direct naar inhoud van 5.8 Flora en Fauna / ecologie
Plan: Park Schothorst e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00068-0301

5.8 Flora en Fauna / ecologie

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen invloed hebben op de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij maken we een onderscheid tussen de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet en de ecologische hoofdstructuur, soortbescherming via de Flora en Faunawet. Europese regelgeving op dit gebied is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.

5.8.1 Europese regelgeving

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (EU-vogelrichtlijn, 1979) en de Habitatrichtlijn (EU-habitatrichtlijn, 1992). Europese richtlijnen geven een te bereiken doel aan, waarna lidstaten deze verplicht met hun eigen wetten moeten bereiken. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschemingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en Faunawet (soortenbescherming).

Met de vogelrichtlijn heeft de Europese Unie vastgelegd hoe vogels in Europa beschermd moeten worden. Europa wil het verdwijnen van vogelsoorten tegengaan. Daarom moeten volgens de vogelrichtlijn alle Europese, in het wild levende vogelsoorten (inclusief nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen'.

Met de Habitatrichtlijn wil Europa voorkomen dat er wilde dieren- en plantensoorten, uitsterven. Ook eventuele kwetsbare leefgebieden dienen in dit kader te worden beschermd. Plannen die een negatieve invloed hebben op soorten of leefgebieden kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Alleen projecten met een groot maatschappelijk belang waarbij compensatie van de natuur wordt geregeld kunnen gerealiseerd worden. Verder staat in de Habitatrichtlijn dat er een samenhangend Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones moet worden gevormd. Hiermee verplicht de richtlijn de lidstaten om speciale gebieden aan te wijzen, onder de naam Natura 2000.

In Nederland is de gebiedsbescherming geregeld via de vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten (Nationale parken). Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitatrichtlijn én de Vogelrichtlijn vallen onder Natura 2000. Binnen onze landgrenzen zijn nu 166 Natura-2000 gebieden aangewezen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen géén natuurgebieden voor die op grond van Europese regelgeving beschermd zijn. Echter, op nationaal niveau is wel een vorm van bescherming vastgelegd. In het plangebied is namelijk een gebied langs het winkelpad en het verlengde hiervan, richting de Eem, aangewezen als ecologische hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0068.jpg"

De door het rijk aangewezen ecologische hoofdstructuur binnen het plangebied en direct daarbuiten. Bron: synbiosys.alterra.nl

Verder zijn op nationaal niveau een aantal 'nationale landschappen' aangewezen die het rijk wil beschermen. De ecologische hoofdstructuur verbindt deze nationale landschappen met andere natuurgebieden. Direct ten westen van het plangebied ligt het nationaal landschap Arkelheem-Eemland. Het nationaal beleid is erop gericht dat provincies en uiteindelijk ook gemeenten het gebied beschermen door regels te stellen in provinciale structuurvisies en in bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0069.jpg"

Ten westen van het plangebied ligt het (beschermd) nationaal landschap Arkelheem-Eemland. Bron: synbiosys.alterra.nl

5.8.2 Nederlandse regelgeving

Flora en Faunawet:

Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en Faunawet. Bij soortenbescherming gaat het om de bescherming van individuele soorten flora en fauna, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. Hierbij moet gedacht worden aan alle in Nederland in het wild voorkomende zoorgdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Naast de in de wet genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de zogenaamde 'Rode lijsten'. In de rode lijsten staan de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten, inclusief beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Er is bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna uitgestorven is of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort op de rode lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en Faunawet, maar doordat overheden en terreinbeherende organisaties rekening houden met de genoemde soorten in de lijst, kan de bedreigde status in de toekomst, in een gunstig scenario, vervallen.

In Utrecht wordt naast een rode lijst een oranje lijst gehanteerd. Dit is de lijst van bedreigde soorten binne de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiervoor is sinds 1975 onderzocht welke dier- en plantensoorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar", of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de volgende diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels. In de Oranje lijsten staan ook plantgroepen, te weten: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Flora- en Faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmings(wijziging) mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.

Dit bestemmingsplan laat géén ontwikkelingen toe waarvoor op grond van de Flora- en Faunawet ontheffing nodig is.  

Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Met de wijziging is het beschermingsregime feitelijk versoepeld, voor het uitvoeren van werkzaamheden is niet altijd meer een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Met de inwerkingtreding van het besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus voor soorten:

  • niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten.
  • niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten.
  • niveau 3: streng beschermde soorten.

Nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.

Voor een deel van het bestemmingsplangebied, te weten park Schothorst, heeft in 2010/2011 een onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezige natuurwaarden. Aanleiding hiervoor is het feit dat de gemeente Amersfoort haar beheerplan voor het gebied herziet, waarmee weer een actuele visie op de invulling van de functies van het park ontstaat voor zowel de korte als lange termijn. Het oude beheerplan is in 1983 vastgesteld, het nieuwe beheerplan moet in 2012 / 2013 worden vastgesteld. Voorafgaand aan het opstellen van het beheerplan had de gemeente behoefte aan strategisch advies over de ecologische gebruikswaarde van het park.

Belangrijkste conclusies uit het onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden zijn:

1)
De gemeente is er in geslaagd om binnen de nieuwbouw(wijken) een aanzienlijke grote centrale ruimte te behouden. Ook het kleinschalige karakter is behouden gebleven, zij het dat het nu veel meer dan in het verleden om stedelijke dan om agrarische functies gaat. Er heeft weliswaar een flinke verschuiving plaatsgevonden in de soortensamenstelling, maar het stadspark is nog steeds groen, gevarieerd en ecologisch waardevol. Verdwenen zijn de soorten die gevoelig zijn voor verstoring en/of voor wie het gebied te klein is geworden (reëën, veel bosvogels). Erbij zijn gekomen de watergebonden soorten van de vijver van emiclaer (diverse eenden, aalscholvers, ijsvogels, oeverzwaluwen, diverse libellen) en soorten die profiteren van het verschralingsbeheer op de graslanden in het park (o.a. orchideën, grote ratelaar en kale jonker, diverse vlinders).
Er lijkt zich in het park een nieuw ecologisch evenwicht te hebben gevormt. De verstoringgevoelige soorten zijn weliswaar verdwenen, maar de soorten die er nu voorkomen hebben stabiele populaties en zijn kennelijk minder gevoelig voor de hoge recreatiedruk. Bijzondere soorten als bosuil, sperwer, diverse spechten, zes verschillende vleermuissoorten en de eekhoorn weten zich al jarenlang in het gebied te handhaven. Het gebied vormt een oase voor bosvogels en is in de trektijd ronduit belangrijk voor bessenetende en andere vogels. Op enkele plekken hadhaven zich ook interessante vegetaties, vooral van het steeds zeldzamer wordende hooilandtype. Ook voor paddenstoelen is het stadspark buitengewoon interessant. Bij een goed beheer, dat vooral afwijkt van het huidige, lijkt de hoge ecologische betekenis van het park ook in de toekomst gegarandeerd.

2)
De ecologische meest waardevolle gebieden van het stadspark worden gevormd door de bosjes, de lanenstructuur en de graslanden van het oude landgoed. Daarnaast zijn vooral het moerasje langs de Schothorsterlaan, het ijsbaantje langs de Molenweg en de vijver van emiclaer ecologisch waardevol. Ook een aantal landschappelijke structuren zijn ecologische van belang. Het gaat om een aantal eikenlanen en om enkele watergangen. Samen met de bijzondere soorten vormen deze gebieden de ecologische kernwaarden van het gebied.

3)
De grootste bedreiging vooor het park is dat dit geisoleerd komt te liggen van andere (natuur)gebieden. De praktijk wijst uit dat soorten dan uit een gebied verdwijnen. De (geplande) ecologische verbindingszone tussen de Eem en het landgoed Schothorst is in dit opzicht een essentiële verbinding van het park met het buitengebied.

4)
In diverse overheidsnota's is een ecologische verbindingszone aangegeven tussen park Schothorst en de Eem, onder andere langs het Winkelpad. De verbinding zou moeten functioneren voor poelkikker, kamsalamander, groene glazenmaker (een libel), partijs, ree, das, ringslang, rugstreeppad, oranjetip (een dagvlinder), diverse vleermuissoorten en hermelijn.
Naar het daadwerkelijk functioneren van de zone is nooit onderzoek gedaan en een deel van de verbindingszone is nooit aangelegd (traject Hamseweg-Maatweg). Maar op voorhand is duidelijk dat de zone voor een aantal van de genoemde soorten niet geschikt zal zijn. (groene glazenmaker, patrijs) omdat geschikt biotoop in het park niet voorhanden is. Ree en das zijn niet gewenst, omdat het gebied te klein is en er vermoedelijk teveel verkeersslachtoffers onder deze dieren zouden vallen. De verbindingszone zou, mits goed aangelegd, mogelijk wel kunnen functioneren voor soorten als ringslang, vleermuizen, hermelijn en oranjetipje, mogelijk ook voor rugstreeppad en poelkikker. De verbindingszone zou bovendien kunnen functioneren voor een aantal kleinere zoogdieren, diverse insecten, bosvogels en -via hun zaden - voor planten.

5)
De ecologische gevolgen van intensivering op de huidige populaties en ecologische functies lijken tot nu toe mee te vallen. Daarbij moet worden aangetekend dat veel gevoelige soorten al in de beginjaren van het park zijn verdwenen.
De evenementen op de dekzandrug hebben bij het huidige aantal en bij de huidige eisen in de vergunning, geen onoverkomenlijke gevolgen voor de kernwaarden van het stadspark, noch voor de functionaliteit van de ecologische verbindingen. Wel moet bij vergunningen voor evenementen gewezen worden op de verantwoordelijkheid die men heeft voor de ecologische waarden van het naastgelegen landgoedbos.
Een bedreiging vormt de sluipende intensivering die ontstaat door kleine ingrepen in het park, zoals een nieuw hek, de omzetting van een natuurlijk sportveld in een kunstgrasveld, kleine uitbreidingen en verhardingen of het verwijderen van kleine bosjes. Het park wordt daardoor steeds minder 'leefbaar' voor karakteristieke planten en dieren. In het bestemmingsplan en in het beheerplan voor het gebied zou daarom een halt moeten worden toegeroepen aan deze veranderingen.

6)
Het huidige beheer in park Schothorst blijkt behoorlijk effectief, dit kan worden voortgezet. De natuur van het park is gebaat bij een indeling in drukkere en minder drukke gebiedsdelen (zonering). Op het oude landgoed is een verdere zonering nauwelijks nog mogelijk. Wel verdient het aanbeveling om het natte bos in de noordrand van het oude landgoed, tegen de dekzandrug aan, vrij te houden van betreding.

7)
Kansen voor nieuwe natuur liggen er vooral in de sfeer van:
- een netwerk van extensief beheerde grasstroken
- ruige bosjes (nestgelegenheid in het voorjaar, bessen in het najaar)
- poelen en natte slootkanten
- één of meer onkruidakkertjes.

De meeste kansen ontstaan door maatregelen te nemen in het beheer, dat hier verder buiten beschouwing wordt gelaten. Verder wordt aanbevolen om te zorgen voor meer kleinschalig open water in het gebied, waardoor de (bio)diversiteit wordt gestimuleerd. Dit kan door her en der poelen te graven, op plaatsen waar de ondergrond zich daarvoor leent. De poelen vormen bij voorkeur een lint tussen enerzijds het moerasje De Brede Goren en het ijsbaantje en verder langs de Molenweg richting scouting Soekwa. Behalve peoelen kunnen ook bestaande watergangen worden verbreed en verdiept, zoals die tussen de Duivensteeg en het ijsbaantje. Ook in het ijsbaantje kan een iets dieper stuk worden gegravenm waarin altijd open water blijft staan.
Tot slot liggen er kansen voor een meer ecologisch beheer van de sportvelden die veelal door de SRO worden beheerd. Het gaat dan vooral om de randen en de bosjes op het terrein en een enkel overhoekje.  

Natuurbeschermingswet:

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet én de ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere leefomgevingen en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde als een plangebied in of nabij een Natura 2000 gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is de gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of nabij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een speciale beschermingszone van een Natura 2000 gebied ligt. Als een plan of project in of bij een speciale natuurbeschermingszone ligt, wordt van de gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura 2000 gebied wordt onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dringende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Voor aanvang van het plan of project moeten dan passende maatregelen worden genomen om natuurwaarden te conpenseren.

In de jaren '90 van de vorige eeuw is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bedacht; verschillende natuurgebieden zijn met elkaar verbonden door groene zones waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. De ecologische hoofdstructuur is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen, waarvan de meest recente het natuurbeheerplan 2011 is. In het streekplan is de ecologische hoofdstructuur via groene contouren aangegeven (zie ook paragraaf 3.2.2. - ruimtelijk beleid provincie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0070.jpg"

Ecologische verbindingszone Winkelpad. Op deze luchtfoto is ook goed te zien hoe functies zoals de atlatiekbaan door een groen omlijsting aan het zicht worden onttrokken. Bron: bing maps, 16 mei 2012

Het plangebied van dit bestemmingsplan is omringd door woonwijken en kan daarmee als 'binnenstedelijk' worden beschouwd. Er is geen sprake van een beschermd natuurgebied.

Het Winkelpad én een smalle strook grond tussen Maatweg en Hamsweg zijn aangewezen als ecologische verbindingszone binnen de ecologische hoofdstructuur. Via deze ecologische verbinding kunnen planten- en dierensoorten zich verplaatsen tussen de Eem en park Schothorst. Langs de Eem loopt de ecologische verbindingszone verder richting nationaal landschap Arkelheem - Eemland en richting het centrum van Amersfoort. De verbindingszones worden dusdanig ingericht dat planten en dieren zich hier makkelijk kunnen verplaatsen. Ook de oevers van de Eem zijn hierop afgestemd.

De inrichting van het gebied is gebaseerd op een aantal doelsoorten die van de verbinding gebruik moeten gaan maken. In het kielzog van deze doelsoorten profiteren veel andere soorten mee. Om het die soorten naar de zin te maken zijn riet(land), poelen, natte graslanden, moeras, plasdraszones, bloemrijke graslanden en bosjes aangelegd. Tevens is er een ecopassage aanwezig onder de Bunschoterstraat, ter hoogte van de brug naar Isselt.

Om natuurwaarden te beschermen en eventuele leefgebieden van soorten in stand te houden, krijgt de zone langs het Winkelpad naast een groenbestemming een aanduiding "waarde-ecologie". Ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de ecologische waarden zijn op deze locaties niet direct toegestaan.  

5.8.3 Gemeentelijke regelgeving

Naast alle wet- en regelgeving op europees en landelijk niveau is op gemeentelijk niveau beleid ontwikkeld om flora en fauna in en rond Amersfoort te beschermen. Het betreft deels een uitwerking van het Europees en landelijk beleid, maar ook aanvullend, specifiek Amersfoorts beleid komt voor. Het beleid in Amersfoort is er op gericht natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk in stand te houden.

Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011 (verlengd voor een periode van 2 jaar en dus nog steeds geldig)

In het milieubeleidsplan van de gemeente Amersfoort staat centraal wat de gemeente in 2011 op het terrein van milieu wil hebben bereikt. Hiertoe geeft het milieubeleidsplan resultaatgerichte ambitites voor 2030 en haalbare doelen voor 2011.

De milieubalans (nulmeting) dient daarbij als referentie en jaarlijkt maken we een concreet milieu actie programma. Hierin evalueren we de eerder ingezette acties, toetsen we het milieurendement, signaleren we nieuwe ontwikkelingen, stellen we wenselijk geachte beleidswijzigingen voor en beschrijven we acties voor het komende jaar. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Enkele speerpunten in het milieubeleidsplan: duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaam wonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In het milieubeleidsplan is als doelstelling aangegeven dat landgoed Schothorst in 2011 een kenniscentrum moet zijn voor duurzaamheid. Hierin vervult met name het Centrum voor Natuur en Milieu Educatie een belangrijke rol.
Aangezien het CNME in 2010 te maken heeft gehad met een verwoestende brand, is deze doelstelling niet geheel gehaald. De doelstelling staat nog wel overeind.

Verder is in het milieubeleidsplan aangegeven dat de gebruikswaarde van Landgoed Schothorst kan worden vergroot door het voorzieningenniveau te verbreden en meer toegankelijk te maken.

In dit bestemmingsplan is een neiuwe regeling opgenomen die de bouw van een nieuw CNME mogelijk maakt. Hieraan zijn diverse voorwaarden gekoppeld om het gebouw landschappelijk goed in te kunnen passen. Voor meer informatie over het nieuwe CNME wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van deze toelichting.  

Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur 2004

In deze beleidsvisie is een gewenste toekomstige groene en blauwe structuur in de stad en het buitengebied van Amersfoort geschetst. Een beschrijving van deze visie en de hieruit voortvloeiende gevolgen voor dit bestemmingsplan staan in paragraaf 3.2.3.6.