direct naar inhoud van Regels

Kern Hellouw

Status: Onherroepelijk
Idn: NL.IMRO.0304.BPhellouw-1305

Artikel 10 Verkeer

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. ondergrondse waterzuivering met een oppervlakte van minimaal 120 m2 ter plaatse van de aanduiding 'waterberging'.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de ondergrondse waterberging worden gebouwd.

  2. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding 'waterberging':

  1. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);

  2. het aanleggen van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanplanten van groenvoorzieningen, zoals bomen en struiken;

  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;

  5. het opslaan van goederen;

  6. het aanbrengen van drainages.

 

10.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. noodzakelijk zijn voor de aanleg of het onderhoud van de ondergrondse waterbegring en waterzuivering;

  2. voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming en/of van ondergeschikte betekenis zijn;

  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

10.3.3 Toelaatbaarheid

  1. De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het belang van de waterbergingh en waterzuivering daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

  2. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.