direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Waardenburg-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BPwaardenburgwest-1303

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. de uitoefening van agrarische activiteiten;
  • c. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m, met dien verstande dat voor 25% van het bouwvlak de goothoogte maximaal 6,5 m mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • d. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80%.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. De woning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de naar de openbare weg gelegen aanduidingsgrens van de aanduiding 'bedrijfswoning' dan wel op een afstand van maximaal 2,5 m daarachter.
  • c. Per aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. De bedrijfswoning mag uitsluitend binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd.
    • 2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
    • 3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
    • 4. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bij een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60 m².
  • c. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen 2,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van pergola's niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 6 m mag bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer dan 8 m mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola's niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van maximaal één vrijstaande reclamemast per bouwperceel niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 6 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Het is niet toegestaan de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming, waaronder tevens risicovolle inrichtingen worden verstaan.

3.4.2 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij sprake is van het be- en verwerken (o.a. verkoopklaar maken) van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf.

3.4.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.