direct naar inhoud van Regels

Kern Hellouw

Status: Onherroepelijk
Idn: NL.IMRO.0304.BPhellouw-1305

Artikel 12 Wonen

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen;

  3. bedrijven aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis':

  4. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';

  5. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

  6. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangegeven bouwwerken;

  7. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ aangegeven bouwwerken;

  8. tuinen, erven en verhardingen;

  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’/’twee-aaneen’/’vrijstaand’ mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd.

  2. Hoofdgebouwen dienen binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.

  3. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2,5 m daarachter.

  4. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  5. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

  6. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘vrijstaand’ mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;

  2. ‘twee-aaneen’ mag aan één zijde niet minder dan 2,5 m bedragen;

  3. ‘aaneengebouwd’ mag alleen bij de eindwoningen: niet minder dan 2,5 m bedragen.

 

12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  3. Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;

  4. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan:

  1. 40 m², indien het bouwperceel kleiner is van 160 m²;

  2. 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 160 m² en minder dan 240 m²;

  3. 60 m², indien het bouwperceel groter is dan 240 m²;

  4. 75 m², indien het bouwperceel groter is dan 1.500 m²;

met dien verstande, dat de bovengenoemde maten uitsluitend mogen worden overschreden door een hobbykas van maximaal 6 m² en onder de voorwaarde dat achter de woning een eigen buitenruimte aanwezig moet blijven van minimaal 25 m².

  1. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.

  4. De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning mag niet minder bedragen dan 3 m.

  5. In afwijking van het bepaalde onder a en b, mag op de gronden behorende tot de voortuin per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;

  2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;

  3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

  1. Voor zover de bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, ten tijde van het ter inzage leggen het ontwerp van dit bestemmingsplan, groter zijn dan deze regels maximaal toelaten, gelden de bestaande maten als maximale maten.

 

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen;

  4. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer dan 8 m mag bedragen;

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitsluiting van reclamemasten) niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van het bepaalde in lid 12.2.2 onder b, voor bouwen van een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan 3 m van de voorgevelrooilijn dan wel geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevelrooilijn, met dien verstande, dat:

  1. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;

  2. door de bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige gronden aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning van het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;

  3. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;

  4. de oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 20 m² bedraagt;

  5. de goothoogte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 2,75 m bedraagt;

  6. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevelrooilijn wordt gebouwd, (geheel of nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;

  7. de afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal 3 m bedraagt;

  1. van het bepaalde in lid 12.2.2 onder e voor een goothoogte tot maximaal 5 m, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er mag geen tweede bouwlaag ontstaan;

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;

  1. van het bepaalde in lid 12.2.2 onder d voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen tot maximaal:

  1. 55 m², indien het bouwperceel kleiner is van 160 m²;

  2. 35% van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 160 m² en minder dan 240 m²;

  3. 75 m², indien het bouwperceel groter is dan 240 m²;

  4. 90 m², indien het bouwperceel groter is dan 1.500 m²;

  1. van het bepaalde in lid 12.2.2 onder h voor een afstand van en vrijstaande bijgebouw tot het hoofdgebouw tot minder dan 3 m, met dien verstande dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast;

  2. van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a ten behoeve van het realiseren van een andere bouwwijze, die tot gevolg heeft dat binnen hetzelfde bouwvlak een extra woning kan worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

  1. de cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten intact blijven;

  2. het grondoppervlak niet wordt vergroot en de bestaande situering niet gewijzigd;

  3. het gebouw gesplitst wordt in maximaal twee woningen;

  4. het te splitsen gebouw een inhoud heeft van minimaal 700 m³ en de beide woningen na splitsing een inhoud hebben van minimaal 350 m³ per woning;

  5. de totstandkoming van een goed woonklimaat dient te zijn gegarandeerd c.q. er geen milieu hygiënische bezwaren bestaan tegen realisering van de extra woning;

  6. er geen verstoring van de parkeerbalans in de omgeving optreedt;

  7. de woningsplitsing past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

 

12.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

12.4.2 Bedrijven aan huis

Binnen de bestemming ‘Wonen’ zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' bedrijven aan huis toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.1 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Detailhandel is niet toegestaan.

  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.