direct naar inhoud van Artikel 13 Groen
Plan: Berg-Utrechtseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00049-0302

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. watergangen en -partijen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' (sz) tevens een speelvoorziening;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zichtlijn' (sg-zl), tevens voor het realiseren / instandhouden van een zichtlijn;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 't Weitje/trapveld' (sg-wt), tevens voor het gebruiken van de groenvoorziening als trapveld;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ondergrondse parkeervoorziening' (sg-opv), tevens voor een ondergrondse parkeervoorziening;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' zijn voorzieningen toegestaan ten behoeve van waterberging;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals abri's, telefooncellen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

13.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen/nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen/nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen / nutsvoorzieningen mogen binnen de bestemming worden gerealiseerd met een bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ondergrondse parkeervoorziening' (sg-opv), mag een ondergrondse parkeervoorziening worden gerealiseerd mits deze dusdanig diep wordt aangelegd, dat het bovenliggende maaiveld een groene inrichting kan krijgen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' mogen tevens ondergrondse bouwwerken/gebouwen worden gerealiseerd ten dienste van de waterberging.

13.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, schakelkasten, pergola's, straat- en pleinmeubilair, glascontainers, (beeldende) kunstwerken, kleine speeltuigen, perceelsafscheidingen en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en de voet- en fietspaden;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max. bouwhoogte  
    palen en masten   10 m  
    reclametekens   3 m  
    verlichtingsmasten en antenne-installaties   12 m  
    straatmeubilair   4 m  
    verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
    erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  
  • c. legale overkappingen die bestaan ten tijde van het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
13.3 Afwijking
13.3.1 Afwijkende maatvoering andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 13.2.2 voor:

  • a. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
  • b. het bouwen van bewegwijzering, licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere hoogte;


een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • I. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • II. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • III. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
  • IV. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

13.3.2 Toestaan speelvoorzieningen op andere locatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 onder f, voor het toestaan van speelvoorzieningen op een locatie waar geen aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelvoorziening' (sco-sv) is opgenomen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving.

13.3.3 Wegen en parkeervoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 teneinde wegen en parkeervoorzieningen toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkeersafwikkeling dan wel in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied;
  • b. de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen;
  • c. een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het ruimtelijk beeld van het openbaar (groen)gebied;
  • e. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het gebruik van belendende percelen.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) speelvoorzieningen of voet- of fietspaden aan te leggen, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m²;
  • b. een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • c. het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
    • 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.