direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: 't Overrijke
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BPoverrijke-1305

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': een bedrijf in de milieucategorie 1 dan wel 2, zoals genoemd in bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': een bedrijf in de milieucategorie 1, 2 dan wel 3.1, zoals genoemd in bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation': een gastontvangstation';
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat minimaal 3 meter uit de aan de zij- en achterkant gelegen perceelsgrens gebouwd dient te worden;
  • b. voor zover de gebouwen op kortere afstand dan 3 meter uit de aan de zij- en achterkant gelegen perceelsgrens gebouwd zijn, ten tijde van het ter inzage leggen het ontwerp van dit bestemmingsplan, gelden de bestaande maten als minimale maten;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) ’ is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 2,5 m daarachter;
  • b. per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’ is aangegeven;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Bij een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 60 m²;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kraan' niet meer dan 20 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte op het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation' niet meer dan 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen;
    • 5. de stapelhoogte van goederen niet meer mag bedragen dan 8 meter;
    • 6. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer dan 8 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte op het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation' niet meer dan 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Parkeren

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie.

3.3.2 Verboden gebruik

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt het volgende in elk geval verstaan:

  • a. inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. detailhandel anders dan in volumineuze goederen, als nevenassortiment ten dienste van en ondergeschikt aan de functie genoemd in 3.1 onder a en b met een maximum van 30% van het bruto vloer oppervlak;
  • d. kantoren, behoudens kantoren als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf. Per bedrijf mag het kantoorvloeroppervlak niet meer bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m²;
  • e. wonen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. opvang van groepen verminderd zelfredzame personen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder d, voor het toestaan van een hoger bebouwingspercentage met een maximum van 80%.

3.4.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • b. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • c. gebouwen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat minimaal 3 meter uit de aan de zij- en achterkant gelegen perceelsgrens gebouwd dient te worden;
  • d. indien aangetoond wordt dat vanuit bedrijfseconomische motieven verhoging van het bebouwingspercentage voor het voortbestaan van het bedrijf noodzakelijk is.
3.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4, voor het toestaan van erfafscheidingen met een maximale hoogte van 2,5 m.

3.4.4 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.3 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • b. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • c. verhoging van de erfafscheiding stedenbouwkundig en ruimtelijk inpasbaar is;
  • d. verhoging van de erfafscheiding verkeerskundig verantwoord is;

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van situering, materiaalgebruik en uitvoering van de erfafscheiding.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Milieucategorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a en b, om:

  • a. om bedrijven toe te staan in één categorie hoger van in 3.1 onder a en b genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in 3.1 onder a en b genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactivitetien zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in 3.1 onder a en b genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

3.5.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en uitgangspunten van het plan niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.5.3 Nevengeschikte activiteit bij bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 lid d. voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de omgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.