Kern Hellouw
Status: | Onherroepelijk |
Idn: | NL.IMRO.0304.BPhellouw-1305 |
Artikel 13 Leiding - Riool
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leidingen – Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de ondergrondse rioolpersleiding en met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.
13.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse rioolpersleiding tot een maximale bouwhoogte van 3 m ;
bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen en met in achtneming van de daarvoor geldende bouwregels, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
De bij de bestemming betrokken bouwregels worden in acht genomen.
Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding.
Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);
het aanplanten van diepwortelende beplantingen en bomen en het bebossen van gronden;
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels (anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
het opslaan van goederen (waaronder begrepen afvalstoffen).
13.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
noodzakelijk zijn voor hetuitvoeren van een bouwplan, waarvoor op grond van lid 13.3 een omgevingsvergunning is verleend;
het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.
Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.