direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijk beleid
Plan: Partiële herziening Centraal Stadsgebied-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00050-0301

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Gemeente
3.2.1.1 Structuurvisie Amersfoort (2009)

In deze Structuurvisie is geen nieuw beleid geformuleerd, maar is het ruimtelijk relevante bestaande beleid in samenhang gepresenteerd. Het gaat in hoofdlijnen om beleidsnota's en ruimtelijke kaders die voor projecten zijn bepaald.

Structuurvisie Amersfoort: Ruimtelijke hoofdstructuur 2009

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00050-0301_0004.png"

3.2.1.2 Amersfoort Vernieuwt

Het Project Amersfoort Vernieuwt is opgestart met als doelstelling dat het in Amersfoort in elke wijk prettig wonen en werken moet zijn. Om dat doel te bereiken, wordt de situatie in enkele wijken aangepakt, middels 'Amersfoort Vernieuwt” projecten. Amersfoort Vernieuwt gaat uit van een totaalaanpak om de kwaliteit in de wijk te verhogen. Er is aandacht voor de omgeving, dus bijvoorbeeld voor verbetering van woningen, winkels, sportvoorzieningen, milieu en groen, maar ook onderwerpen die te maken hebben met samenleven komen aan bod. Met Amersfoort Vernieuwt wordt verder de realisatie van een verschuiving van 10 tot 15% van goedkope sociale woningbouw naar het middensegment beoogd.

Het programma Amersfoort Vernieuwt is een gezamenlijk initiatief van de gemeente en de woningbouwcorporaties Alliantie Eemvallei en Portaal. Uitgangspunt is dat de planvorming altijd in nauw overleg met de bewoners en andere partijen uit de wijk plaatsvindt.

3.2.1.3 Stadsperspectief Amersfoort 2015

De grens van de ruimtelijke (uit)groeimogelijkheden van de stad is min of meer bereikt, waardoor nieuwe ontwikkelingen zich steeds explicieter richten op de bestaande stad. In het Stadsperspectief 2015 staat beleid daaromtrent als volgt geformuleerd: 'focus op de bestaande stad met bijzondere aandacht voor oudere wijken, functiemenging van wonen en werken, het verbeteren van de bereikbaarheid, een kwaliteitsimpuls voor de openbare ruimte en het verbeteren van de voorzieningen'. Zo wordt niet alleen gewerkt aan de economische vitaliteit maar geeft de aanpak ook een impuls aan leefbaarheid, veiligheid, beperking mobiliteit en efficiënt stedelijk grondgebruik.

3.2.1.4 Collegeprogramma 2010-2014

In het college programma 2010-2014 geeft het college aan op welke manier ze zich gaat inzetten voor de stad voor de korte en de lange termijn. Centrale waarden zijn verbondenheid, slagvaardigheid en duurzaamheid. Een van de kernthema's is veiligheid & handhaving. Het verhogen van de betrokkenheid, eigen verantwoordelijkheid en het versterken van het zelfoplossend vermogen van burgers zijn de belangrijkste pijlers voor de komende jaren. Toezicht op en handhaving van allerhande regelgeving door de overheid, van bestemmingsplannen tot parkeren, zijn essentieel om het gevoel van rechtsorde te bestendigen en overtredend gedrag al bij voorbaat te ontmoedigen. Meer dan in voorgaande jaren wordt bezien of regelgeving kan worden verminderd.

Andere kernthema's zijn Mobiliteit en Ruimtelijke ontwikkeling en projecten. Mobiliteit is voor mensen individueel en voor de stad als geheel van vitaal belang. Het domein van ruimtelijke ontwikkelingen bevat diverse reguliere opgaven. Zo moeten de bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Met oog voor tegenstrijdige belangen wil het college meer ruimte laten aan burgers door globaler te bestemmen.

3.2.1.5 Nota detailhandel 2011

Op 29 maart 2011 is de geactualiseerde Nota detailhandel vastgesteld. Het detailhandelsbeleid is een toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Uitvoering betekent daarom dat het nieuwe toetsingskader zal worden gehanteerd. Ook is het nieuwe beleid input voor nieuwe bestemmingsplannen.

Het geactualiseerde detailhandelbeleid geeft een visie op de ontwikkelingen in detailhandel in Amersfoort. Het beleid geeft ook handvatten om dat resultaat te bereiken doordat het een economisch toetsingskader biedt voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen.

Het Oppidium is in de detailhandelsnota aangemerkt als een nieuwe detailhandelslocatie in het Stadshart. Het geeft met name ruimte aan grootschalige detailhandelsvestigingen. De lokatie is een aanvulling op het aanbod in de historische binnenstad en versterkt daarmee het totaalaanbod in het stadshart.

Figuur uit detailhandelsnota 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00050-0301_0005.png"

3.2.1.6 Visie werklokaties 2030

Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie werklokaties 2030 vastgesteld.

In deze visie wordt de ambitie uitgesproken dat Amersfoort er voor kiest om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Deze visie gaat over de plekken waar mensen in Amersfoort nu en in de toekomst kunnen werken. Op bedrijventerreinen, kantoorlocaties, maar ook in toenemende mate in woonwijken.

Met de Visie Werklokaties wordt de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.

In de schil rond het centrum waar het Oppidium en omgeving toe behoort, ziet de gemeente kansen voor functiemenging. Dit past bij de stedelijke dynamiek en het streven naar meer stedelijke woon- en werkmilieus, met name in en rond het centrum. In het bestemmingsplan worden daarom in overeenstemming met dit beleid ook voor een aantal geschikte lokaties kleinschalige kantoren toegestaan tot max 250m2 b.v.o.

Kaart: Werklokaties Amersfoort 2010-2020

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00050-0301_0006.png"

3.2.1.7 Nota Horecabeleid Amersfoort 2000-2010

Uitgangspunt van dit beleid is een evenwichtige ontwikkeling van de horeca in Amersfoort. Het horecabeleid 2006-2010 bouwt voort op het horecabeleid 2000-2005 (met het accent op openbare orde, ruimtelijke ordening en milieu) en geeft een ruimtelijk-economische onderbouwing en visie op het toekomstperspectief van de horeca. In de nota worden plekken benoemd voor nieuwe horeca-ontwikkeling en elders wordt een terughoudend beleid gevoerd, met name in woongebieden. De gemeente streeft naar verbetering van kwaliteit en modernisering van het horeca aanbod. Zoals dat is verwoord in de nota horecabeleid Amersfoort is het vanuit economische optiek wenselijk om horeca zoveel mogelijk te clusteren in gemengde gebieden waar publieksfuncties aanwezig zijn. Horeca draagt in belangrijke mate bij (en is soms essentieel) aan het functioneren van die functies in de stad zoals onder meer winkelgebieden en vrijetijdsvoorzieningen. In die gebieden is ruimte voor een sterkere profilering van de horeca waardoor de functie wordt versterkt. In combinatie met de (omvang van de) functies die in Oppidium gerealiseerd worden en het belang dat horeca heeft voor het positief functioneren van het gebied (horeca vormt een van de motoren die daarin kan bijdragen), is een uitbreiding van het aantal m2 Horeca wenselijk.

3.2.1.8 Woonvisie Amersfoort 2006-2010

In de gemeentelijke woonvisie presenteert de gemeente Amersfoort haar beleidsdoelstellingen en strategieën op het gebied van de volkshuisvesting.

De missie van het volkshuisvestingsbeleid is het thema "ongedeelde stad": in de ongedeelde stad is plaats voor iedereen. Iedereen dient te beschikken over voldoende keuzemogelijkheden op de Amersfoortse woningmarkt. De gemeente dient derhalve te streven naar het waarborgen van die voldoende keuzemogelijkheden. Dit streven moet gestalte krijgen in gedifferentieerde woonmilieus en aantrekkelijke verscheidenheid van woningtypen, die recht doen aan de maatschappelijke en de culturele verscheidenheid van de bewoners.

De Woonvisie 2006-2010 is zowel een visie- als een beleidsdocument. Het is een visiedocument, omdat het strategische uitspraken doet over de ontwikkelingen van het wonen in de stad op lange termijn (tot ca. 2030). Het is een beleidsdocument, omdat de woonvisie daarnaast meer programmatische en beleidsmatige uitspraken doet voor het wonen in Amersfoort voor de kortere termijn (tot 2010).

Ambitie

In de woonvisie wordt de stedelijke ambitie voor de kortere termijn (de komende 5 jaren) benoemd. Op basis van kwantitatieve en kwalitatieve analyses van de woningvraag en het woningaanbod op stedelijk niveau worden uitspraken gedaan over het streven naar de gewenste aantrekkelijke woonmilieus in de stad. Elementen zijn:

  • stedelijke ambities, woningmarktontwikkelingen en woningbehoeften;
  • aandachtsgroepen van beleid;
  • gevarieerde woonmilieus en woonconcepten;
  • profilering van de wijken, transformatieopgave van het wonen;
  • wijkbinding en voorzieningen (in relatie tot het wonen);
  • huurbeleid en woonruimteverdeling.

De confrontatie van vraag en aanbod levert voor 2010 onder meer de volgende conclusies en aanbevelingen op.

  • Er ligt een opgave voor een samenstelling van de stedelijke woningvoorraad, die beter aansluit bij de huidige en toekomstige woningbehoeften. Deze zogenaamde herpositioneringsopgave kan plaatsvinden door middel van (vervangende) nieuwbouw,renovatie, verkoop en door opwaardering door kwaliteitstoevoeging aan de woonomgeving.
  • Er is een overschot van meergezins huurwoningen en er is een blijvende behoefte aan eengezins koopwoningen.
  • Stimulering van doorstroming is een centrale doelstelling in het woonbeleid. De doorstroming kan bemoeilijkt worden door vertraging in de oplevering van nieuwbouwprogramma's,maar ook doordat mensen worden geconfronteerd met onzekerheden over hun eigen toekomst: het nieuwe zorgstelsel, het nieuwe huurbeleid etc.

Aanbod woonmilieus afstemmen op de regio's

De woningmarkt functioneert steeds meer op regionaal niveau. Het palet aan woonmilieus dat Amersfoort wil aanbieden, moet daarom vooral ook in regionaal perspectief worden beoordeeld. In dit perspectief zet Amersfoort zich niet in voor het aanbieden van alle typen woonmilieus, maar voor het aanbieden van woonmilieus die vanuit stedelijk èn regionaal perspectief kansrijk zijn. Bij voorkeur realiseert de gemeente woningbouw met vormen van intensief ruimtegebruik. Uit onderzoek komt een woningvraag naar voren die vooral gericht is op groen-stedelijke woonmilieus en op vooroorlogs buiten-centrum en in mindere mate centrum-stedelijke woonmilieus met relatief hoge woondichtheden.

Aandachtsgroepen

De aandachtsgroepen van beleid zijn:

  • mensen die door hun inkomenspositie aangewezen zijn op de kernvoorraad;
  • kwaliteitsvragers: mensen die graag willen doorstromen naar een geschiktere woning, maar daar kwaliteitseisen aan verbinden;
  • starters en studenten (overlap met de vorige categorie);
  • ouderen en zorgvragers.

Intensief ruimtegebruik

Voor de lange termijn maakt de gemeente Amersfoort een duidelijke keuze voor zorgvuldig en intensief ruimtegebruik. In deze visie past vooral de stimulering van centrumstedelijke woonmilieus en buitencentrum woonmilieus. Om deze woonmilieus duurzaam en aantrekkelijk te maken, dient de totale leefomgeving (woning, woonomgeving) hoogwaardig te zijn, hetgeen betekent dat optimaal wordt ingezet op:

  • de aanwezigheid en beleving van groen;
  • de aanwezigheid en beleving van identiteit en herkenbaarheid;
  • een hoogwaardige sociale en sociaal-fysieke infrastructuur (veiligheid, service, openbare verblijfs- en ontmoetingsplekken).

Binnenstedelijke wijken

Er wordt naar gestreefd om in de binnenstedelijke wijken een deel van de hogere inkomens te behouden (wooncarrière) maar er zal ook worden ingezet op lagere inkomens/starters. Er is sprake van een én-én-scenario. Ontwikkeling is mogelijk voor diverse groepen en inkomens door differentiatie in zowel de huur- als de koopsector, en qua woningtypen.

Transformatie en renovatie gaan in dit voorkeursscenario hand in hand: een deel van de huurvoorraad wordt omgezet naar koop in diverse prijsklassen via nieuwbouw, verkoop etc. Daarnaast worden de huurwoningen kritisch bekeken en aangepast aan de behoeften van deze tijd.

Nieuwe woonvisie

Amersfoort werkt aan een nieuwe Woonvisie. Deze zal aansluiten op de nieuwe bestuursfilosofie en bestuursstijl van ons nieuwe college. Daarbij gaat het onder meer om 'meer ruimte voor eigen initiatieven, inbreng en kracht van burgers' en 'minder regels, een bescheidener rol van de overheid'. De meest in het oog springende ambities in de nieuwe Woonvisie zijn: Meer ruimte om de functies wonen en werken te mengen, een betere doorstroming op de woningmarkt door de bouw van woningen in combinatie met deregulering en passende huisvesting voor bijzondere doelgroepen. Om de woningvoorraad toekomstbestendig te maken, zijn kwaliteit en duurzaam bouwen van groot belang.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met zowel de woonvisie 2006-2010 als de concept woonvisie.

3.2.1.9 Beleidsvisie Groen-Blauwe Structuur 2004

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de Groen Blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig. De verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. Versterking en het benutten van de differentiatie is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de Groen Blauwe Structuur.

3.2.1.10 Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011

In het milieubeleidsplan formuleert de gemeente Amersfoort haar ambities op het gebied van milieu. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit.'

Zowel de buitenluchtkwaliteit als de binnenluchtkwaliteit vereisen bijzondere aandacht bij de ruimtelijke planvorming. Duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaamwonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt o.m. zwaar ingezet op CO2-neutrale gemeenten 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

3.2.1.11 Verkeer- en vervoerplan

Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd. Stilstaand verkeer is slecht voor de luchtkwaliteit. Met de toenemende ontwikkelingen in de stad ligt hier een opgave om een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem in te richten voor alle modaliteiten. De gemeente wil de beschikbare verkeersruimte op het wegennet optimaal gaan benutten.

Verkeer in relatie tot het plangebied

  • Algemeen

De hoofdontsluiting van het plangebied wordt gevormd door de Groningerstraat en de Amsterdamseweg/Nieuwe Poort. Woningen en andere functies worden via deze twee wegen ontsloten naar de hoofdwegenstructuur. Na afloop van de bouw van de locatie Handelsgebouw wordt de Groningerstraat tussen de rotonde de Nieuwe Poort en de Puntenburgerlaan heringericht.Tussen de Flevostraat en Hollandsestraat worden de fietsstroken vervangen door vrijliggende fietspaden en ter hoogte van de Flevostraat worden oversteekvoorzieningen aangelegd in de vorm van een middenberm.

Met uitzondering van de Groningerstraat en Amsterdamseweg zijn de wegen in het plangebied voorzien van een éénrichtingcircuit. De basis hiervoor is vastgelegd in het Coördinatieplan Centraal Stadsgebied Noord Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 29-6-1999).

  • Specifieke verkeersaspecten locatie Handelsgebouw (Oppidium)

Allereerst is het voor het aspect verkeer van belang om ook dit aspect in het licht van de planologische wijziging te bezien. Hierbij dient ook uitgegaan te worden van de planologische mogelijkheden die het huidige bestemmingsplan biedt en de invloed van de afwijking hiervan. Zoals ook elders opgemerkt is binnen het huidige bestemmingsplan de realisering van ongeveer 30.000 m2 detailhandel toegestaan. De verkeersimpact van deze functie is groot te noemen, immers juist detailhandel brengt veel verkeersbewegingen te weeg. Dit betekent dat het project veel minder verkeer genereert dan planologisch gezien is toegestaan. Bij de beoordeling van de verkeerskundige aspecten dient dan ook voorop te staan dat met name de wijze van uitvoering van het plan moet worden bekeken en niet zozeer de toename aan verkeer door het uitbreiden van de nu aanwezige detailhandel. Overigens laat dit onverlet dat wel degelijk al eerder is gekeken naar de verkeersaantallen en de capaciteit van de wegen.

Auto

De parkeergarage heeft zijn hoofdingang aan de Groningerstraat, naast de aansluiting met de Hollandsestraat. Alle parkeerlagen zijn via deze ingang bereikbaar. De uitgang van de parkeergarage ligt aan de parallelweg van de Nieuwe Poort. Verkeer dat de garage verlaat komt via de parallelweg van de Nieuwe Poort uit op de rotonde Eemplein en kan daar alle richtingen op. Bij de planvorming voor het CSG-Noordgebied zijn modelstudies gedaan naar de verkeersafwikkeling, waarbij is gekeken welke invloed alle ontwikkelingen in het gebied hebben op die verkeersafwikkeling. Daarbij is ook specifiek gekeken naar de verkeersafwikkeling op de rotonde. Daaruit is toen geconcludeerd dat er in de spitsen vertraging kan optreden bij het oprijden van bepaalde takken van de rotonde, zoals de Mondriaanlaan. Op de toeritten vanaf de Amsterdamseweg zal het verkeer volgens die analyses niet zodanig terugslaan dat het doorgaande verkeer op De Nieuwe Poort wordt gehinderd, alleen in incidentele gevallen. Al met al is op basis hiervan (destijds) geconcludeerd dat sprake is van een acceptabele verkeersafwikkeling.

Verkeersafwikkeling Groningerstraat

De Groningerstraat is voor het Soesterkwartier van en naar het centrum de belangrijkste toegangsweg. Tevens is de Groningerstraat invalsweg voor openbaar vervoer en voor hulpdiensten. In de terminologie van Duurzaam Veilig is de Groningerstraat een gebiedsontsluitingsweg. De functie van de weg is het ontsluiten van de wijk Soesterkwartier naar het stedelijk hoofdwegennet (De Nieuwe Poort).

Voor deze weg is het van belang dat het verkeer zich goed kan afwikkelen en ervoor te zorgen dat eventuele stremmingen op de Groningerstraat niet terugslaan tot op de rotonde Eemplein. In dat geval leidt dat namelijk tot afwikkelingsproblemen op de Amsterdamseweg, die behoort tot het hoofdwegennet van de stad. Ook hindert dat uiteraard de toegang naar het Soesterkwartier.

Deze randvoorwaarden zijn meegegeven voor de ontwikkeling van het Handelsgebouw en dat heeft geleid tot een ontsluiting van de parkeergarage:

  • Waarbij de inrit van de parkeergarage gesitueerd is aan de Groningerstraat en de uitrit op de parallelweg van De Nieuwe Poort;
  • Er voldoende bufferruimte is tussen de slagbomen van de parkeergarage en de Groningerstraat;
  • De inrit zover mogelijk weggelegen is van de rotonde Nieuwe Poort.

Scheiden in-uitrit parkeergarage

Een garage met ruim 600 parkeerplaatsen genereert, zeker op de drukke kooptijden veel in- en uitgaand verkeer. In de praktijk fungeert een gecombineerde in-/uitrit dan als een drukke zijweg. In- en uitrijdend verkeer conflicteert dan vaak met elkaar, met name het linksafslaand verkeer (zowel in- als uitgaand). Tot enkele jaren geleden was er bij de Dirk van den Broek sprake van zo'n gecombineerde in-uitrit. In de praktijk leidde dat op de drukke tijden regelmatig tot doorstromingsproblemen op de Groningerstraat en onveilige situaties.

Met deze praktijkervaring, en met het gegeven dat de nieuwe ontwikkeling meer verkeer met zich meebrengt, is gekozen voor een oplossing met een ingang aan de Groningerstraat en een uitgang op de parallelweg van de Nieuwe Poort. Op die manier komt in- en uitgaand verkeer elkaar niet tegen.

Uitgaand verkeer komt uit de parallelweg, voegt vervolgens rechtsafslaand in op de Nieuwe Poort, en komt uit op de rotonde Nieuwe Poort. Daar kan het op een veilige manier alle kanten op.

Ingaand verkeer komend vanaf de rotonde Nieuwe Poort kan rechtsafslaan, moet alleen naastgelegen fietsers laten voorgaan, en zal achteropkomend verkeer nauwelijks hinderen. Verkeer vanuit het Soesterkwartier moet tegemoetkomend verkeer laten voorgaan en krijgt daarom in de bocht bij de Hollandsestraat een linksafstrookje om zich op te stellen. De doorstroming van achteropkomend verkeer wordt zo niet gehinderd.

Bufferruimte op eigen terrein

Bij parkeergarages met slagbomen kunnen wachtrijen gaan ontstaan omdat slagbomen maar een bepaald aantal voertuigen per uur naar binnen kunnen laten. Vanwege de doorstroming op de Groningerstraat is het niet gewenst dat wachtrijen op de Groningerstraat staan. Aan de hand van de NEN2443 (“Parkeren en stallen van personenauto's op terreinen en in garages”) is bepaald hoeveel bufferruimte er nodig is. De piektijd ligt op de koopavond. Voorafgaand aan bijvoorbeeld feestdagen zal er sprake kunnen zijn van bovennormale drukte. Redelijkerwijs kan niet geëist worden dat het Handelsgebouw op dat soort incidentele pieken wordt ontworpen. Via de parkeerbalans en met gebruikmaking van CROW-publicatie 256 (Verkeersgeneratie woon- werkgebieden) is berekend dat er op de koopavond op het drukste uur tussen de 550 en 600 aankomsten zijn.

Er zijn twee slagbomen bij de ingang dus als dat verkeer zich verdeelt over beide slagbomen zijn dat circa 275-300 auto's/uur/rijstrook. De gemiddelde verwerkingscapaciteit van de slagboom is 400 auto's/uur/rijstrook. De NEN2443 schrijft dan een bufferlengte van circa 25 meter per rijstrook voor. De feitelijke bufferlengte van de twee rijstroken is 35 en 40 meter. Dat is dus meer dan op basis van de NEN2443 wordt aanbevolen. Die biedt ook nog enige speelruimte voor een ongelijke verdeling van het verkeer over beide rijstroken.

Situering van de inrit

De bufferruimte voor de slagbomen is gedimensioneerd aan de hand van de NEN-normen. Dit is een algemeen geaccepteerde norm en is gebaseerd op statistische gemiddelden en gaat ervan uit dat deze ruimte in 90% van de gevallen voldoende is. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarbij de bufferlengte niet voldoende is. Dat kan zijn wanneer er veel auto's tegelijk arriveren. In dat geval kan het even duren voor de wachtrij weer is weggewerkt. Oponthoud voor doorgaand verkeer zal dan van korte duur zijn.

Er kunnen zich echter bijzondere omstandigheden voordoen waarbij er lange wachtrijen gaan ontstaan. Denk aan een storing in de parkeerapparatuur of de garage is vol. In dat geval is een wachtrij op de Groningerstraat niet te voorkomen. Het is dan in elk geval belangrijk om de kans op doorstromingsproblemen op het stedelijk hoofdwegennet (rotonde Nieuwe Poort, De Nieuwe Poort) zo klein mogelijk te houden. Vandaar dat ervoor is gekozen de inrit zo ver als mogelijk weg te leggen van de rotonde Nieuwe Poort (200m).

Het is reëel gesproken niet mogelijk in alle (extreme) omstandigheden te voorkomen dat wachtrijen terugslaan tot op de Groningerstraat. Dan zou er een bufferruimte van honderden meters gecreëerd moeten worden voor extreme omstandigheden. Dat kan in alle redelijkheid niet worden geëist.

Ten aanzien van de bereikbaarheid voor hulpverleningsvoertuigen richting Soesterkwartier kan het volgende worden opgemerkt. Van de rotonde Nieuwe Poort en Flevostraat tot en met de bocht ter hoogte van de Flevostraat is het wegprofiel in het voorlopig ontwerp van de Groningerstraat zodanig breed dat in geval van een wachtrij het verkeer kan uitwijken naar de naastgelegen fietsstrook en een hulpverleningsvoertuig links kan passeren. Vanaf de Flevostraat tot aan de Hollandsestraat ligt ook een middenberm en is die uitwijkmogelijkheid voor auto's er in vorm van de naastgelegen parkeerstrook, uiteraard alleen wanneer er geen auto's staan. In extreme gevallen kan een hulpverleningsvoertuig een wachtrij passeren over het naastgelegen fietspad of links van de middenberm. Zoals eerder aangegeven kan nooit worden gegarandeerd dat doorstromingsproblemen zijn uitgesloten. Belemmeringen voor hulpdiensten zijn uiteraard ongewenst maar nergens 100% uit te sluiten.

Samenvattend:

De verkeerscirculatie naar en vanaf het Handelsgebouw is zo gekozen dat de ingang vanuit beide richtingen van het Soesterkwartier goed bereikbaar is. Uitrijdend verkeer kan via de rotonde Nieuwe Poort alle kanten op. Door middel van een forse bufferruimte op eigen terrein, en een linksafvak op de Groningerstraat wordt de kans op opstoppingen zo klein mogelijk gehouden. Dit betekent dat de kans op doorstromingsproblemen op de Groningerstraat redelijkerwijs beperkt is.

Bevoorrading

Bevoorrading vindt in hoofdzaak plaats in een laad- en losdok aan de zijde van de Nieuwe Poort. Het laad- en losdok is bereikbaar via de parallelweg van de Nieuwe Poort. De vrachtwagen rijdt dan achterwaarts het dok in en er voorwaarts weer uit.

Langs de Groningerstraat komt een laad- en loshaven voor de daar gelegen winkel.

Voorrijmogelijkheid

Het hotel krijgt een voorrijmogelijkheid voor taxi's en/of bussen. Aanrijden gebeurt vanaf de parallelweg Nieuwe Poort en afrijden via een uitrit op de rotonde Eemplein.

Bereikbaarheid fietsers en voetgangers

Voor langzaam verkeer ligt de entree van het gebouw aan de Groningerstraat, halverwege de nieuwe Poort en Flevostraat. De entree ligt daarmee op geruime afstand van de ingang van de parkeergarage zodat er geen directe conflicten zijn met in- of uitrijdend verkeer naar de parkeergarage.

3.2.1.12 Nota parkeernormen 2009

In de Nota Parkeernormen is per functie een parkeernorm opgenomen. Een parkeernorm is een getal dat aangeeft hoeveel parkeerplaatsen voor een functie nodig zijn bij een bepaalde eenheid. Parkeernormen worden alleen gebruikt voor de berekening van de parkeervraag bij aanvragen voor nieuwe ontwikkelingen of bij functiewijzigingen waarvoor een omgevingsvergunning is vereist. De parkeernormen bieden houvast bij het bepalen van de benodigde parkeerruimte (de parkeereis) bij woningen, kantoren, winkels, etc. Het aantal aan te leggen plaatsen is afhankelijk van de grootte van de voorziening en de parkeernorm die bij die ontwikkeling hoort. Volgens de Bouwverordening dient degene die een aanvraag indient, dit aantal parkeerplaatsen in eerste instantie aan te leggen op eigen terrein.

  • Parkeren in relatie tot het plangebied

In het plangebied is sprake van oude woningbouw (jaren '30) en van recenter datum (jaren '90/00). Bij de oudere woningen wordt voornamelijk op straat geparkeerd. De nieuwe woningen zijn allemaal voorzien van parkeergelegenheid op eigen terrein. Op basis van de parkeernormen uit het bestemmingsplan Centraal Stadsgebied-Noord (CSG-noord) zijn deze voorzien van 1pp/woning op eigen terrein en is in het openbaar gebied 0,3 pp/woning voor bezoek aangelegd. Een aantal nieuwbouwcomplexen kreeg bij de ontwikkeling in de plinten de mogelijkheid voor detailhandel of publieksgerichte dienstverlening. Hiervoor is ook op eigen terrein parkeergelegenheid aangelegd met de norm van 1 parkeerplaats per 47m2 (norm Bestemmingsplan CSG-noord). Deze norm volstaat ook ruimschoots voor de mogelijkheid van gebruik voor kantoren tot maximaal 250 m2 b.v.o. in deze plinten. Voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is op dit moment de Nota Parkeernormen 2009 van toepassing.

  • Parkeren locatie Oppidium

Het parkeren voor alle functies op deze locatie gebeurt geheel (inpandig) op eigen terrein in de vorm van een gestapelde en deels verdiepte parkeergarage. Uitgaande van het maximale programma aan m2's dat dit bestemmingsplan toestaat voor respectievelijk detailhandel, horeca en zaalverhuur, woningen en hotel, zijn er met dubbelgebruik in totaal 616 parkeerplaatsen benodigd volgens de Nota Parkeernormen 2009. Bij het toetsen van de bouwaanvraag wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen 2009 specifiek getoetst of er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Parkeerbalans Oppidium

In de bijlage van deze toelichting is een parkeerbalans opgenomen die specifiek is opgesteld voor het Oppidium en waarin cijfermatig en gespecificeerd is aangegeven met welke parkeernormen rekening is gehouden op basis van het huidige plan van het bouwvoornemen.

3.2.1.13 Basiseisen wonen

Om de kwaliteit van woningen en de woonomgeving te verbeteren zijn door de gemeente Amersfoort de 'Basiseisen voor de woningbouw en woonomgeving' (oktober 2006) vastgelegd. De basiseisen zijn gericht op:

  • bruikbaarheid, flexibiliteit, veiligheid en toegankelijkheid van plattegronden.
  • sociale veiligheid van gebouwen, parkeergarages en woonomgeving.
  • bruikbaarheid van de woonomgeving.

De basiseisen zijn een toetsingskader voor de ontwerpen van de woningen in het plangebied.

3.2.1.14 stedenbouwkundige uitgangspunten

Specifiek voor het Oppidium

Voor het gebouw van het Oppidium is reeds een artikel 19 lid 1 WRO (oud) vrijstellingsbesluit genomen. In de goede ruimtelijke onderbouwing voor deze procedure zijn de hiernavolgende stedenbouwkundige uitgangspunten beschreven:

Aanpassingen Coördinatieplan

Het gebied van het handelsgebouw (blok H) ligt binnen het gebied waarvoor het “Coördinatieplan Centraal Stadgebied Noord Amersfoort” geldt. In dit coördinatieplan wordt op hoofdlijnen een stedenbouwkundig kader geboden voor de ontwikkeling van het stadsgebied noord. De beschrijving van de aanvankelijke plannen voor de ontwikkeling van blok H in Puntenburg komt uitgebreid aan de orde in het rapport “Coördinatieplan Centraal Stadsgebied Noord Amersfoort” d.d. 29 juni 1999. Voor de herontwikkeling van de blokken F, G en Trapezium in Puntenburg is de Nota “Aanpassingen Coördinatieplan Amersfoort – Herontwikkeling Blok F, G en Trapezium” opgesteld. Deze nota komt voort uit de herziene inzet voor Puntenburg om te komen tot een 'stedelijke' schaal in plaats van een 'hoogstedelijke' schaal. Deze nota is door de gemeenteraad vastgesteld, waarmee in feite het coördinatieplan voor die gebieden is aangepast. Conform deze aanpassingen zijn ook voor het handelsgebouw stedenbouwkundige gewijzigde uitgangspunten geformuleerd.

Het gaat om:

  • Het grootschalige blok rond het Handelsgebouw en het PUEM-gebouw is vertaald naar 2 aparte blokken, waarbij het blok rond het Handelsgebouw (verder genoemd blok H) een zuiver 'gesloten' blok vormt. Een 'knip' vindt plaats in het verlengde van de Groningerstraat. Dit betekent dat het 'accentgebouw' aan het einde van de Groningerstraat zal moeten verdwijnen en dat er een open as in het verlengde van dit deel van de Groningerstraat ontstaat.
  • Bebouwing rondom het Handelsgebouw moet de open as in het verlengde van de Groningerstraat respecteren en zo min mogelijk 'uitwaaieren' richting het gebied rondom het PUEM-gebouw. Vanwege bouwtechnische redenen mag de bestemmingslijn echter enigszins overschreden worden. In de open zone kunnen eventueel verkeersbewegingen plaatsvinden (route naar parkeren). Er mag echter nooit een directe autoverbinding naar de Amsterdamseweg gelegd worden, omdat er dan een sluiproute kan ontstaan. Menging van functies in het blok is gewenst ten behoeve van levendigheid en verrijking van de stedelijkheid.
  • Gezien de nieuwe benadering voor Puntenburg; kleinschaliger van opzet wordt het nu zuiver 'gesloten' bouwblok niet als een monotoon vormgegeven blok gezien (te grootstedelijk) maar als een samenstel van meerdere blokken (architectonische eenheden).
  • De gerichtheid op de rotonde is geen uitgangspunt meer. Asymmetrische plaatsing van hoogteaccenten ten opzichte van het Eemplein, zorgt voor meer afstand tussen de hoogteaccenten en een 'losser' informeler beeld. Voor blok H betekent dit dat één hoogteaccent in plaats van twee aan het Eemplein beter is. De massa van het hoofdaccent is bovendien niet direct gericht en gepositioneerd op het Eemplein, maar geplaatst op de Amsterdamseweg zijde. De gevel aan de Amsterdamseweg wordt daarbij evenwijdig aan deze weg 'afgesneden' net zoals een aantal andere bestaande of toekomstige hoogteaccenten aan deze zijde van de Amsterdamseweg. Dit zorgt voor een bindende factor.
  • De hoogte voor het accent is maximaal 51,6 m. Deze hoogte sluit aan bij huidige ontwikkelingen en in ontwikkeling zijnde projecten rondom het station en tussen het station en de binnenstad. Er ontstaat langs de zuidzijde van de Amsterdamseweg een ritme van wat lagere en hogere accenten en een geleidelijke opbouw van hoogte in de richting van het spoor.
  • De complete bebouwingsenvelop is verder aangepast. Rooilijnen en bouwmassa wordt precies beschreven in de vastgestelde massastudie.

Het plan is in overleg met de gemeente tot stand gekomen en meerdere malen besproken. Het plan is positief beoordeeld. Het nu ontwikkelde plan voldoet aan de uitgangspunten en past daarmee binnen de herziene visie op dit gebied.

De bebouwingsmassa van het Oppdium in dit bestemmingsplan blijft ten opzichte van de beschrijving in de ruimtelijke onderbouwing nagenoeg gelijk waarmee de stedenbouwkudige uitgangspunten ook van toepassing kunnen worden verklaard op dit bestemmingsplan. Slechts voor een deel in het midden van het complex wordt de bouwhoogte hoger dan het oorspronkelijke plan. Dit gedeelte is echter niet zichtbaar.

3.2.1.15 Welstandsnota en beeldkwaliteitsplan

Specifiek voor het Oppidium

Voor het gebouw van het Oppidium is reeds met toepassing van een artikel 19 lid 1 WRO (oud) vrijstellingsbesluit bouwvergunning verleend. In de goede ruimtelijke onderbouwing voor deze artikel 19 lid 1 WRO vrijstellingsprocedure procedure zijn de volgende zaken over welstand en beeldkwaliteit beschreven:

Voor blok H geldt voor 2 zijden van het blok het Beeldkwaliteitplan Puntenburg, behalve daar waar dit niet mogelijk is als gevolg van de 'knip'. Bovendien is over de overige beeldkwaliteit het navolgende toegevoegd:

  • De overige zijden eveneens conform bovenstaande principes uit het Beeldkwaliteitplan Puntenburg vormgeven.
  • Aangezien de open te houden zone in de as van de Groningerstraat ligt, is deze beeldbepalend in de route van het Soesterkwartier – Amsterdamse weg. De zone dient daarom kwalitatief hoogwaardig te worden ingericht.
  • Er moet worden gewerkt met meerdere architectonische handschriften. De binding tussen de verschillende architectonische eenheden wordt d.m.v. afstemming in kleur- en materiaalkeuze tot stand gebracht.
  • De binnenzijde van het bouwblok moet worden ontworpen met een binnentuin 'gelandscaped'. Het blok verdient een hoogwaardig ingerichte buitenruimte.

Het bouwplan is reeds meerdere malen in de welstandscommissie besproken en op hoofdlijnen akkoord bevonden.

De beeldkwaliteit ten opzichte van de beschrijving in de ruimtelijke onderbouwing blijft nagenoeg gelijk waarmee hetgeen hier beschreven is ook van toepassing kan worden verklaard op dit bestemmingsplan.

3.2.1.16 Prostitutiebeleid / Verbod op sexsinrichtingen

Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Teneinde ongewenste situaties en ontwikkelingen te kunnen voorkomen of te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat gemeentelijk beleid wordt vastgelegd en dat de regelgeving wordt aangepast. De aanpassing van regelgeving bestaat uit het wijzigen van de APV door invoering van een vergunningstelsel voor seksinrichtingen en een regeling van seksinrichtingen in de bestemmingsplannen.

Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd. In verband met het stedelijke karakter, de groei van de gemeente en de centrumfunctie die Amersfoort voor de regio heeft, wordt een verruiming van het huidige aantal seksinrichtingen van vijf naar zeven verantwoord geacht.

In een facetbestemmingplan is voor alle geldende bestemmingplannen en verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als sexsinrichting.

Dit wordt verder toegelicht in Hoofdstuk 6 'Juridische planbeschrijving'.

3.2.2 Provincie
3.2.2.1 Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht

Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008. Provinciale Staten hebben hiervoor de “Beleidslijn nieuwe Wro” vastgesteld op 23 juni 2008.

In de structuurvisie worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. Ook worden bestemmings- en bouwplannen van gemeenten aan het streekplan getoetst.

Binnen de structuurvisie vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking gezamenlijk de rode draad. Er is een grote behoefte aan woningen en bedrijventerreinen. Ruimte hiervoor moet zoveel mogelijk worden gezocht binnen de huidige verstedelijking (inbreiden). In totaal is er ruimte gereserveerd voor 72.000 nieuwe woningen in de structuurvisie. Voor bedrijventerreinen is er ongeveer 100 ha aan ruimte gereserveerd. In de structuurvisie zijn ook de bebouwingscontouren van de gemeenten precies vastgelegd en op kaarten aangegeven. Daarbinnen mag worden gebouwd; daarbuiten niet. Het volledige plangebied ligt binnen de rode bebouwingscontour.

Plankaart structuurvisie Utrecht

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00050-0301_0007.jpg"

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur
De structuurvisie geeft aan dat de CHS bestaat uit samenhangende historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijke herkenbare structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. Het streekplan geeft aan dat het terugbrengen van de Grebbelinie de cultuurhistorische richting geeft aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Verandering van beeld en functie is in principe mogelijk als aantoonbaar is dat deze verandering zich in de geest van de cultuurhistorische samenhang voltrekt. Op deze wijze levert cultuurhistorie een bijdrage aan (nieuwe) ruimtelijke kwaliteit.

Cultuurhistorische hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00050-0301_0008.jpg"

De provinciale ambities met betrekking tot de CHS kennen drie soorten sturingsmechanismen:

  • veiligstellen: cultuurhistorie is mede sturend voor de ontwikkeling;
  • eisen stellen: cultuurhistorie geeft richting aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen;
  • actief versterken: de provincie start zelf projecten.

3.2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening behoefde het bestemmingsplan na vaststelling goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Het Streekplan en Handleiding vormden hierbij het toetsingskader. De nieuwe Wro kent de figuur van goedkeuring niet meer. Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang kan de provincie een verordening vaststellen: kaderstelling vooraf. De figuur van verordening is nieuw in de ruimtelijke ordening. Maar de inhoud van de Utrechtse verordening is in die zin niet nieuw. De verordening is namelijk gebaseerd op de Wroproof gemaakte Structuurvisie (Beleidslijn nieuwe Wro) en de Wro-proof gemaakte Handleiding (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro).

De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en in werking getreden op 24 december 2009.

3.2.2.3 Ontwerp Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011

Onder de titel 'Toekomstbestendig; Ambitieus en haalbaar' heeft het ontwerp voor het nieuwe provinciale Milieubeleidsplan begin dit jaar ter inzage gelegen. De ambitie richt zich vooral op het cluster duurzaamheid-klimaatenergie. Een focuspunt in de aanpak van milieuproblemen is luchtverontreiniging, met name veroorzaakt door wegverkeer en emissie van fijn stof uit de intensieve veehouderij.

De ambities voor het eerder genoemde cluster zijn de volgende:

  • In 2011 is duurzaamheid een geïnternaliseerde afweging binnen de provincie voor zowel extern als intern gericht beleid.
  • Er vindt een afname in het energieverbruik en een toename van de opwekking en toepassing van duurzame energie plaats in de provincie Utrecht.
  • Terugdringen van broeikasgassen en een klimaatbestendige en daarmee toekomstbestendige, gezonde en veilige leefomgeving.

Om de ambities te bewerkstelligen kiest de provincie voor een integrale aanpak en samenwerking met verschillende partijen. Het milieubeleid kenmerkt zich verder door een gebiedsgerichte aanpak, toepassing van milieukwaliteitprofielen, doorontwikkeling van het instrument Regionale Activiteiten

Agenda's Milieu (RAAM) en een verdere ontwikkeling van de kennis- en makelaarsfunctie van de provinciale organisatie.

3.2.2.4 Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2005-2015

De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat het klimaat veranderd. Dit alles heeft grote gevolgen voor de waterhuishouding. Om te voorkomen dat o.a. kelders onderlopen of een tekort aan zoet en schoon water ontstaat, stelt water eisen aan de ruimtelijke inrichting. Door meer uit te gaan van het watersysteem moet dit uiteindelijk minder kwetsbaar worden.

Veel verschillende belangen, zoals landbouw, natuur en bebouwing, hangen met waterbeheer samen. En elk van die belangen heeft zijn eigen wensen en eisen wat betreft waterbeheer. Hierop heeft de provincie het derde Waterhuishoudingsplan 2005-2015 opgesteld. Het hoofddoel voor dit derde provinciale Waterhuishoudingsplan is een veilig en bewoonbaar land te hebben en dit in stand te houden. De provincie Utrecht streeft naar gezonde en veerkrachtige watersystemen en een duurzaam

gebruik van water voor mens en natuur. Bij de selectie van maatregelen die nodig zijn om de doelen te bereiken streeft de provincie naar meervoudig ruimtegebruik en robuuste watersystemen. Meervoudig ruimtegebruik is nodig om de noodzakelijke ruimte voor water te creëren in gebieden met een grote vraag naar ruimte.

3.2.2.5 Provinciaal detailhandelsbeleid

Provincies hebben door de decentralisatie van het detailhandelsbeleid de mogelijkheid gekregen een belangrijkere rol te spelen bij bovenlokale ontwikkelingen. De provincie heeft in 2003 een Provinciale Visie Detailhandel opgesteld. Deze Visie is een bouwsteen voor het Streekplan 2005-2015 van de Provincie Utrecht. In het Streekplan 2005-2015 benoemt de Provincie Utrecht de volgende kernopgaven:

- Het behouden en versterken van recreatieve centra en het versterken van het samenhangende en onderscheidende vermogen van deze centra (recreatief winkelen);

- Het creëren van een evenwichtig en op de behoefte afgestemd aanbod van gemakscentra (dagelijks koopgedrag);

- Het bieden van mogelijkheden voor doelgericht winkelen (grootschalige

detailhandelsconcentraties).

Op bedrijventerreinen wordt alleen detailhandel toegestaan, die vanwege de specifieke ruimtelijke eisen, moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden. Weidewinkels (elke vorm van grootschalige detailhandel buiten de rode contouren) zijn niet toegestaan. Grootschalige detailhandelsvestigingen dienen zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande detailhandelsconcentraties en moeten goed bereikbaar zijn met openbaar vervoer en per auto. De detailhandelsnota 2011 van de gemeente Amersfoort sluit aan op het provinciale beleid voor detailhandel.

3.2.3 Rijk
3.2.3.1 De Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (april 2004) zijn deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte geïntegreerd. Algemene uitgangspunten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het nationale ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat er een goede koppeling en bundeling plaatsvindt tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, milieu en veiligheid.

Leefbaarheid
De achteruitgaande leefbaarheid en de tweedeling tussen arm en rijk hebben de afgelopen jaren geleid tot steeds grotere sociaal-economische en sociaal-culturele problemen in de grote steden. Om een eenzijdige sociaaleconomische samenstelling van de bevolking te voorkomen stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Met name in de stad zijn meer hoogwaardige woonmilieus nodig. Dit vraagt enerzijds om verdichting tot hoogstedelijke milieus en anderzijds om verdunning tot groene milieus. Dit voorkomt de trek van midden en hoge inkomens uit de stad. Stedelijke vernieuwing en herstructurering blijven dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.

3.2.3.2 Structuurschema Groene Ruimte / Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur

Het rijk heeft de Utrechtse Heuvelrug in het Structuurschema Groene Ruimte voor een groot gedeelte aangewezen als kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel om de duurzaamheid van de natuur in Nederland te vergroten. Dit betekent dat het natuurareaal wordt uitgebreid en de geïsoleerde ligging van natuurgebieden waar mogelijk wordt opgeheven. Het beleid voor de kerngebieden is er op gericht de aanwezige natuurwaarden veilig te stellen en te vergroten. Waar de (interne) ruimtelijke samenhang van kerngebieden onvoldoende is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van infrastructurele barrières, zijn maatregelen vereist om de gebieden (beter) met elkaar te verbinden.

De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij 2000) geeft aan dat de ruimtelijke samenhang en het functioneren van de EHS verder versterkt wordt. Enerzijds door slimmere begrenzingen, en anderzijds door de realisering van groene verbindingen tussen natuurgebieden. De opgave is om de Utrechtse Heuvelrug, in samenhang met de omliggende lagere gebieden en de Veluwe, als één samenhangend geheel te ontwikkelen. Het beleid is daarbij om doorsnijdingen met infrastructuur op te heffen.

3.2.3.3 Nationaal Verkeers- en Vervoersplan 2001-2020, van A naar Beter

De hoofddoelstelling is: Nederland biedt aan iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze hoofddoelstelling wordt in het NVVP vertaald naar doelstellingen voor bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid .

Bereikbaarheid: tegemoet komen aan de behoefte aan mobiliteit en transport

Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de leefbaarheid. De verbindingen over de weg moeten positief worden gewaardeerd door burgers, bedrijven en potentiële investeerders. De bereikbaarheid wordt beter door minder oponthoud en een betrouwbare reistijd.

Leefbaarheid: nog schoner, nog zuiniger, nog stiller

Nederland wil tot de best presterende landen in Europa op het gebied van milieu en leefomgeving behoren. Dit betekent voor verkeer en vervoer: minder uitstoot van vervuilende stoffen, minder geluidshinder en minder versnippering van landschap.

Veiligheid: het ambitieniveau blijft hoog. De doelstelling voor 2010 voor de verkeersveiligheid op de weg is een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden met 25% ten opzichte van het huidige niveau. De veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen moet in ieder geval op het huidige niveau blijven.