Plan: | Soesterkwartier |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00003-0301 |
Bij de Nederlandse natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. Europese wetgeving op dit gebied, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.
Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet.Bij soortenbescherming gaat het om het beschermen van individuele soorten flora en fauna, binnen en buiten beschermde gebieden. Naast de flora- en faunawet en de daarin genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de Rode Lijsten. Ze hebben geen wettelijke status, maar geven wel de kwetsbaarheid van soorten aan. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna is uitgestorven of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort die bescherming geniet onder de Flora- en faunawet kan ook op de Rode Lijst voorkomen, maar een soort op de Rode Lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en faunawet.Tot slot dient de Oranje lijst genoemd te worden. Dit is de lijst van bedreigde soorten binnen de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiertoe is de trend van het voorkomen van de dier- en plantsoorten in Utrecht sinds 1975 geanalyseerd en er is bepaald welke soorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar" of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en voor de plantgroepen: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met de Flora- en faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemming(wijziging) wordt mogelijk gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan de nodige duidelijkheid te bestaan omtrent de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.
Gebiedsbeschermingvindt plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere habitats en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde, wanneer een plangebied in of nabij een Natura2000gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is een gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of bij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een Speciale Beschermingszone (sbz) van een NATURA2000gebied ligt. Als een plan of project in of bij een sbz ligt, wordt van een gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura2000gebied worden onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dwingende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Er moeten dan wel voor aanvang van het plan of project passende maatregelen worden genomen om de natuurwaarden volledig te compenseren.
In de structuurvisie van de provincie Utrecht en het Natuurgebiedsplan Eemland is de bestaande en nog te realiseren Ecologische hoofdstructuur (EHS) aangegeven. De begrenzing van de Ecologische hoofdstructuur (de zogenaamde groene contour) is op onderstaande kaart aangegeven.
Binnen de EHS worden beperkingen en randvoorwaarden gesteld aan de ruimtelijke ontwikkelingen. Zo dient getoetst te worden of de voorgenomen ontwikkelingen in het beleid van provincie en gemeente passen. Daarnaast is voor het kunnen realiseren van bepaalde ontwikkelingen compensatie van natuurwaarden aan de orde.
Aangezien er sprake is van een conserverend bestemmingsplan zijn er geen consequenties voor de aanwezige planten en dieren.
Natuurbeschermingswet in relatie tot het plangebied
Het voorliggende plangebied is niet gelegen in of nabij een beschermingszone. In of bij het plangebied ligt geen beschermd natuurmonument.
Ecologische verbindingszones in relatie tot het plangebied
In het plangebied lopen geen ecologische verbindingszones. Vóór de aanleg van de Kersenbaan was het spoor met de bijbehorende bermen een belangrijke verbindingszone tussen Birkhoven en de gebieden ten zuiden van Amersfoort. Met name de hazelworm werd regelmatig in de buurt van dit spoor aangetroffen. Met de aanleg van de Kersenbaan is dit leefgebied verdwenen. De nu nog zeer beperkt aanwezige bermen spelen hooguit nog een rol voor vlinders en insecten. Vanaf de Leusderweg speelt het spoor en haar bermen nog wel een belangrijke rol als leefgebied voor ondere andere de hazelworm en zeldzame planten.
Soortenbescherming in relatie tot het plangebied
De aanwezigheid van soorten is alleen in de groengordel nader onderzocht. In het hele plangebied is de aanwezigheid van vleermuizen aannemelijk, dit betekent dat er bij sloop/renovatie van panden rekening mee moet worden gehouden, evenals bij het kappen van bomen. Verder is de aanwezigheid van gierzwaluwen bekend. De gierzwaluw (evenals de boeren-, huis- en oeverzwaluw) is tijdens de broedtijd van 1 mei tot 15 augustus beschermd, daarnaast is voor deze soorten ook het verwijderen van nesten buiten het broedseizoen strafbaar. Bij renovatie en nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met deze soort. Zo kunnen er vrij eenvoudig gierzwaluwneststenen ingemetseld worden bij nieuwbouw. Hiermee wordt nestgelegenheid voor de toekomst gecreëerd.
De Groengordel in het Soesterkwartier vormt het belangrijkste groengebied van de wijk, zowel voor bewoners van de aanliggende wijken als voor ecologie en natuur. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt zijn er geen consequenties voor de aanwezig planten en dieren.
Middels gericht beheer is leefgebied ontstaan voor diverse waardevolle soorten flora en fauna. De abiotische omstandigheden bieden mogelijkheden om de kwaliteit met betrekking tot natuurwaarden sterk te verbeteren door een aantal beheersmaatregelen uit te voeren.
Ten overvloede wordt per soort kort ingegaan op de resultaten van in 2008 uitgevoerd veldonderzoek (in het kader van het Groenbehhersplan voor de groengordel) en beheersmaatregelen die getroffen kunnen worden om de situatie voor deze groep te verbeteren.
Flora
De aanwezige flora is kenmerkend voor parken en groenzones in stedelijk gebied. Veelal betreft het algemeen voorkomende soorten, zowel van voedselrijke natte milieus als drogere, voedselarme omstandigheden. Daarmee is de variatie in het gebied groot. Met name het voorkomen van dubbelloof op de oever van de sloot achter Vreeland is waardevol. Door lokaal het beheer van gazons te extensiveren, kunnen kruidenrijke vegetaties worden gecreëerd welke van belang zijn voor een groot aantal insecten en andere fauna. Hier kunnen waardevolle vegetaties ontstaan met soorten als pinksterbloem en penningkruid (vochtig) en struikheide en grasklokje (droog en voedselarm).
Sprinkhanen
De Groengordel heeft momenteel een beperkte waarde voor sprinkhanen. Alleen de grazige en kruidenrijke vegetatie in groenzone langs de Enk is van belang voor veldsprinkhanen, de overige grazige vegetaties in de Groengordel worden te intensief onderhouden (gazon), de abiotische omstandigheden zijn ongunstig (voedselrijk en vochtig) en/of de vegetatie is te dicht, waardoor sprake is van een ongunstig microklimaat. Door het voeren van (extensief) beheer dat is gericht op verschraling en het creëren van structuur in vegetatie worden voor deze soorten mogelijkheden geschapen. Voor soorten die meer gevonden zijn aan ruigte of vegetaties met veel verticale structuren (spitskopjes, grote groene sabelsprinkhaan, kustsprinkhaan) is te weinig aanbod van geschikt leefgebied. Voor deze soorten is het creëren van brede mantel-zoomvegetaties en extensief beheer van slootkanten en oevers van belang.
Dagvlinders
De aangetroffen en te verwachten dagvlindersamenstelling is karakteristiek voor een stedelijk groengebied: een hoog aandeel stadsvlinders aangevuld met vlinders van bos en struweel. Soorten van grasland zijn ondervertegenwoordigd en in hun voorkomen beperkt tot een marginaal leefgebied aan de rand van het gebied. De meeste waarnemingen van dagvlinders zijn gedaan op een locatie waar het beheer is afgestemd op dagvlinders (de vlindertuin) of waar natuurvriendelijk beheer wordt uitgevoerd (mantel-zoomvegetatie) en rond het volkstuincomplex, waar sprake is van een hoog aanbod nectarplanten. Het westelijk deel van de groengordel is belangrijk leefgebied van de Sleedoornpage, een soort van de Rode lijst.
Libellen
De Groengordel is momenteel niet van belang voor libellen, voornamelijk als gevolg van de beperkte kwaliteit van de aanwezige wateren. Te treffen maatregelen zijn gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit, daarnaast zal het aanleggen van een poel direct positief effect hebben en nieuwe soorten aantrekken.
Vissen
In de Groengordel is slechts zeer beperkt leefgebied voor vis aanwezig, dat bovendien sterk wordt beïnvloed door de toegift van voedingsstoffen. Hierdoor is naar verwachting sprake van een eenzijdig visbestand bestaande uit soorten die tolerant zijn met betrekking tot deze omstandigheden (blankvoorn, brasem, karper) en niet afhankelijk zijn van de aanwezigheid van schoon, helder en zuurstofrijk water met (ondergedoken) waterplanten.
Amfibieën
Naar verwachting komen in de Groengordel vier soorten amfibieën voor, alle algemeen voorkomende soorten van parken en groenzones in stedelijk gebied. Landbiotoop is in voldoende mate aanwezig in de vorm van (bos)plantsoen, volkstuinen en extensief beheerde mantel-zoomvegetaties. De hoeveelheid en kwaliteit van het open water is beperkt. Dit is veelal het gevolg van achterstallig beheer, waardoor sprake is van ophoping van organisch materiaal, of aanwezigheid van vis. De toevoer van nutriënten (brood, vissenvoer) en aanwezigheid van een grote groep soepeenden in de visvijver is niet bevorderlijk voor gebruik van deze waterpartij als voortplantingswater door amfibieën. Voornamelijk door de beperkte kwaliteit en kwantiteit van het voortplantingswater wordt verwacht dat de dichtheid aan amfibieën laag is.
Vogels
De Groengordel is van belang als leefgebied voor algemeen voorkomende soorten van stedelijk gebied. Als gevolg van de recreatie druk op het gebied worden geen verstoringsgevoelige soorten verwacht.
Grondgebonden zoogdieren
In de Groengordel worden diverse algemeen voorkomende soorten grondgebonden zoogdieren verwacht. Dit zijn veelal soorten die algemeen voorkomen in stedelijk gebied en bestand zijn tegen verstoring door recreanten en aanwezigheid van katten en loslopende honden. Voor soorten die hoge eisen stellen aan de inrichting van hun leefgebied en een groot territorium (leefgebied) is de Groengordel ongeschikt.
Vleermuizen
De Groengordel is van belang als foerageergebied voor de lokale populatie van gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Daarnaast worden ruige dwergvleermuis en gewone grootoorvleermuis foeragerend verwacht. Voor andere soorten heeft het gebied momenteel geen belang. Een beheer dat is gericht op het behouden en creëren van insectenrijke biotopen is gunstig voor vleermuizen.