat voor alle bedrijventerreinen in deze periode één nieuw bestemmingsplan ter besluitvorming aan de raad wordt voorgelegd.
Op 27 maart 2012 heeft de raad de startnotitie voor het bestemmingsplan vastgesteld. In de startnotitie staat hoe het bestemmingsplan wordt aangepakt en zijn de belangrijkste uitgangspunten en aandachtspunten benoemd. Tevens is in de startnottiie aangegeven dat het bestemmingsplan voldoet aan de criteria voor toepassing van model 2 (volgens de notitie Rol van de raad in ro-procedures, januari 2010). Dit houdt onder meer in dat er direct een ontwerpbestemmingsplan wordt gemaakt (en niet eerst een voorontwerp).
In deze Structuurvisie is geen nieuw beleid geformuleerd, maar is het ruimtelijk relevante bestaande beleid in samenhang gepresenteerd. Het gaat in hoofdlijnen om beleidsnota's en ruimtelijke kaders die voor projecten zijn bepaald.
Structuurvisie Amersfoort: Ruimtelijke hoofdstructuur 2009
De raad stelt in juli 2013 de Structuurvisie Amersfoort 2030 vast. In deze structuurvisie wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Amersfoort geschetst en wordt een samenhangend ruimtelijk ontwikkelingsperspectief met een nieuwe sturingsfilosofie geboden. In de Structuurvisie worden de mogelijke rollen van de gemeente in de uitnodigingsplanologie beschreven in het veranderend speelveld van gebiedsontwikkeling. Door de Amersfoort Principes te koppelen aan een specifieke gebiedsontwikkeling kan de raad richting geven aan een ontwikkeling. Daarbij is maatwerk van belang en zal de gemeente per ontwikkeling haar rol moeten kiezen. Dit ontwikkelingsperspectief dient als ontwikkelings- en als toetsingskader voor de gemeente Amersfoort.
In het Coalitieakkoord 2010-2014 geeft het college aan op welke manier ze zich gaat inzetten voor de stad voor de korte en de lange termijn. Centrale waarden zijn verbondenheid, slagvaardigheid en duurzaamheid. Een van de kernthema's is veligheid & handhaving. Het verhogen van de betrokkenheid, eigen verantwoordelijkheid en het versterken van het zelfoplossend vermogen van burgers zijn de belangrijkste pijlers voor de komende jaren. Toezicht op en handhaving van allerhande regelgeving door de overheid, van bestemmingsplannen tot parkeren, zijn essentieel om het gevoel van rechtsorde te bestendigen en overtredend gedrag al bij voorbaat te ontmoedigen. Meer dan in voorgaande jaren wordt bezien of regelgeving kan worden verminderd.
Andere kernthema's zijn Mobiliteit, Economie en Ruimtelijke ontwikkeling en projecten. Mobiliteit en Economie zijn voor mensen individueel en voor de stad als geheel van vitaal belang. Het domein van ruimtelijke ontwikkelingen bevat diverse reguliere opgaven. Zo moeten de bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Met oog voor tegenstrijdige belangen wil het college meer ruimte laten aan burgers door globaler te bestemmen.
In het Coalitieakkoord 2013-2014 heeft het nieuwe college afspraken gemaakt. Een van die afspraken heeft betrekking op het faciliteren van economische groei.
Amersfoort blinkt nu al uit als plek voor het combineren van wonen en werk, dienstverlening, zorgtaken en carrière. De stad is een gewilde vestigingsplaats voor mens én bedrijf door het aantrekkelijke woonklimaat. Er zijn goede voorzieningen, cultuur, het groen en blauw, de veiligheid, de banen. De stad profiteert van de centrale ligging in Nederland, nabij Utrecht en Amsterdam, bovendien is vrijwel de hele stad aangesloten op een glasvezelnetwerk. Om deze positie van Amersfoort te behouden en te versterken wil de coalitie de economische groei faciliteren. De inzichten uit de economische visie van de Commissie Van Ek, blijven hierbij het uitgangspunt. Als economische maatregelen wordt hierbij gedacht aan het aanhalen van de band tussen de gemeente en het bedrijfsleven, in de eerste plaats door een 'open houding' en het samen zoeken naar oplossingen. Maar ook door de aanpak van leegstand van kantoren en bedrijfsgebouwen, onder andere door herbestemming voor wonen, ZZP-ondernemingen en ambachtelijke scholingsfuncties.
Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklocaties 'Amersfoort, stad om in te werken' vastgesteld.
In deze visie wordt de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Met de Visie Werklocaties wordt de koers aangegeven om deze ambitie te bereiken.
Binnen Regio Amersfoort hebben we met onze buurgemeenten (Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest, Woudenberg, en Nijkerk, Barneveld) een Samenwerkingsagenda Werklocaties opgesteld. Belangrijk onderdeel hierin is het beleid voor bedrijventerreinen, in het bijzonder de herstructurering en de ontwikkeling van nieuwe locaties. Dit heeft geresulteerd in het sluiten van het Convenant Bedrijventerreinen Regio Amersfoort 2011-2030 op 29 maart 2012 tussen provincie Utrecht en de gemeenten in Regio Amersfoort.
Het optimaliseren en waar nodig herstructureren van bestaande werklocaties heeft prioriteit boven de aanleg van nieuwe locaties. Dit uitgangspunt staat bekend als de SER-ladder. Dit betekent dat we inzetten op herstructurering, dat we Bedrijvenpark Vathorst, De Wieken Zuid en De Wieken Noord ontwikkelen en geen nieuwe planlocaties tot 2020 aanwijzen:
Voor onze huidige locaties (bestaand en in ontwikkeling) staan wij positief tegenover het geven van nieuwe impulsen door meer ruimte voor functiemenging te bieden.
Kantoren
Bij kantoren kan onderscheid worden gemaakt naar bedrijfsgebonden kantoren en zelfstandige kantoren.
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden, onzelfstandige kantoren zijn het (noodzakelijke) kantorendeel bij een bedrijf waar bedrijfsonderdelen als management, administratie, facilitaire diensten, receptie en dergelijke zijn gesitueerd. Hier valt niet de ruimte onder waar in een kantoorachtige werkomgeving een deel van de productie plaatsvindt: als gevolg van technologische ontwikkelingen worden steeds meer productieprocessen van achter een bureau via de computer aangestuurd waarbij elders in het gebouw de fysieke, bedrijfsachtige delen plaatsvinden (productie, assemblage, opslag, logistiek etc.). De regel is dat dergelijke ruimte als 'bedrijfsruimte' kan worden aangemerkt als het onlosmakelijk deel uitmaakt van de productieketen op de locatie.
Zelfstandige kantoren
Zelfstandige kantoren (voor de markt of voor eigen gebruik) zijn geen bedrijfsactiviteiten. Gezien de huidige leegstand en grote planvoorraad (in vooral grote kantoren), voeren we een restrictief beleid voor nieuwe, zelfstandige kantoren.
Om veroudering en leegstand tegen te gaan, mag onder voorwaarden eventuele overcapaciteit van bestaande bedrijfsgebonden kantoren ook als zelfstandige, kleinschalige kantoren worden gebruikt. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Wonen op werklocaties
In het kader van de Woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) is de behoefte aan nieuwe woningen tot 2030 berekend. Hieruit blijkt dat er momenteel fors onvoldoende woningbouwlocaties in beeld zijn om volledig in de behoefte te kunnen voorzien. Met name voor de periode 2020-2030 moeten er extra woningbouwlocaties komen om in de behoefte te kunnen voorzien. Gezien de keuze voor inbreiding boven uitbreiding, en gezien regionaal de ruime beschikbaarheid van (plan)locaties voor bedrijven- en kantorenterreinen, en onze wens voor meer functiemenging (minder monofunctionaliteit op bedrijven- en kantorenterreinen), zien wij kansen voor woningbouw op een aantal bedrijven- en kantorenlocaties.
Om de leegstand in kantoren terug te dringen willen wij wonen op de kantorenlocaties De Hoef (ten zuiden van de Outputweg) en De Brand mogelijk maken als daar initiatieven van marktpartijen voor komen en als het ruimtelijke en milieutechnisch inpasbaar is.
Vestigingsbeleid per werklocatie
We willen onze bestaande en nieuwe locaties goed benutten: locaties moeten geschikt zijn voor de gebruikers (bedrijven), passen in de omgeving en passen in de tijd, nu en in de toekomst. Hieronder beschrijven we per werklocatie in het plangebied het algemene profiel en ons vestigingsbeleid.
Isselt: broedplaats voor het MKB
Het bedrijfsleven heeft in haar visie Isselt betiteld als 'broedplaats voor het MKB'. Dit vinden wij een treffende titel die wij overnemen om het profiel van Isselt aan te geven. Het geeft aan waarin Isselt zich onderscheidt van andere bedrijventerreinen. Een broedplaats biedt ruimte voor ondernemerschap en initiatieven. Vele soorten functies bestaan naast elkaar, en versterken elkaar bij gelegenheid. Het is er levendig en interessant om te bezoeken, ook als consument. Uitdrukkelijk horen hier startende en/of kleinschalige initiatieven bij. Daarnaast onderscheidt Isselt zich naar milieuzonering (het is een van de weinige bedrijventerreinen in de provincie met een geluidzonering en vestigingsmogelijkheden voor de hoogste milieucategorieën) en ligging: het ligt dicht bij het centrum, aan stedelijke entreewegen, aan de Eem en direct grenzend aan het waardevolle buitengebied.
Hierdoor ontstaat een natuurlijke spanning. De kwaliteit vanwege de ligging van Isselt pleit voor functies met een hogere beeld- en verblijfskwaliteit. Tegelijkertijd biedt Isselt voor vele vormen van (industriële) bedrijvigheid een ideaal (en soms het enig mogelijke) vestigingsmilieu in Amersfoort of zelfs de regio. Om beter aan de vele, soms unieke kwaliteiten van Isselt recht te doen, verruimen we voor delen van Isselt de vestigingsmogelijkheden (kwaliteitsimpuls). Anderzijds beschermen we unieke vestigingsruimte voor bedrijven die elders moeilijk gevestigd kunnen worden (industrie en watergebonden bedrijvigheid).
1) Kop van Isselt: naar woon- en werkgebied
De Kop van Isselt (van Brabantsestraat tot Industrieweg) biedt ruimte voor een mix van functies en willen wij veranderen naar een gemengd woon- en werkgebied.
Momenteel bevinden zich nog diverse bedrijven in het gebied die milieubelemmeringen kunnen opleveren voor eventueel andere functies, waaronder wonen. Vooralsnog zien wij de verandering naar meer functiemenging op Kop van Isselt plaatsvinden op lange termijn. Dit betekent dat wij voor het gebied nu geen verdere plannen maken en de huidige bestemmingen conserveren. Indien zich initiatieven voor nieuwe functies aandienen zullen wij dat per geval beoordelen en indien gewenst daartoe de benodigde procedure starten.
2) Isselt Midden: diversiteit
Isselt Midden (van Industrieweg tot Radiumweg, inclusief westelijk deel Amsterdamseweg en Isselt - De Birkt ) krijgt in ons beleid ruimere vestigingsmogelijkheden waarmee we naast verlevendiging, ook streven naar intensiever gebruik van de ruimte en verhoging van de beeld- en verblijfskwaliteit. Hierbij passen 'schonere' vormen van bedrijvigheid. Onze maatregelen:
- de milieuzoneringen in het bestemmingsplan sluiten zoveel mogelijk aan op de Visie Werklocaties om meer ruimte te bieden voor vernieuwing met nieuwe functies. Bestaande milieuvergunningen van bedrijven respecteren we.
- Voorzieningen als lunchroom, fitness en (lokale/regionale) leisure staan we toe, deels bij recht (leisure) en deels door middel van een afwijkingsbevoegdheid. In beide gevallen geldt dat aan een aantal voorweaarden moet worden voldaan.
- Perifere detailhandel staan we onder voorwaarden (door middel van een afwijkingsbevoegdheid) toe. Dit is uitgewerkt in de Nota Detailhandel.
- Initiatieven voor non-commerciële functies met een maatschappelijk oogmerk (denk aan voedsel- en kledingbank, kringloopwinkel, leerwerkbedrijven, reïntegratiebedrijven, (praktijk)onderwijs) staan we toe (al dan niet door middel van een afwijkingsbevoegdheid). Een aantal van dergelijke functies zijn al op het middendeel van Isselt gevestigd. Dergelijke functies zijn elders vaak moeilijk ruimtelijk inpasbaar (gebouwomvang, verkeer, beeldkwaliteit) en Isselt is aantrekkelijk vanwege de relatief lage grond- en huurprijzen.
- Initiatieven voor woon-werk panden staan we hier toe, mits ruimtelijk goed inpasbaar (met name in relatie tot milieugebruiksruimte van omringende bedrijven). Voorwaarde voor wonen is dat er op pandniveau menging is met werken (geen solitaire woningen). Als dergelijke initiatieven zich aandienen moet er een afzonderlijke planologische procedure gevoerd worden. Op langere termijn houden we rekening met mogelijk verdergaande woningbouw op Isselt Midden. In het kader van Structuurvisie Amersfoort maken we hier een nadere afweging.
3) Isselt-West: industrieel
Isselt West (ten westen van de Radiumweg en ten noorden van de Kryptonweg - Xenonweg) blijft een industrieel, productiegeoriënteerd bedrijventerrein waar we vooral ruimte blijven bieden voor bedrijven die relatief veel milieugebruiksruimte vragen (het mogen veroorzaken van hinder: geluid, geur, risico en dergelijke). Het betreft bedrijven tot en met milieucategorie 5.1.
Voor nieuwe functies die slechts zeer beperkt en alleen in de directe omgeving een beperking kunnen opleveren voor nieuwe of uitbreidende milieugebruiksruimte vragende bedrijven (bestaande milieurechten worden gerespecteerd), kunnen we met een maatwerk afweging meewerken aan vestiging.
Wonen op Isselt
Het bedrijventerrein Isselt heeft als belangrijkste bestemming bedrijventerrein, en delen van het terrein zijn bedoeld voor de zwaardere milieucategorieën. De bedrijfswoningen waren als vanouds mogelijk. De opgebouwde rechten van de bewoners worden erkend en gerespecteerd. Daar staat tegenover dat het klimaat op Isselt niet is afgestemd op wonen. Het huidig functioneren van bedrijven wordt niet beperkt, maar op delen van Isselt zijn beperkingen in de toekomstige uitbreidingsmogelijkheden onvermijdelijk. Bestaande woonfuncties (bedrijfswoningen) zijn ingepast.
Drie woningen Neonweg 24, 26 en 28
Op de percelen waar de drie voormalige bedrijfswoningen staan aan de Neonweg is het bestemmingsplan Uitbreidingsplan Isselt (hierna samen met de bebouwingsvoorschriften Isselt: “Bestemmingsplan Isselt”) van toepassing. Op grond van dit bestemmingsplan is de bestemming van de grond van de dienstwoningen 'industrieterrein'.
De bedrijfswoningen zijn in opdracht van de provincie Utrecht in 1970 ten behoeve van de waterzuiveringsinstallatie gebouwd. Op 26 mei 1970 heeft het college besloten om een bouwvergunning te verlenen voor een rioolwaterzuiveringsinstallatie met drie dienstwoningen aan de Neonweg 24, 26 en 28. Hiervoor is een bouwvergunning verleend op grond van artikel 20 van de Wederopbouwwet. Deze wet maakte het mogelijk om in afwijking van het uitbreidingsplan de woningen te realiseren. Het gebruik van de dienstwoningen als burgerwoning is gestart met de verkoop van de dienstwoningen door de provincie Utrecht aan particulieren. Uit de koopakten blijkt dat de dienstwoningen door de provincie Utrecht in 1984 en 1986 zijn verkocht.
In het Bestemmingsplan Isselt is tot de inwerkingtreding van het facetbestemmingsplan "gebruiksbepalingen en seksinrichtingen" op 29 december 2003 (zie hieronder) geen gebruiksverbod opgenomen geweest. Tot 29 december 2003 verbood het Bestemmingsplan Isselt het huidige gebruik van de dienstwoningen dan ook niet.
Facetbestemmingsplan "gebruiksbepalingen en seksinrichtingen"
Op 29 december 2003 is het facetbestemmingsplan "gebruiksbepalingen en seksinrichtingen" (verder te noemen: het facetbestemmingsplan) in werking getreden. In dit plan is voor alle vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Amersfoort een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken in strijd met de bestemming. Het gebruik van de dienstwoningen als burgerwoningen is strijdig met het Bestemmingsplan Isselt. Echter, op grond van het facetbestemmingsplan mag gebruik van gronden, bestaande gebouwen, bouwwerken en andere werken, zoals dat ten tijde van het van kracht worden van dit plan bestaat en dat in strijd is met dit plan worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan niet wordt vergroot. Op 1 september 2004 is het facetbestemmingsplan onherroepelijk geworden.
Nu uit de koopakten blijkt dat de dienstwoningen door de provincie Utrecht in 1984 en 1986 zijn verkocht komt de bewoners een beroep op het overgangsrecht van het facetbestemmingsplan toe. Dit betekent dat de bewoners van de dienstwoningen op grond van het overgangsrecht geen overtreding begaan. Het ingediende bezwaarschrift namens Smit & Zn tegen de weigering om handhavend op te treden is dan ook ongegrond verklaard (beroepsprocedure loopt). Gelet op bovengenoemde motivering bestemmen wij de woningen in voorliggend bestemmingsplan als burgerwoning.
Bedrijf Smit & Zn
De drie bedrijfswoningen aan de Neonweg vallen binnen de externe veiligheidscontour van het plaatsgebonden risico (PR) van Smit & Zn. Indien de drie woningen als kwetsbaar object worden beschouwd kan uitgaande van de vigerende vergunning van Smit & Zn niet worden voldaan aan de grenswaarde van 10-6 per jaar.
De provincie Utrecht is bevoegd gezag inzake de verleende omgevingsvergunning aan het bedrijf Smit & Zn. Op 15 mei 2012 is in de verleende omgevingsvergunning door de provincie Utrecht een verlaging van het stikstofpercentage voorgeschreven, zodat de risicocontour verkleind is en de woningen buiten de contour vallen. Smit & Zn heeft beroep ingesteld bij de Raad van State tegen de verleende omgevingsvergunning.
Indien het genoemde besluit van de provincie Utrecht onherroepelijk wordt, wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar omdat deze risicocontour dan niet meer over de woningen aan de Neonweg ligt. Het positief bestemmen van de burgerwoningen is dan ook mogelijk uit oogpunt van milieu.
Nu de drie woningen in 1984 en in 1986 als burgerwoningen zijn verkocht en in gebruik genomen konden eigenaren van omliggende bedrijven op de hoogte zijn van de aanwezigheid van één, twee of drie burgerwoningen sinds 7 en 21 juni 1984 en 22 juli 1986 en is voor het bedrijf Smit & Zoon sprake van een actieve risicoaanvaarding. Het bedrijf heeft zich in 1986 gevestigd op bedrijventerrein Isselt.
Goede ruimtelijke ordening
Hieronder volgt de inhoudelijke uiteenzetting die als motivering dient voor de goede ruimtelijke ordening van de bestemming “Wonen-3”.
Geur en stof
Op 10 juli 2014 is de Regionale Uitvoerings Dienst Utrecht (hierna: RUD) gevraagd om een milieuadvies omtrent de burgerwoningen aan de Neonweg 24, 26 en 28 te Amersfoort op te stellen. De RUD heeft op 25 september jl. het “Milieuadvies ruimtelijke onderbouwing burgerwoningen Neonweg 24, 26 en 28 in Amersfoort” opgeleverd. Genoemd rapport wordt als bijlage opgenomen bij de toelichting van voorliggend bestemmingsplan.
Genoemd milieuadvies levert een bijdrage aan voornoemde ruimtelijke onderbouwing voor de aspecten geur en stof. Hieronder volgt een samenvatting uit dit advies.
Voor de opstelling van het milieuadvies zijn alle bedrijven in de directe omgeving van de burgerwoningen aan de Neonweg 24, 26 en 28 in een straal van circa 500 meter geïnventariseerd.
Uit deze inventarisatie zijn de bedrijven die voor de aspecten geur en stof potentiële invloed op de woningen aan de Neonweg 24, 26 en 28 kunnen hebben geselecteerd. Vervolgens is aan de hand van de Handreiking Bedrijven Milieuzonering (uitgave van de VNG 2009) gekeken welke richtafstanden gegeven worden. Voor de meeste bedrijven geldt dat geur en stof geen probleem opleveren. De bedrijven met een hoge milieucategorie zijn aan de hand van milieudossiers specifieker bekeken. De bedrijven waar dit op van toepassing is, zijn Smit en Zoon aan de Neonweg 41, de RWZI aan de Neonweg 30 en Royal Taste Company aan de Neonweg 8. Van deze bedrijven blijkt dat alleen de geurcontour van de RWZI over de drie woningen aan de Neonweg ligt. Uit de geraadpleegde geuronderzoeken ten behoeve van de vergunningverlening valt af te leiden dat bij de woningen geen geurhinder van de RWZI te verwachten is. De RWZI is voornemens veranderingen in de bedrijfsvoering in te voeren. Voor de activiteiten van de RWZI wordt een aanvraag voor een nieuwe (de gehele inrichting omvattende) omgevingsvergunning voorbereid. Vanwege deze veranderingen is voor de gehele inrichting zeer recent een geuronderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was om te bepalen of ten aanzien van het aspect geur er geen bezwaren zijn om de vergunning te verlenen. Uit het geuronderzoek blijkt dat de RWZI voor de voorgenomen nieuwe situatie voldoet aan de richtlijnen zoals die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit.
Uit het advies van de RUD blijkt dat de bestemming “Wonen – 3” voor de woningen aan de Neonweg 24, 26 en 28 geen belemmering vormt voor de aspecten geur en stof voor de huidige en toekomstige situaties voor de bedrijven binnen het onderzoeksgebied.
Andersom vormen de bedrijven geen belemmering voor een goed woonklimaat bij deze woningen.
Figuur 1: Situatieoverzicht
Geluid
Ook naar het aspect 'geluid' is nader onderzoek gedaan. Op 27 oktober jl. hebben wij het definitieve rapport 'Akoestisch onderzoek woningen Neonweg 24, 26 en 28' van Alcedo ontvangen. Genoemd rapport wordt als bijlage opgenomen bij de toelichting van voorliggend bestemmingsplan.
Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsbelastingen ten gevolge van wegverkeerslawaai en industrielawaai. Wegverkeerslawaai wordt getoetst op grond van de Wet geluidhinder. Voor industrielawaai gelden geen voorschriften, omdat de woningen gelegen zijn op een geluidgezoneerd industrieterrein. De geluidniveaus ten gevolge van industrielawaai worden daarom in het kader van een goede ruimtelijke ordening getoetst aan de richtwaarden voor woningen op industrieterreinen conform de 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening'. Daarnaast wordt de cumulatieve geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeers- en industrielawaai bepaald.
Voor spoorweglawaai is geen onderzoek gedaan, aangezien de afstand van de woningen tot het spoor ongeveer 950 meter bedraagt. De locatie ligt daarmee buiten de zone van het spoor en de afstand is dusdanig dat geen hinder van spoorweglawaai te verwachten is.
Beoordeling
Uitgaande van 1,5% autonome groei van de verkeersintensiteiten per jaar, bedraagt de geluidsbelasting ten gevolge van de Neonweg ten hoogste 49 dB bij de woning Neonweg 28. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde met 1 dB overschreden. De geluidsbelasting ter plaatse van de overige woningen en overige wegen voldoet overal aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Aangezien er sprake is van bestaande woningen en bestaande wegen en aangezien de maximale grenswaarde van 68 dB niet wordt overschreden, kan worden geoordeeld dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsklimaat vanwege wegverkeer.
Uit de resultaten voor industrielawaai blijkt dat de richtwaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau enkel overschreden worden door het bedrijf TPG, gelegen aan de Neonweg 25 direct tegenover de woningen. Deze overschrijding treedt enkel op in de nachtperiode. De grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde wordt niet overschreden.
Voor maximale geluidsniveaus bij woningen op een gezoneerd industrieterrein gelden géén richt- of grenswaarden. In het Activiteitenbesluit is voor bedrijven op niet gezoneerde industrieterreinen een grenswaarde opgenomen van 75 dB(A)-etmaalwaarde. Uit de resultaten blijkt dat deze grenswaarde voor het maximale geluidsniveau enkel overschreden worden door het bedrijf TPG, gelegen aan de Neonweg 25 direct tegenover de woningen. Deze overschrijding treedt enkel op in de nachtperiode.
In 1999 zijn er tussen het toenmalige TNT en de bewoners overeenkomsten gesloten, inhoudende dat er door TNT geluidsisolerende voorzieningen aan de woningen worden aangebracht om geluidsoverlast in de woning te voorkomen. Deze voorzieningen zijn ook daadwerkelijk aangebracht.
Aangezien er sprake is van bestaande woningen op een bestaand geluidgezoneerd industrieterrein, waarbij wordt voldaan aan richt- en grenswaarden, voor zover deze van toepassing zijn en het feit dat er aan de woningen maatregelen zijn getroffen om geluidsoverlast in de woning te voorkomen ten gevolge van TPG, kan worden geoordeeld dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsklimaat vanwege de omliggende bedrijven. De aanwezigheid van de woningen vormt, aangezien sprake is van een gezoneerd industrieterrein, geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Externe veiligheid
Voor de externe veiligheid wordt verwezen naar hetgeen is opgenomen daarover in de uitspraak van 4 juni jl., onder punt 17.4 en verder : “Op 8 mei 2012 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht aan [appellante sub 7A] een revisievergunning verleend krachtens artikel 8.4 van de Wet milieubeheer. Daarin is onder meer bepaald dat de bedrijfsvoering met name gericht op opslag van ADR geclassificeerde stoffen zodanig moet plaatsvinden dat binnen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico geen kwetsbare objecten voorkomen. De vergunning is, met uitzondering van twee hier niet van belang zijnde voorschriften, bij uitspraak van de Afdeling van 25 september 2013 in zaak nr. 201206138/1/A4 in rechte onaantastbaar geworden. In deze uitspraak is overwogen dat het college de woningen aan de [locatie 1], [locatie 5] en [locatie 6] terecht heeft aangemerkt als kwetsbare objecten. In hetgeen [appellante sub 7A] en [appellante sub 7B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanduiding "veiligheidszone - bevi" aansluit bij de uit de revisievergunning voortvloeiende 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico”.
De woningen liggen dus buiten de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico en hebben hiermee een in het algemeen acceptabel geacht risico.
Luchtkwaliteit
De relevante stoffen voor luchtkwaliteit zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden zijn weergegeven in onderstaande tabel. Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie het meest kritisch.
Grenswaarden luchtkwaliteit voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10)
Stof | Te toetsen grootheid | Grenswaarde (mg/m3) | Geldig vanaf |
NO2 | Jaargemiddelde concentratie | 40 | 2015 |
Uurgemiddelde concentratie die maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | 200 | 2010 | |
PM10 | Jaargemiddelde concentratie | 40 | 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie, die maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | 50 | 2011 |
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) omvat o.a. een jaarlijkse monitoring van de concentraties NO2 en PM10. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren
hiervoor gegevens aan. De resultaten van de monitoring zijn te vinden op www.nsl-monitoring.nl.
Hieronder zijn voor het plangebied de concentraties PM10 en NO2 uit de monitoringstool 2013 weergegeven. De kleinere wegen op Isselt zijn niet opgenomen in de monitoringstool. Als echter op omliggende wegen met een hogere verkeersintensiteit wordt voldaan aan de grenswaarden, zal ook op de minder drukke wegen hieraan worden voldaan.
Fijn stof (PM)10 aantal overschrijdingen 24-uursgemiddelde concentratie
Het maximum aantal van 35 overschrijdingsdagen voor PM10 wordt rondom het plangebied niet overschreden.
Stikstofdioxide (NO2), jaargemiddelde concentratie
Voor NO2 geldt dat op alle toetspunten rondom het plangebied al in 2012 werd voldaan aan de grenswaarde van 40 mg/m3. Voor 2015 en 2020 zijn de verwachte concentraties nog lager.
Rondom de Neonweg wordt volgens de monitoring van het NSL overal op tijd en ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Woon- en leefklimaat
Uit bovenstaande onderzochte milieuaspecten blijkt dat met inachtneming van de vergunde milieurechten van zittende bedrijven geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat voor de drie woningen aan de Neonweg.
Conclusie
Uit het nader onderzoek dat is gedaan naar de verschillende milieuaspecten ( geluid, lucht, geur, stof, woon- en leefklimaat) blijkt dat er voor de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat omliggende bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsuitoefening. Dit betekent dat er voldaan wordt aan de “goede ruimtelijke ordening” en dat de bestemming “Wonen-3” ter plaatse van de Neonweg kan blijven bestaan.
De onderzoeken zijn opgenomen als bijlage bij de toelichting.
Calveen: moderne, gemengde bedrijfsruimte
Calveen biedt een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijfsruimte, maar ook kantoren, een bouwmarkt / tuincentrum, autobedrijven en enkele voorzieningen zijn er te vinden. Calveen is een modern, goed functionerend bedrijventerrein, met een mix aan functies, goed bereikbaar aan de A1 en een overwegend aantrekkelijke beeldkwaliteit.
Met ons beleid willen we vooral de aantrekkelijkheid voor bedrijfsruimte handhaven. Daarbij bieden wij bij nieuwe initiatieven ruimte voor autobedrijven (mogen zich op alle bedrijventerreinen vestigen), fitness, dansscholen (door nabijheid woonwijken Amersfoort-Noord), lunchrooms (verzorgende functies voor de gevestigde bedrijven), leisure, zorg en onderwijs. Voorwaarde is dat een dergelijke functie verder ruimtelijk inpasbaar is (bijvoorbeeld parkeren en beeldkwaliteit).
De Hoef: naar meer menging
De Hoef is een gemengd kantoren- en bedrijventerrein. Er is vooral bedrijfsruimte ten noorden en oosten van de Outputweg. Ten zuiden van de Outputweg bevinden zich voornamelijk kantoren nabij het NS station Schothorst en het zuidoostelijk deel (tussen spoor en Outputweg) is gemengd met kantoren en bedrijven. Op De Hoef zijn veel grootschalige dienstverleners, toeleveranciers en maakindustrie gevestigd.
Het bedrijfsleven wil De Hoef nieuwe impulsen geven zodat deze werklocatie weer vitaal, en vooral ook duurzaam wordt. Meer functiemenging vindt het bedrijfsleven daarbij belangrijk.
Wij delen met het bedrijfsleven het urgentiegevoel over De Hoef. Wij willen met een ruimer vestigingsbeleid De Hoef nieuwe impulsen geven.
Voor het bedrijvendeel van De Hoef willen wij het bedrijfsruimteprofiel behouden en daarbij voorzieningen als een lunchroom, fitness, leisure, zorg en onderwijs toestaan (bij recht of via een afwijkingsbevoegdheid, mits voldaan wordt aan voorwaarden).
Het kantorendeel van De Hoef heeft een gemengde bestemming gekregen. Op deze manier kunnen nieuwe impulsen worden gegeven aan voorzieningen als daghoreca, hotel/congres, fitness, leisure, onderwijs,zorg, persoonlijke dienstverlening en maatschappelijke functies. Het gaat om voorzieningen die qua functie en uitstraling vooral in een kantorengebied passen en de kantoorfunctie versterken. Beeldkwaliteit is daarin een belangrijke voorwaarde. Ook willen wij, als daar initiatieven van marktpartijen voor komen, wonen op het kantorendeel van De Hoef mogelijk maken. Hiervoor hebben we een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarbij we toetsen op ruimtelijke inpasbaarheid (milieu, parkeren, veiligheid e.d.).
De Brand: gemengde kantoren- en voorzieningenlocatie
Op De Brand bevinden zich kantoren, een hotel, een sportcentrum en een grote woninginrichtingzaak (perifere detailhandel). Door deze al aanwezige mix van kantoren en voorzieningen, heeft De Brand een 'schoon' en breed profiel. Functiemenging is mogelijk voor kantoren, onderwijs, zorg, leisure, daghoreca, hotel/congres, fitness, persoonlijke dienstverlening en maatschappelijke functies. Ook willen wij, als daar initiatieven van marktpartijen voor komen, wonen op De Brand mogelijk maken. Hiervoor hebben we een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarbij we toetsen op ruimtelijke inpasbaarheid (milieu, parkeren, veiligheid e.d.).
Bedrijvenpark Vathorst: hoogwaardig bedrijvenpark in ontwikkeling
Bedrijvenpark Vathorst onderscheidt zich van de andere werklocaties op beeldkwaliteit. De bedrijvigheid is er relatief 'schoon' en veel bedrijfspanden hebben een kantoorachtige uitstraling. In het vestigingsbeleid houden we vast aan de huidige uitgangspunten, waarbij we met name via voorzieningen enkele nieuwe accenten leggen om de ontwikkeling nieuwe impulsen te geven. Hierbij gaat het om perifere detailhandel, fitness/dansschool, bovenregionale, grootschalige leisure, hotel/congres, onderwijs en zorg. Via de afwijkingsbevoegdheid kunnen wij ruimhartig omgaan met initiatieven uit de markt.
De Wieken Zuid: modern, functioneel bedrijvenpark in ontwikkeling
De Wieken Zuid is een modern, functioneel bedrijvenpark, vooral voor bedrijfsruimte. Het is geschikt voor bedrijven tot en met milieucategorie 5 (de categorieën 4 en 5 kunnen zich op een deel van het terrein vestigen). Daarmee is De Wieken Zuid een goed alternatief voor Isselt. Bij recht (leisure) en met een afwijkingsbevoegdheid (dag- horeca, zorg, onderwijs) zijn er mogelijkheden voor functiemenging.
Entreegebied De Wieken Zuid
Dit gebied maakt onderdeel uit van De Wieken Zuid en neemt een bijzondere positie in. Het Entreegebied is een belangrijke zichtlocatie en daarmee het "visitekaartje" voor het gebied De Wieken en voor de stad. Om deze bijzondere positie te benutten verruimen wij de functies, zodat er een goede functiemenging binnen deze kavel kan plaatsvinden. Het betreft de toevoeging van leisure, een partycentrum en de uitbreiding van het horecaprogramma, naast een brandstofverkooppunt en een reclamemast (zijn beiden op basis van het geldende bestemmingsplan ook toegestaan).
Op 29 maart 2011 is de geactualiseerde Nota detailhandel vastgesteld. Het detailhandelsbeleid is een toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Uitvoering betekent dat het nieuwe toetsingskader wordt gebruikt. Ook is het nieuwe beleid input voor nieuwe bestemmingsplannen.
Het geactualiseerde detailhandelsbeleid geeft een visie op de detailhandelsontwikkelingen in Amersfoort. Het beleid geeft ook handvatten om dat resultaat te bereiken doordat het een economisch toetsingskader biedt voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen.
Algemeen
Amersfoort heeft een optimaal voorzieningenniveau voor haar inwoners en heeft een sterke centrumfunctie in de regio. Het voorzieningenniveau is aantrekkelijk en heeft een hoge kwaliteit. Hiervoor is er ruimte voor dynamiek, waardoor veel ruimte voor ondernemen bestaat en waardoor marktinvesteringen worden uitgelokt.
Basiskeuzes voor beleid:
Algemeen toetsingskader |
|
Toetsingswijze | Het bestemmingsplan is het juridisch bindende kader voor nieuwe ontwikkelingen. Dit economische toetsingskader voor detailhandel komt daarom aan de orde als een nieuwe ontwikkeling niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen gelden daarnaast ook de toetsingskaders van overig beleid, zoals het beleid voor verkeer en parkeren, ruimtelijke ordening, milieu, etc. |
Detailhandel buiten de detailhandelstructuur | Uitbreiding van het aantal winkelmeters is op deze locaties niet mogelijk, behoudens een vijftal panden in de woonwijk Vathorst, die bij wijze van proef de bestemming detailhandel kunnen krijgen en bedoeld zijn voor startende ondernemers. Winkels buiten de detailhandelsstructuur kunnen in bestaande omvang aanwezig blijven en ook opvolging door nieuwe ondernemers blijft mogelijk. |
Internetverkoop | Bij internetverkoop worden artikelen getoond op internet en wordt ook de transactie afgehandeld via internet. Als deze activiteiten op locatie plaatsvinden is er sprake van detailhandel. Het tonen van artikelen en afhandelen van de transactie is daarom niet toegestaan op een locatie zonder detailhandelsbestemming, omdat dat dat oneigenlijk concurrentie met detailhandel kan zijn. Als internetverkoop plaatsvindt op een locatie met woonbestemming, geldt de regeling ‘Beroepen en bedrijven huis’. Het afhalen van artikelen is in dit geval ook uitgesloten, vanwege de verkeersaantrekkende werking die die de afhaalfunctie met zich meebrengt. |
Winkels op bedrijventerreinen |
|
Toegestane branches | Woninginrichting, keukens, sanitair, bouwmarkten, tuincentra, auto’s, boten en caravans. Dit zijn de hoofdbranches: het is toegestaan ondergeschikt nevenassortiment te voeren. Alle overige branches (zoals o.a. bruin- en witgoed en sport en spel) blijven voorbehouden aan het stadshart en de wijkwinkelcentra. Daar is ook voldoende ruimte om deze branches een goede plek te bieden. |
Toetsingskader voor woninginrichting, keukens, sanitair en bouwmarkten |
Nieuwe perifere detailhandel in de branches woninginrichting, keukens, sanitair en bouwmarkten zijn alleen mogelijk op delen van bedrijventerrein Isselt en bedrijvenpark Vathorst. |
Toetsingskader voor tuincentra | Voor tuincentra zijn twee gebieden op bedrijventerrein Isselt en bedrijvenpark Vathorst het eerste zoekgebied. Vanwege de grote ruimtevraag van tuincentra is vestiging hier soms niet inpasbaar. Hiervoor kan daarom een afzonderlijke afweging worden gemaakt, waarbij met name de ruimtelijke inpassing relevant is. |
Toetsingskader voor auto’s, boten en caravans | Deze categorie is opgenomen in de algemene staat van bedrijfsactiviteiten en derhalve op alle bedrijventerreinen toegestaan |
Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd. Stilstaand verkeer is slecht voor de luchtkwaliteit. Met de toenemende ontwikkelingen in de stad ligt hier een opgave om een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem in te richten voor alle modaliteiten. De gemeente wil de beschikbare verkeersruimte op het wegennet optimaal gaan benutten. Dit houdt in dat gekeken wordt naar een slimmere indeling van bestaande rijstroken
en ook, waar dit winst voor de totale afwikkeling oplevert, extra opstelstroken op kruispunten met verkeerslichten worden toegevoegd.
In 2013 wordt een nieuw Verkeer- en vervoerplan (VVP) vastgesteld. De koers is door de raad vastgesteld, en de visie wordt ter besluitvorming voorgelegd. De hoofdkeuzes richten zich op bewustwording, keuzevrijheid en het stimuleren van duurzame mobiliteit. Ook kiezen we voor een gebiedsgerichte uitwerking, waarbij onder andere bedrijventerreinen specifieke aandacht krijgen. Voor de bereikbaarheid willen we de fiets stimuleren, de autobereikbaarheid waarborgen, goede overstapvoorzieningen realiseren en beter gebruik maken van het spoor.
In de Nota parkeernormen Amersfoort 2009 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in de genoemde nota parkeernormen normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
Deze nota vormt het beleidskader dat beschrijft op welke wijze in de periode 2008-2015 invulling wordt gegeven aan het gemeentelijke sportbeleid. Het formuleert doelstellingen voor de sport op zichzelf maar ook voor de sport in samenhang met andere beleidssectoren, zoals jeugd- en gezondheidsbeleid.
De centrale missie is dat Amersfoort een sportieve stad wil zijn waarin de kracht van de sport in zijn meest brede betekenis wordt benut. Daartoe wordt gestreefd naar:
In de nota wordt een aantal thema's uitgewerkt. Gestreefd wordt naar een sportvoorzieningenniveau dat aansluit bij de groei en de behoefte van de stad zonder daarbij overigens de relatie met de regio uit het oog te verliezen. Het voorzieningenniveau in 2015 moet passen bij een stad van 160.000 inwoners. In dit jaar moet de stad beschikken over een aantal sportvoorzieningen met een bovenlokaal karakter.
De Bomennota 1992 formuleert het beleid met betrekking tot de bescherming en instandhouding van de bijzondere bomen in de gemeente Amersfoort.
Op dit moment moet voor alle bomen met een omtrek van 35 cm of meer een kapvergunning worden aangevraagd als de eigenaar de boom wil kappen. In 97% van de gevallen wordt die kapaanvraag goedgekeurd. De bomen waarvoor een kapvergunning niet wordt verleend, zijn monumentale en andere waardevolle bomen.
Nieuw bomenbeleid
De gemeente werkt aan een nieuw bomenbeleid. Belangrijkste doel is op een pro-actieve en efficiënte wijze zorg te dragen voor behoud van waardevolle bomen en groenstructuren door minder regels voor inwoners en gedeelde verantwoordelijkheid voor een groene leefomgeving. De kapvergunning vervalt en wordt ingeruild voor een specifieke lijst met te beschermen bomen. Wet en regelgeving zoals de Boswet en de Flora- en Faunawet blijven van toepassing. De vermelding van monumentale bomen in bestemmingsplannen verdwijnt en wordt vervangen door een lijst van waardevolle bomen die voor iedereen goed toegankelijk is. In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is de regeling voor de kapvergunning aangepast. De kapvergunningplicht verdwijnt.
Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang. Met het beeldkwaliteitsplan doet de gemeenteraad een aanvulling op de welstandsnota. Bij grootschalige ontwikkelingen verandert de stedenbouwkundige structuur van een gebied. Welstandscriteria worden dan in overleg met de welstandscommissie opgesteld en vastgelegd in een specifiek beeldkwaliteitsplan.
Welstandsvrije gebieden
In welstandsvrije gebieden vindt er bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een (ver)bouwplan geen toets aan de welstandscriteria plaats zoals die zijn vastgelegd in de Welstandsnota Amersfoort. De overige voorschriften zoals uit het bouwbesluit en de regels uit het bestemmingsplan (ook als daarin beeldkwaliteitseisen staan) blijven uiteraard wel gelden. Welstandsvrij bouwen betekent dus niet regelvrij of vergunningsvrij bouwen.
In het kader van het experiment op basis van het Coalitieakkoord Amersfoort 2010-2014 zijn onder meer delen van bedrijventerrein Isselt als welstandsvrije gebieden aangewezen. De verwachting is dat de ruimtelijke samenhang en kwaliteit niet direct wordt aangetast zonder welstandstoets. De uitkomsten van het experiment kunnen mede bepalend zijn voor het aanwijzen van meer of minder welstandsvrije gebieden in Amersfoort.
Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd.
In het facetbestemmingsplan 'Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen' van de gemeente Amersfoort is voor alle geldende bestemmingsplannen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting. Dit gebeurt met uitzondering van vijf locaties waar de bestaande seksinrichtingen worden gelegaliseerd. De gemeente heeft zich bij de afweging om de inrichtingen te legaliseren laten leiden door onderstaande ruimtelijke aspecten. De overige twee seksinrichtingen zullen op een later tijdstip middels een bestemmingsplanherziening op een geschikte locatie worden ingepast. Op 1 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan aangaande het bovengenoemde facetbestemmingsplan en heeft de regeling zoals Amersfoort deze hanteert, geaccepteerd (200308704/1).
Ook in de regels van het voorliggende bestemmingsplan is een verbod opgenomen. Deze keuze is gebaseerd op het bovengenoemde beleid. Seksinrichtingen hebben vanwege hun uitstraling en openingstijden immers een ruimtelijke impact op de omgeving die zich onderscheid van overige bedrijven.
Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008.
Van 3 april tot en met 14 mei 2012 heeft de Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 ter inzage gelegen. Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten van de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) 2013-2028 vastgesteld.
In de PRS worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. De provincie beschrijft het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provincie geeft aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang achten, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe de provincie uitvoering geeft aan dit beleid. Voor een deel gebeurt dit via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) welke tegelijk met de PRS is opgesteld (zie 3.1.2.2).
Werken
Volgens de ontwerp-PRS is de strategie op het gebied van Werken gericht op het versterken van die bedrijfssectoren die veel gebruik maken van kennis en creativiteit (life sciences, creatieve industrie en duurzaamheidseconomie) en het zoveel mogelijk accommoderen van de dynamiek van de al in de provincie gevestigde bedrijven. Bij de ontwikkeling van werklocaties zijn voor de komende jaren herstructurering, transformatie en intensivering de belangrijkste opgaven. De provincie wil dat de bestaande ruimte voor bedrijfs- en kantoorvestiging optimaal wordt benut en zo nodig wordt aangepast aan de huidige wensen van gebruikers en dat er selectief nieuwe locaties worden ontwikkeld. De duurzame verstedelijkingsladder (voorheen SER-ladder) is leidend en duurzaamheid een vanzelfsprekendheid.
In de ontwerp-PRS wordt voor wat betreft de bedrijventerreinen gekozen voor een nieuwe koers. In het algemeen is de provincie zeer terughoudend met het opnemen van een nieuw bedrijventerrein. Het accent ligt op revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.
Kantoren
Nieuwe kantoren wil de provincie niet meer toestaan op bedrijventerreinen. De ontwikkeling van nieuwe zelfstandige kantoren acht de provincie onwenselijk. Uit onderzoek is gebleken dat een belangrijk deel van de leegstand op bedrijventerreinen bestaat uit kantoorpanden.
De provincie wil op de kantorenmarkt vraag en aanbod zoveel mogelijk in evenwicht brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Op dit moment staat er veel kantoorruimte leeg, een groot deel van de leegstand is structureel. Bovendien is er nog een grote - nog niet gerealiseerde - plancapaciteit. De provincie zet zich actief in om de nog niet benutte plancapaciteit terug te dringen. Wanneer kantoren leegstaan of nog niet zijn gebouwd dient een ruimtelijk plan bij actualisering niet meer te voorzien in de functie kantoren, tenzij er concreet zicht is op het gebruik als kantoor in de planperiode (de gemeente Amersfoort deelt de zorg op het punt van het evenwicht op de kantorenmarkt, maar heeft in de zienswijze op de ontwerp-PRS verzocht het laatste onderdeel te schrappen vanwege onder meer de grote financiële consequenties).
Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld (op 21 september 2009, in werking getreden op 24 december 2009).
Tegelijk met de ter inzage legging van het ontwerp van de PRS (zie hierboven) heeft ook het ontwerp van de nieuwe Provinciale Ruimtelijke verordening (PRV) ter inzage gelegen. Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten van de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld.
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van Infrastructuur en Milieu is vastgesteld.
In de structuurvisie worden twee beleidsthema's voor het eerst samengevoegd in één nota, te weten ruimte en mobiliteit. De nadruk ligt op deregulering en decentralisatie: "beslisruimte zo dicht mogelijk bij de burger". Zo wordt de lijst met nationale ruimtelijke belangen teruggebracht van 39 belangen naar 13 en gaat het rijk zich niet meer bemoeien met (de inrichting van) het landschap. Ook stelt het rijk geen doelen meer voor bundeling en verdichting van verstedelijking en voert het geen locatiebeleid meer voor bedrijven en voorzieningen. De reden om meer verantwoordelijkheden en beslisruimte bij provincie en gemeenten te leggen is dat de regionale verschillen in Nederland toenemen. Dat maakt maatwerk noodzakelijk. Een voorbeeld is het feit dat Nederland te maken met bevolkingskrimp in het noorden, oosten en uiterste zuiden van het land én groei van de bevolking in het westen. Ook de economische ontwikkeling van gebieden varieert enorm.
Verder ligt in de structuurvisie de nadruk op het stimuleren economische groei. Zo wordt geïnvesteerd in infrastructuur, waarbij de stedelijke regio's Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven prioriteit krijgen. Ook waterveiligheid, milieukwaliteit, bescherming van cultureel erfgoed en natuur krijgen de aandacht.
Op het gebied van mobiliteit is als doelstelling een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem beoogd, met meer keuzemogelijkheden en voldoende capaciteit om de mobiliteitsgroei op de middellange en lange termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. Voorbeelden van concrete maatregelen zijn het zoveel mogelijk scheiden van doorgaand en bestemmingsverkeer op het hoofdwegennet en het Programma Hoogfrequent Spoor (treinverbindingen in een hoge frequentie tussen belangrijke bestemmingen). Daarnaast wordt ingezet op betere benutting van de capaciteit van bestaande mobiliteitssystemen. Hiervoor is het programma Beter Benutten gestart (zie ook paragraaf 4.3.1.).
In de SVIR zijn geen specifieke nationale opgaven voor Amersfoort benoemd. Dit betekent dat er voor de meeste bestemmingsplannen vrijwel geen overleg met het rijk noodzakelijk is.
Sommige nationale belangen uit de SVIR moeten juridisch worden verankerd. Op 30 december 2011 is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Per 1 oktober 2012 zijn onder meer voor het hoofdwegennet (HWN) de (Wijziging van) Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro/Rarro) van kracht geworden. Deze stellen vanuit nationaal perspectief grenzen aan de toelaatbaarheid van wijzigingen in nieuwe bestemmingsplannen t.o.v. de plannen die golden op het moment van inwerkingtreding. De exacte geografische plaatsbepaling van de voor het HWN geldende reserveringszones is opgenomen in het Rarro. Zolang er geen Tracébesluit (TB) is voor de uitbreiding van infrastructuur hebben deze reserveringen een verplichtend karakter.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan is het project knooppunt Hoevelaken gelegen, een project van Rijkswaterstaat ter aanpassing van het knooppunt. Om deze reden bevat het Rarro voor dit gebied reserveringszones. In samenspraak tussen Rijkswaterstaat en onder meer de gemeente Amersfoort is een contourenkaart opgesteld als maximale grens van het gebied waarbinnen het genoemde project moet worden uitgevoerd.
Het bestemmingsplan heeft vooral een beheersgericht karakter. Er is geen sprake van het opnemen van nieuwe bouwmogelijkheden. In deze zin worden de grenzen van de toelaatbaarheid uit oogpunt van nationaal perspectief ons inziens niet overschreden. De wijzigingen ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen hebben vooral betrekking op functieverruiming en functiemenging. Deze mogelijkheden raken slechts in zeer beperkte mate het gebied van de reserveringszones in het algemeen en de contourenkaart in het bijzonder. Om het belang van de aanpassing van knooppunt te onderstrepen en om de belangen van Rijkswaterstaat te benadrukken verbinden wij als voorwaarde aan toepassing van de betreffende flexibiliteitsregels in het bestemmingsplan de voorwaarde dat Rijkswaterstaat schriftelijk geraadpleegd moet worden op het moment dat er een aanvraag ligt die ziet op functieverruiming (als de functieverruiming plaatsvindt op een perceel nabij de rijkswegen A1 en A28 en vallend binnen de contourenkaart), zolang het Tracébesluit nog niet in werking is getreden.
Tot slot kan gemeld worden dat een nieuw wetsvoorstel voor een raamwet omgevingsrecht in voorbereiding is. Dit moet een eenvoudig en samenhangend wettelijk stelsel zijn voor ruimtelijke ordening, infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur, landbouw, archeologie en monumenten. Doel hiervan is om de doorlooptijd van procedures te verkorten en om het omgevingsrecht simpeler en beter te maken. Met ditzelfde doel wordt ook de Crisis- en Herstelwet verankerd in reguliere wetgeving. De invoeringsdatum is voorzien in 2018.
De A28 maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Daarom wordt hier kort aandacht besteed aan toekomstige wijzigingen van deze weg.
Tussen Utrecht en Amersfoort staat het verkeer regelmatig vast op de A28, omdat deze tweebaans snelweg niet berekend is op de huidige hoeveelheid weggebruikers. In het kader van de 'spoedaanpak wegen' pakt Rijkswaterstaat momenteel deze weg aan om een betere doorstroming van het verkeer te kunnen garanderen. De spoedaanpak wegen is door de Nederlandse regering gestart en heeft als doel om op de dertig belangrijkste knelpunten versneld de wegen uit te breiden om zo de mobiliteit te verbeteren. De spoedaanpak is een eenvoudigere en sneller procedure dan gebruikelijk, maar waarbij betrokkenen nog wel hun inspraakrecht behouden.
Om wijzigingen door te kunnen voeren dient het Rijk een zogenaamd 'wegaanpassingsbesluit' te nemen. Vanaf 18 maart 2011 heeft het ontwerp wegaanpassingbesluit ter inzage gelegen voor belanghebbenden.
Vooruitlopend op het Wegaanpassingsbesluit van de minister van Infrastructuur en Milieu is een waboprojectbesluit genomen voor de aanleg van faseringsstroken en de vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten.
Het projectbesluit loopt vooruit op en deels parallel aan het ontwerp Wegaanpassingsbesluit. Uitgangpunt is dat Rijkswaterstaat één keer de weg op moet voor zowel het groot onderhoud als de wegverbreding in het kader van de Spoedwet wegverbreding (Wegaanpassingsbesluit). Het extra asfalt, dat voor het groot onderhoud wordt aangelegd, wordt later gebruikt voor de verbreding van de A28, maar wordt daarvoor pas in gebruik genomen nadat de procedure voor de wegverbreding is doorlopen. Op deze manier is er slechts één keer hinder voor omwonenden en weggebruikers. In het Wegaanpassingsbesluit worden ook de maatregelen bepaald die genomen moeten worden in het kader van geluidhinder. De uitvoering van deze maatregelen worden verwacht in 2013. Genoemd projectbesluit voor de A28 is opgenomen in voorliggend plan.
Uitsnede uit de kaart uit de publieksfolder van de Rijksoverheid over de verbreding van de A28.
Het rijk heeft de Utrechtse Heuvelrug in het Structuurschema Groene Ruimte voor een groot gedeelte aangewezen als kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel om de duurzaamheid van de natuur in Nederland te vergroten. Dit betekent dat het natuurareaal wordt uitgebreid en de geïsoleerde ligging van natuurgebieden waar mogelijk wordt opgeheven. Het beleid voor de kerngebieden is er op gericht de aanwezige natuurwaarden veilig te stellen en te vergroten. Waar de (interne) ruimtelijke samenhang van kerngebieden onvoldoende is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van infrastructurele barrières, zijn maatregelen vereist om de gebieden (beter) met elkaar te verbinden.
De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij 2000) geeft aan dat de ruimtelijke samenhang en het functioneren van de EHS verder versterkt wordt. Enerzijds door slimmere begrenzingen, en anderzijds door de realisering van groene verbindingen tussen natuurgebieden. De opgave is om de Utrechtse Heuvelrug, in samenhang met de omliggende lagere gebieden en de Veluwe, als één samenhangend geheel te ontwikkelen. Het beleid is daarbij om doorsnijdingen met infrastructuur op te heffen.
De hoofddoelstelling is: Nederland biedt aan iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze hoofddoelstelling wordt in het NVVP vertaald naar doelstellingen voor bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid.
Bereikbaarheid: tegemoet komen aan de behoefte aan mobiliteit en transport.
Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de leefbaarheid. De verbindingen over de weg moeten positief worden gewaardeerd door burgers, bedrijven en potentiële investeerders. De bereikbaarheid wordt beter door minder oponthoud en een betrouwbare reistijd.
Leefbaarheid: nog schoner, nog zuiniger, nog stiller
Nederland wil tot de best presterende landen in Europa op het gebied van milieu en leefomgeving behoren. Dit betekent voor verkeer en vervoer: minder uitstoot van vervuilende stoffen, minder geluidshinder en minder versnippering van landschap.
Veiligheid: het ambitieniveau blijft hoog. De doelstelling voor 2010 voor de verkeersveiligheid op de weg is een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden met 25% ten opzichte van het huidige niveau. De veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.