Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
26.1 Afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:
-
a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
-
b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
-
c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
-
d. voor afwijking van de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009 voor zover deze nota is gewijzigd, mits kan worden aangetoond dat aan de gewijzigde parkeernormen kan worden voldaan.
26.2 Voorwaarden
De afwijkingen als bedoeld in lid 26.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:
-
a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
-
b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
-
c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
26.3 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 of 16.1 voor het gebruik van aan, uit- en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
-
b. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
-
c. de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlake van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
-
d. de oppervlakte mag maximaal bedragen:
-
1. 30 m2 bij mantelzorg voor één persoon;
-
2. 50 m2 bij mantelzorg voor twee personen;
-
e. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
-
f. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
-
g. de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:
-
1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
-
2. de te treffen voorzieningen;
-
3. de nieuwe (inrichtings)situatie;
-
4. het terugbrengen in oude staat van de aan- uit en bijgebouwen ná de beïndiging van de mantelzorgsituatie.
26.4 intrekking omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders trekken de in lid 3 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.