direct naar inhoud van Artikel 10 Kantoor
Plan: Centraal Stadsgebied-zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00004-0301

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw): de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.
10.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

10.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. de gootbouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag - mits stedenbouwkundig aanvaardbaar:
    • 1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20m2;
    • 2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
    • 3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;
  • h. dakkapellen en/of dakopbouwen op vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken , zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen.
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   8 m  
verlichtingsmasten   8 m  
overkappingen achter de voorgevelrooilijn   3 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn   2 m  
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. het waarborgen van de diversiteit en afwisseling in bebouwingstypologie;
  • b. het behouden van de open ruimtes tussen de bouwblokken ter waarborging van de bebouwingsstructuur en ter voorkoming van het ontstaan van aaneengesloten straatwanden;
  • c. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm aansluiting wordt gezocht bij de bestaande, meest voorkomende, kappen;
  • d. de breedte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de breedte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
  • e. de bouwdiepte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw of bij vergroting van de bestaande hoodfbebouwing;
  • f. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken;

    voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.
10.4 Afwijking van de bouwregels
10.4.1 bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.3, onder b ten behoeve van het bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen en van het straat- en bebouwingsbeeld.

10.4.2 bouwen van bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, mits er geen sprake is van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.

10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 10.5.a, indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
  • c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder 10.5.a, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Wijziging naar Gemengd - 2

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen ten behoeve van functies uit de bestemming Gemengd - 2, mits de wijziging geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en waarbij wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormen Amersfoort 2009 d.d. 27 januari 2009.