direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Berg-Utrechtseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00049-0302

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit categorie A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteit, die als bijlage (2) bij deze regels is gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (vml), een verkooppunt voor motorbrandstoffen met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' (zo): een zend-/ontvangstinstallatie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' (nv): een nutsvoorziening;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen, en erven;

    met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag.
3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.

3.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen gebouwen worden afgedekt met een kap;
  • d. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden bebouwd, tenzij ter plaatse een bebouwingspercentage of een bebouwde oppervlakte is aangegeven; in dat geval geldt dat bebouwingspercentage of de bebouwde oppervlakte;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sublid 3.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen met een maximale bruto-inhoud ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m dat deze tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

3.2.2 Andere bouwwerken geen overkappingen zijnde
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
    bouwwerken   max. bouwhoogte  
    palen en masten   10 m  
    reclametekens   3 m  
    verlichtingsmasten en antenne-installaties, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn   12 m  
    luifels   6 m  
    erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
  • b. legale overkappingen die bestaan ten tijde van het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
3.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • c. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
3.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.2 :

  • a. ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
    • 3. in een 'beschermd stadsgezicht' of 'gemeentelijk stadsgezicht' en bij een 'rijksmonument', 'gemeentelijk monument' of 'waardevol pand', nadat schriftelijk advies is ingewonnen van de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Monumentencommissie).
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting en bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro);
  • b. opslag ten behoeve van bedrijvigheid die op grond van dit artikel is toegestaan, is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de achtergevel;
  • c. met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1 onder b, is detailhandel uitgesloten behalve voor productiegebonden detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  • d. kantoren zijn enkel toegestaan als de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het hoofdgebouw.
3.6 Afwijking
3.6.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 in de bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 3.7 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
  • c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 3.7 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Monumentencommissie).
3.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8.1 Omgevingsvergunning voor cultuurhistorische waarden

Behoudens het bepaalde in sublid 3.8.2, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw), verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van gevels die gericht zijn naar openbaar gebied;
  • b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de dakconstructie;
  • c. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 3.8.1 onder a en b, indien geen aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage 1 is toegevoegd aan deze regels en daar deel van uitmaken;
  • d. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder 3.8.1, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen Monumentencommissie).
3.8.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 3.8.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden aan percelen/panden die reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.
3.8.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.