Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Woongebieden Gemeente Dronten (D1000)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0303.D1000-0ONH

Regels

 
1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:
het bestemmingsplan Woongebieden Gemeente Dronten (D1000) met identificatienummer NL.IMRO.0303.D1000-0ONH van de gemeente Dronten;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.6 ABC-goederen:
auto’s, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
 
1.7 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1,0 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.8 afhaalpunt:
een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen en/of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;
 
1.9 archeologisch deskundige:
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of programma’s van eisen op te stellen en te toetsen;
 
1.10 archeologisch monument:
terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;
 
1.11 archeologisch rapport:
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
 
1.12 archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
 
1.13 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
 
1.14 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
 
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.16 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.17 bed and breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de bestaande gebouwen aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
 
1.18 bedrijf:
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;
 
1.19 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
 
1.20 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.21 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een (detailhandels)bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 
 
1.22 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.23 beperkt kwetsbaar object:
  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  4. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  5. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder d, vallen;
  8. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen
  9. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en:
  10. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.24 bestaand:
  1. bij bouwwerken: bestaande legale bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  2. bij gebruik: bestaand legaal gebruik ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond met uitsluiting van onderbouw, zolder of dakopbouw;
 
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.32 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.34 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.35 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, niet zijnde een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.36 commerciële dienstverlening:
dienstverlening gericht op het maken van winst;
 
1.37 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
 
1.38 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:
een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;
 
1.39 dagrecreatie:
het recreëren/ vrijetijdsbesteding buiten de woning zonder dat daar een overnachting mee gemoeid is;
 
1.40 (dag)recreatief medegebruik:
dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger, speelvoorzieningen, voet-, fiets- en ruiterpaden een rust- en picknickplaats met bijbehorend meubilair, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
 
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een afhaalpunt;
 
1.42 dienstverlening:
het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten aan personen zoals reisbureaus, kappersbedrijven, wasserettes en instellingen inzake welzijn en gezondheidszorg, niet zijnde een seksinrichting en/of een afhaalpunt;
 
1.43 educatief medegebruik:
een educatief gebruik van gronden en bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;
 
1.44 eerste bouwlaag:
bouwlaag ter plaatse van de begane grond;
 
1.45 endurancebaan:
een baan waarop paarden getraind worden ten behoeve van de endurancesport;
 
1.46 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
 
1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
 
1.48 evenement:
een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) Dronten 2016 of de rechtsopvolger daarvan;
 
1.49 extensief agrarisch medegebruik:
een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
 
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.51 geluidbelasting:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in de dB(a) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaalde weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
1.52 geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein;
 
1.53 geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in het Besluit Geluidhinder Spoorwegen;
 
1.54 geluidbelasting vanwege een weg:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
1.55 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
 
1.56 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
 
1.57 geluidrelevante evenementen:
een evenement dat:
  1. in een gebouw plaatsvindt en meer dan 80 dbA bronvermogen heeft,
  2. buiten een gebouw plaatsvindt en geluidbronnen kent in de vorm van muziekgeluid, versterkt stemgeluid of installaties.

1.58 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
 
1.59 grondgebonden woning:
een woning, niet zijnde een woning onderdeel uitmakende van een woongebouw, die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de woonlagen aansluit op het maaiveld.
 
1.60 grondwaterpeil:
bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt;
 
1.61 hippische detailhandel:
detailhandel van de op paarden betrekking hebbende producten, waaronder begrepen ruiter/amazone kleding, schoenen & laarzen, zwepen, paardendekens, voeding & voedingssupplementen, zadels, hoefijzers, -nagels, -raspen en daarmee gelijk te stellen producten, niet zijnde een afhaalpunt;
 
1.62 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.63 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.64 hoofdverblijf
de plaats waar een persoon gedurende een jaar de meeste nachten doorbrengt in combinatie met de plaats waar hij of zij zijn of haar sociaal en maatschappelijk leven heeft;
 
1.65 horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
 
1.66 horeca:
een groep van horeca-activiteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabijgelegen of omringende woonomgeving, te weten als:
  1. categorie 1: (Lichte horeca) aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, zoals een broodjeszaak, croissanterie, lunchroom / ijssalon, koffie- / theehuis en de daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  2. categorie 2: (middelzware horeca) bedrijven die normaal gesproken ook ’s nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een hotel, restaurant, pension, automatiek, snackbar / cafetaria en de daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  3. categorie 3: (zware horeca) Bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich kunnen meebrengen, zoals een bar, bierhuis, café, zalenverhuur, discotheek, dancing, nachtclub, partycentrum, en daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.67 horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
 
1.68 ijsbaan:
een ijsoppervlak dat vrij van sneeuw gehouden wordt om op te schaatsen, danwel een stuk land waarop in de winter een ondiepe laag water wordt aangebracht om op te schaatsen wanneer de vorst intreedt;
 
1.69 incidenteel evenement:
een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement, waarbij het (zeer) onwaarschijnlijk is dat die gebeurtenis leidt tot risico’s voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu en weinig maatregelen of voorzieningen vergt van het daartoe bevoegd gezag (gedacht kan worden aan een kleinschalig sportevenement);
 
1.70 internetwinkel:
detailhandel waarbij (potentiële) koper enkel en alleen via internet de aangeboden goederen kan bekijken en aankopen, en waarbij de te verhandelen goederen op het perceel waarop het bedrijf is gevestigd mogen worden opgeslagen en waarvandaan deze, indien er sprake is van opslag op het perceel, worden verzonden aan de koper;
 
1.71 jachthaven:
haven voor pleziervaartuigen;
 
1.72 jongeren ontmoetingsplek (JOP):
een in de openbare ruimte gelegen locatie ten behoeve van een ontmoetingsplek voor jongeren;
 
1.73 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een (sta)caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;
 
1.74 kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch of naar aard gelijk te stellen gebied;
 
1.75 kantoor met baliefunctie:
een kantoor waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw, zoals bank, postkantoor, reisbureau;
 
1.76 kiosk:
een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, waarbij de verkoop zich uitsluitend aan het loket voltrekt;
 
1.77 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen meldings- of vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden; 
 
1.78 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines en vergisting, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
 
1.79 kringloopwinkel:
een stichting of vereniging, welke gebruikte goederen inzamelt, selecteert, sorteert en (eventueel) repareert en deze vervolgens te koop aanbiedt, waarbij de opbrengsten uit de verkoop worden gebruikt voor dekking van de gemaakte kosten en/of het financieel ondersteunen van een of meer ideële doelen.
 
1.80 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunst in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.81 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
 
1.82 kwetsbaar object:
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder a;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.83 landschappelijke waarden;
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
 
1.84 landschapsdeskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke instelling of onafhankelijk persoon met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van natuur en landschap;
 
1.85 leisure:
openbaar toegankelijke recreatieve voorzieningen, vrijetijdsvoorzieningen en activiteiten, zowel overdekt als in de open lucht, vooral bedoeld voor beoefening van activiteiten als vrijetijdsbesteding, met als ondergeschikte functie horeca;
 
1.86 ligplaats:
de ruimte die door een pleziervaartuig, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, wordt ingenomen;
 
1.87 logiesverstrekkend verblijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf;
 
1.88 luifel:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een afdak, dat met de ene horizontale kant aan de buitenzijde van een gebouw is bevestigd, terwijl de tegenoverliggende zijde vrij dragend is;
 
1.89 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal)medische, (sociaal)culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en het verenigingsleven, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.90 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
 
1.91 manege:
een bedrijf, dan wel een paardenhouderij, dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport, waarbij het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/ amazone, alsmede het organiseren van wedstrijden, hippische evenementen en andere veegerelateerde activiteiten;
 
1.92 manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
 
1.93 milieucategorie:
een milieucategorie als aangegeven in de VNG-publicatie ‘bedrijven en milieuzonering’, Den Haag, 2009 of de opvolger daarvan;
 
1.94 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
 
1.95 nevenactiviteit:
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
 
1.96 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau blijven voortbestaan;
 
1.97 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.98 ondergronds bouwwerk:
een gebouw, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
 
1.99 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand;
 
1.100 paardrijbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
 
1.101 parkeervoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen voor (gemotoriseerde) voertuigen, (fietsen)stallingen en in- en uitritten;
 
1.102 peil:
  1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.103 peildatum:
het tijdstip van publicatie van het ontwerpbestemmingsplan;
 
1.104 perifere detailhandel:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
 
1.105 perifere detailhandel plus:
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen in een kernwinkelgebied thuishoort, maar die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van fietsen, autoaccessoires, verlichtingsartikelen, dierbenodigdheden, babyartikelen en outdoorartikelen;
 
1.106 permanente bewoning:
de plaats waar een persoon zijn of haar hoofdverblijf heeft;
 
1.107 praktijkruimte:
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;
 
1.108 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
 
1.109 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.110 recreatieverblijf:
een (deel van een) gebouw dat, al dan niet in zijn geheel kan worden verplaatst, en naar de aard en inrichting is bedoeld voor verblijfsrecreatie;
 
1.111 restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
 
1.112 rijstrook:
een strook van de rijbaan van een weg, die voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook, met uitzondering van ventwegen en in- en uitvoegstroken;
 
1.113 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
 
1.114 salonwagen:
een voor bewoning bestemde wagen die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel kan worden verplaatst;
 
1.115 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
 
1.116 terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;
 
1.117 tuincentrum:
een bedrijf waarbinnen bedrijfsmatig bomen, heesters en andere siergewassen worden gekweekt en/of waarbinnen detailhandel in tuininrichtingsartikelen plaatsvindt;
 
1.118 verblijfsrecreatie:
een vorm van recreatie gericht op verblijf van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, voor een bepaalde periode waarbij tenminste één overnachting plaatsvindt;
 
1.119 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke ruimte ten behoeve van detailhandel;
 
1.120 volkstuin:
een perceel waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden onderhouden c.q. geteeld;
 
1.121 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de gevelindeling en/of situering van de oprit en/of de voortuin als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

1.122 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging en/ of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet zijnde periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/ of de daarvoor benodigde stoffen;
 
1.123 wellnesscentrum:
Locatie waar op lichamelijk- en geestelijk welbevinden gerichte trainingen en behandelingen plaatsvinden en waar recreatief verblijf mogelijk is, met uitzondering van overnachtingen. Hieronder worden ook zweminstructies en bij wellness behorende en ondergeschikte horeca verstaan;
 
1.124 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.125 woongebouw:
een gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;
 
1.126 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
 
1.127 woonschip:
een zich op het water bevindend object, dat (nagenoeg) voortdurend dient als woning;
 
1.128 zakelijke dienstverlening:
het verlenen van economische diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus, architecten, accountancy, computerservice en informatietechnologie en daarmee gelijk te stellen sectoren;
 
1.129 zorgwoning:
een woning met bijbehorende voorzieningen, waaronder verblijfsruimten, voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding behoeven.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen:
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel (met uitzondering van dakkapellen, wolfseindekappen en het hoogste punt van lessenaarsdaken);
 
2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van het gebouw of overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, zonnepanelen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.1.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels(en/of het hart van de scheidsmuren);
 
2.1.7 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversiering, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreven.
 
2.3 Ondergronds bouwen:
Bij het berekenen van de te bouwen oppervlakte wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bijbehorende bovengrondse gebouwen, exclusief in- en uitritten van gebouwde parkeervoorzieningen, tenzij in deze regels anders is bepaald.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. cultuurgrond;
  2. gebouwen en overkappingen ten behoeve van schuilgelegenheid voor dieren;
en daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. als gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend schuilgelegenheden ten behoeve van dieren en paardenboxen worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke maximum oppervlakte van schuilgelegenheden bedraagt 50 m²;
  3. de maximum bouwhoogte van schuilgelegenheden bedraagt 3,0 m;
  4. paardenboxen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  5. de maximum goot- en bouwhoogte van paardenboxen bedragen 2,5 m respectievelijk 4,0 m;
  6. een gebouw moet worden voorzien van een kap.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mestopslag.
Artikel 4 Bedrijf
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van
    1. bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
    2. uitsluitend bedrijven uit milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1'.
  2. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  3. dienstverlenende bedrijven;
  4. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
  5. de huisvesting van maximaal 48 arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - huisvesting arbeidsmigranten', onder voorwaarden als genoemd in bijlage 6;
  6. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en/ of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
  3. de minimum afstand van gebouwen en overkappingen tot beide zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 3,0 m, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand als minimum geldt;
  4. het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%);
  5. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
  6. de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
  7. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
  8. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
  9. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. luifels mogen maximaal 1,5 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd;
  3. reclame-uitingen mogen maximaal 0,6 m uit de gevel van een gebouw worden gebouwd;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 10,0 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan die zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met uitzondering van:
    1. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
    2. perifere detailhandel in ABC-goederen;
  4. het gebruik van de gebouwen voor perifere detailhandel zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsbedrijf minder bedraagt dan 1.000 m²;
  5. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30 % van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf tot een maximum van 2.000 m², tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
  6. het gebruik van bedrijfsgebouwen als bedrijfswoning;
  7. het gebruik van een woning en/of bedrijfspanden voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1 van deze regels, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
  8. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven;
  9. het gebruik van de onbebouwde gronden voor (bedrijfsmatige) opslagdoeleinden;
  10. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  11. het gebruik van de gronden als opslagpunt en/of vulpunt voor LPG ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  12. het gebruik van de bouwwerken voor de opslag van vuurwerk;
  13. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening 1
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde risicovolle inrichtingen;
  2. terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen; 
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg;
  2. uitsluitend bedrijven uit milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1', behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf' waar tevens een reparatie- en servicebedrijf voor (en handel in) auto's en motorfietsen is toegestaan;
  3. terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. detailhandel in weggebonden artikelen;
  2. een autowasserij / autowasbox;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m.
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het detailhandel in motorbrandstoffen, bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen betreft.
Artikel 7 Bos
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden van het bosgebied;
  2. natuur- en landschapsbeheer;
met daaraan ondergeschikt:
  1. een endurancebaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - endurancebaan';
  2. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - paardenbak';
  3. extensief agrarisch medegebruik;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  6. educatief- en dagrecreatief medegebruik;
  7. incidentele evenementen;
  8. evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken voor 5 of meer geluidsrelevante evenementen per jaar gerekend.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem en oevervegetaties;
  3. het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren;
  4. het aanleggen of verharden van wegen en paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere bouwhoogte of diepte dan 0,75 m;
  6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  7. het aanleggen van transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
7.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden.
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. detailhandel uitsluitend de eerste bouwlaag;
    2. dienstverlening uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    3. kantoren met een baliefunctie uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    4. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    5. horeca uit categorie 1 en 2 uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    6. ter plaatse van de aanduiding 'centrum' is het gebruik als bedoeld onder artikel 8 lid 1 sub a onder 1 tot en met 4 ook toegestaan op de tweede bouwlaag;
    7. woningen, voor zover het de tweede en hogere bouwla(a)g(en) betreft, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
  2. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. één standplaats per aanduiding voor ambulante handel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. winkelwagenvoorzieningen;
  5. verkeer- en verblijfsdoeleinden;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. ten behoeve van winkelwagenvoorzieningen mogen kleine gebouwen c.q. overkappingen worden gerealiseerd met een maximum bouwhoogte van 3,0 m;
  3. de maximum goot- en/of bouwhoogte van overige gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van palen en masten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 6,0 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de eerste bouwlaag ten behoeve van woningen;
  2. het gebruik ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’;
  3. het gebruik van een woning en/of bedrijfspanden voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1 van deze regels, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
  4. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van horeca uit categorie 3 en naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, tenzij legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  5. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 9 Cultuur en ontspanning - Dierenweide
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Dierenweide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dierenweide
met daaraan ondergeschikt:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. een kinderboerderij;
    2. kinderopvang;
    3. naschoolse opvang;
    4. dagbestedingsactiviteiten;
    5. educatieve doeleinden, niet zijnde een school;
    6. scouting;
    7. ondergeschikte horeca;
  2. evenementen;
  3. tuinen, terreinen en erven;
  4. productiegebonden detailhandel;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  8. parkeervoorzieningen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt;
  2. de maximum bouwhoogte van overkappingen bedraagt 2,5 m;
  3. de maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 250 m².
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor 6 of meer parkeerplaatsen,
  2. het gebruik van gebouwen ten behoeve van ondergeschikte horeca met een vloeroppervlakte groter dan 100 m²;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor 13 of meer evenementen per jaar.
Artikel 10 Cultuur en ontspanning - Wellness
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Wellness' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een wellnesscentrum;
  2. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
  3. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. horeca;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeer- en verblijfsdoeleinden;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
10.2 Bouwregels
 
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en/ of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
  3. de maximum bouwhoogte van overkappingen bedraagt 2,5 m;
  4. het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
  5. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
  6. de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
  7. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
  8. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
  9. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
  10. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen gebouwen ten behoeve van een wellnesscentrum buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. de gezamenlijke maximum oppervlakte van de gebouwen 40 m² bedraagt;
    2. de maximum bouwhoogte van gebouwen 2,5 m bedraagt.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  3. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  4. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 11 Detailhandel - Tuincentrum 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. een tuincentrum, al dan niet in combinatie met detailhandel in planten, struiken, bomen en andere tuinbenodigdheden, tuinwaren, en naar de aard daarmee gelijk te stellen zaken, waaronder kassen, ten behoeve van de inrichting van tuinen en bouwwerken;
    2. ondergeschikte horeca uit categorie 1;
    3. detailhandel in dieren, kleding, tuinspeelgoed, outdoorartikelen, hengelsportartikelen, fietsen, huishoudelijke artikelen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen en bijbehorende accessoires;
  2. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
  3. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen (exclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning)
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen (exclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning) gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één tuincentrum worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 5.200 m²;
  3. gebouwen en overkappingen moeten achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  4. op gebouwen zijn dakopbouwen en dakkapellen, die niet vergunningsvrij zijn op grond van artikel 2 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet toegestaan;
  5. de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
  6. de minimum dakhelling en/of maximum dakhelling bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)' aangegeven dakhelling, tenzij de bestaande dakhelling minder respectievelijk meer bedraagt, in welk geval de bestaande dakhelling als minimum respectievelijk maximum geldt.
11.2.2 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
  2. de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning moet(en) voor dan wel in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel(s) van gebouwen, kassen en overkappingen worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke maximum inhoud van een bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt 1.500 m³;
  4. de minimum en maximum dakhelling van een bedrijfswoning bedragen 30 graden respectievelijk 60 graden;
  5. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m respectievelijk 8,0 m;
  6. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60 graden;
  7. vrijstaande bijbehorende bouwwerken moeten volledig binnen een afstand van 25,0 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  8. bijbehorende bouwwerken moeten achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt, voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, 2,0 m²;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 10,0 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. het gebruik van de gronden als erf behorende bij de bedrijfswoning, buiten een zone van 25,0 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoning;
  4. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  5. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte lichte horeca tot een maximum vloeroppervlakte van 250 m², waarbij de horeca uitsluitend inpandig gevestigd mag zijn en waarbij de openingstijden gelijk moeten zijn aan de openingstijden van het tuincentrum zelf.
Artikel 12 Detailhandel - Tuincentrum 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen, ten behoeve van een tuincentrum;
  2. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen (exclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning)
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één tuincentrum worden gebouwd;
  2. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.
12.2.2 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
  2. de maximum goot- en/ of bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
  3. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
  4. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van de oppervlakte van het erf bij de bedrijfswoning onbebouwd blijft;
  5. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m;
  6. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60°;
  7. de maximum diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt 4,0 m, gemeten vanaf de van de weg gekeerde gevel (achtergevel).
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 6,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  4. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 13 Gemengd - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de scouting;
  2. gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen in de vorm van buitenschoolse opvang;
  3. een klimtoren ten behoeve van de scouting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - klimtoren';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. educatief en dagrecreatief medegebruik;
  4. een kampeerterrein ten behoeve van de scouting;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden van het bosgebied;
  7. natuur- en landschapsbeheer;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 1.000 m²;
  2. de maximum goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt;
  3. de maximum bouwhoogte van overkappingen bedraagt 3,0 m;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c bedraagt de maximum bouwhoogte van een klimtoren 20,0 m.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen bouwwerken en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere bouwhoogte of diepte dan 0,75 m;
  4. het vellen of rooien van houtgewas en/of het kappen van bomen;
  5. het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren.
13.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 13 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken en overkappingen zijnde, en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden.
Artikel 14 Gemengd - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in bijlage 2 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn;
    2. dienstverlenende bedrijven;
    3. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijke voorzieningen';
    4. een kringloopwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  3. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
14.2 Bouwregels
 
14.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en/of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'detailhandel', in welk geval detailhandel in de vorm van een kringloopwinkel is toegestaan;
  2. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'garage', anders dan ten behoeve van stalling en opslag;
  3. het gebruik van de gronden voor een maatschappelijke functie, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’.
Artikel 15 Gemengd - 3
 
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. maatschappelijke voorzieningen;
    2. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en/of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: 
  1. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  2. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 16 Groen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. paden;
  4. parkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  5. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. bijbehorende bouwwerken bij woningen en woonschepen, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  7. een zend- en ontvangstinstallatie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  8. een jongeren ontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding ‘jongeren ontmoetingsplek’;
  9. een tennisbaan, ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
  10. een zwembad, ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  11. algemene voorzieningen ten behoeve van het wonen zoals een ontvangstruimte en een vergaderruimte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1';
  12. opslag ten behoeve van onderhoud en beheer van een park, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2';
  13. incidentele evenementen;
  14. evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  15. monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - monument';
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk';
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. kleinschalige duurzame energieopwekking;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
16.2 Bouwregels
 
16.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderhoudsgebouw', met een maximum bouwhoogte van 4,0 m.
  3. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1', met een maximum bouwhoogte van 6,0 m en een maximum oppervlakte van 120 m²;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2', met een maximum bouwhoogte van 4,0 m en een maximum oppervlakte van 60 m²;
  5. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijbehorende bouwwerken bij woningen en woonschepen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    1. het maximum aantal bijbehorende bouwwerken per woning of woonschip bedraagt één;
    2. de maximum oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt 35 m²;
    3. de maximum bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt 3,0 m.
  6. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek' waar maximaal één gebouw of overkapping mag worden gebouwd, mits:
    1. de maximum oppervlakte van het gebouw of de overkapping 15 m² bedraagt;
    2. de maximum bouwhoogte van het gebouw of de overkapping 3,0 m bedraagt;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, verkeerssituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor 5 of meer geluidsrelevante evenementen per jaar voor de locatie aan de Greente in Swifterbant;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor 3 of meer geluidsrelevante evenementen per jaar voor de locatie aan de Dreef 2 in Biddinghuizen.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het aanleggen of verharden van paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
16.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 16 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
16.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden.
Artikel 17 Kantoor - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Kantoor - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren;
  2. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
17.2 Bouwregels
 
17.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de minimum en maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt minimaal c.q. maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte minder c.q. meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als minimum c.q. maximum geldt;
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van een gebouw als kantoor, indien de bedrijfsvloeroppervlakte minder dan 400 m² respectievelijk meer dan 750 m² bedraagt.
Artikel 18 Maatschappelijk
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor;
    1. een bijenvereniging, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – bijenvereniging’;
    2. een jongerenvereniging, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - jongerenvereniging’;
    3. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
    4. een toren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren';
    5. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    6. detailhandel in land- en cultuurgebonden versproducten en kruidenierswaren, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 25 m² zonder reclame-uitingen en uitstalling van producten;
  2. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
  3. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. horeca;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, kunstobjecten en een loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug'.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
  3. het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het aangegeven percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%);
  4. in afwijking van punt c bedraagt de gezamenlijke maximum oppervlakte van de gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)', ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte;
  5. het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één per aanduiding;
  6. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
  7. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van de oppervlakte van het erf bij de bedrijfswoning onbebouwd blijft;
  8. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 m;
  9. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60°;
  10. in afwijking van het bepaalde onder a t/m i gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – bijenvereniging’ de volgende regels:
    1. de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen bedraagt 75 m²;
    2. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3,0 m.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van columbaria, kunstobjecten en, speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van klokkenstoelen bedraagt 7,0 m;
  5. de maximum bouwhoogte van loopbruggen bedraagt 12,5 m;
  6. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m;
  7. in afwijking van het bepaalde onder a t/m e geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – bijenvereniging’ de volgende regel:
    1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gebouwen voor woonfuncties, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘bedrijfswoning’;
  2. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  3. het gebruik van gronden ten behoeve van een bijenvereniging, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van maatschappelijk – bijenvereniging’;
  4. het gebruik van gronden ten behoeve van een jongerenvereniging, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van maatschappelijk – jongerenvereniging’;
  5. het gebruik van gronden ten behoeve van commerciële - en zakelijke dienstverlening;
  6. het gebruik van gronden ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als 'detailhandel', in welk geval detailhandel in land- en cultuurgebonden versproducten en kruidenierswaren met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 25 m² zonder reclame-uitingen en uitstalling van producten is toegestaan;
  7. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  8. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 19 Maatschappelijk - Wooncentrum en zorginstelling
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Wooncentrum en zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van wooncentra en zorginstellingen, al dan niet in combinatie met:
    1. voorzieningen ten behoeve van verpleging en verzorging;
    2. sociale en medische voorzieningen;
  2. maatschappelijke voorzieningenuitsluitend op de eerste bouwlaag;
  3. dienstverlening uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  4. horeca uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  5. wonen uitsluitend op de tweede of hogere bouwlaag;
  6. een biljartvereniging;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken, kunstobjecten en een loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug'.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van loopbruggen bedraagt 12,5 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 100 m²;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca met een vloeroppervlakte van meer dan 400 m².
Artikel 20 Natuur
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke- en de natuurwaarden van de natuurgebieden;
  2. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  3. extensief agrarisch medegebruik;
  4. educatief- en dagrecreatief medegebruik;
  5. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. als gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud en beheer worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 100 m²;
  3. de maximum bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt 5,0 m.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  2. het aanleggen van drainage;
  3. het scheuren en of het omzetten van grasland al dan niet ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  4. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  5. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  6. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor horeca.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem en oevervegetaties;
  3. het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren;
  4. het aanleggen of verharden van wegen en paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere bouwhoogte of diepte dan 0,75 m;
  6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  7. het aanleggen van transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
20.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 20 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke - en natuurwaarden.
Artikel 21 Recreatie - Jachthaven
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een jachthaven;
  2. gebouwen en overkappingen, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de jachthaven, ten behoeve van:
    1. detailhandel;
    2. dienstverlening;
    3. sanitaire voorzieningen;
    4. horeca.
  3. waterkeringen;
  4. terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. aanleggelegenheden;
  2. (drijvende)voorzieningen ten behoeve van de jachthaven;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken, kunstobjecten en botenkranen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,0 m.
21.2.2 Bouwwerken, geen bouwwerken en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van een botenkraan bedraagt 20,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: 
  1. het gebruik van gebouwen en vaartuigen voor woonfuncties.
Artikel 22 Recreatie - Paardenweide
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Paardenweide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een paardenweide;
met daaraan ondergeschikt:
  1. dagrecreatief medegebruik;
  2. paardenboxen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - paardenboxen’;
  3. paardrijbakken;
  4. mestopslag;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  8. parkeervoorzieningen;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
  1. als gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend paardenboxen worden gebouwd.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
  1. de maximum bouwhoogte van een mestopslag bedraagt 1,5 m;
  2. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
22.3 Wijzigingsbevoegdheid
 
22.3.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, een goede landschappelijke inpassing, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, de bestemming ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming ‘ Recreatie - Volkstuin'.
Artikel 23 Recreatie - Verblijfsrecreatie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. standplaatsen voor kampeermiddelen;
  2. recreatieverblijven met bijbehorende bouwwerken;
  3. gebouwen voor voorzieningen ten dienste van de recreatie, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca;
  4. sport- en recreatieve voorzieningen, waaronder een klimtoren;
  5. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  6. opslag van propaangas, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – propaanopslag’;
  7. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Recreatieverblijven en bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatieverblijven en bijbehorende bouwwerken bij recreatieverblijven gelden de volgende regels:
  1. de maximum oppervlakte van recreatieverblijven bedraagt 80 m²;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van recreatieverblijven bedraagt 4,5 m respectievelijk 6,0 m;
  3. de maximum dakhelling van een recreatieverblijven bedraagt 40°;
  4. de minimum afstand tussen recreatieverblijven onderling bedraagt 10,0 m;
  5. per recreatieverblijf mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  6. de maximum oppervlakte van bijbehorend bouwwerken bedraagt 6,0 m²;
  7. de maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,0 m.
23.2.2 Stacaravans en bijbehorende bouwwerken bij stacaravans
Voor het plaatsen van stacaravans gelden de volgende regels:
  1. de maximum oppervlakte van een stacaravan, met inbegrip van bijbehorende bouwwerken bedraagt 70 m²;
  2. de maximum bouwhoogte van stacaravans bedraagt 3,6 m;
  3. per stacaravan mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  4. de maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,0 m.
23.2.3 Gebouwen voor voorzieningen ten dienste van de recreatie
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor voorzieningen ten dienste van de recreatie gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt 9,0 m;
  3. in afwijking van het bepaalde onder sub a mogen gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. de gezamenlijke maximum oppervlakte van gebouwen 200 m² bedraagt;
    2. de maximum bouwhoogte van gebouwen 3,5 m bedraagt.
23.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
  2. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
  3. de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
  4. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
  5. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
  6. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
23.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van een klimtoren bedraagt 20,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m. 
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie uitgesloten – kampeermiddelen’;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van zelfstandige detailhandel en horeca;
  3. het gebruik van gebouwen, recreatieverblijven en kampeermiddelen voor permanente bewoning, met uitzondering van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  4. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  5. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  6. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens.
Artikel 24 Recreatie - Volkstuin
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitoefening van de niet bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en/of het kweken van siergewassen;
  2. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt 3,0 m;
  2. het maximum bebouwingspercentage van gebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak bedraagt 10 %;
  3. met inachtneming van het bepaalde onder b, mogen in iedere volkstuin uitsluitend een tuinhuis en een plantenkas worden gebouwd met een maximum oppervlakte per gebouw van 12,0 m²;
  4. binnen het bestemmingsvlak mag één gebouw inclusief sanitaire voorzieningen worden opgericht met een maximum oppervlakte van 50,0 m².
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gebouwen voor overnachten en permanente bewoning.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, een goede landschappelijke inpassing, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Paardenweide', mits na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Recreatie - Paardenweide' van toepassing zijn, met dien verstande dat voor het bouwen van paardenstallen de volgende aanvullende regels gelden:
    1. de maximum oppervlakte per paardenstal bedraagt 60,0 m²;
    2. de paardenstallen dienen in een rechtlijnig kavelpatroon te worden gebouwd.
Artikel 25 Sport
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sportvoorzieningen;
  2. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. voorzieningen op het gebied van sport en recreatie, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca uit categorie 1;
    2. een kiosk voor de verkoop van niet alcoholische dranken en versnaperingen, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
    3. een ontmoetingsruimte, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    4. onderhoud en beheer;
    5. een biljartvereniging;
    6. een modelbouwvereniging;
  3. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  4. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. in afwijking van het gestelde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ een kiosk worden gebouwd;
  3. de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
  4. het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  5. de maximum bouwhoogte van een kiosk bedraagt 3,0 m;
  6. de minimum afstand tussen gebouwen onderling bedraagt 5,0 m;
  7. het maximum aantal bedrijfswoningen bedraagt één;
  8. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
  9. de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
  10. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
  11. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
  12. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°. 
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten, poorten, tribunes, kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van ballenvangers bedraagt 10,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 20,0 m;
  5. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25 lid 2.1 sub a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd. De maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 10,0 m.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden ten behoeve van horeca uit categorie 2 en 3, tenzij legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor 3 of meer geluidsrelevante evenementen per jaar;
  3. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van wonen, met uitzondering van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  4. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  5. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  6. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 26 Sport - Golfterrein
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Golfterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een golfterrein;
  2. gebouwen ten behoeve van recreatieve en sportdoeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een dienst- c.q. opslaggebouw (opslag materieel/ materiaal);
  3. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  4. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. aan de sportuitoefening gerelateerde detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  7. buurtvoorzieningen;
  8. horeca in categorie 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  9. natuurontwikkeling; 
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. er mogen uitsluitend één clubhuis, één opslaggebouw, overkappingen en één bedrijfswoning met twee bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  3. de maximum oppervlakte van een clubhuis c.q. een opslaggebouw bedraagt 1.500 m² respectievelijk 500 m²;
  4. de maximum goot- en/of bouwhoogte van het clubhuis bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/of bouwhoogte als maximum geldt;
  5. in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen schuilhutten buiten het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de maximum inhoud per schuilhut bedraagt 25 m³;
    2. de maximum bouwhoogte van schuilhutten bedraagt 3,0 m.
  6. de maximum goot- en bouwhoogte van een opslaggebouw bedragen 4,5 m respectievelijk 6,0 m;  
  7. de maximum oppervlakte van overkappingen bedraagt 20,0 m²;
  8. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
  9. de maximum bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 7,0 m;
  10. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
  11. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
  12. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
26.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met uitzondering van ondergeschikte detailhandel behorende bij sport, spel en/ of recreatie tot een maximum verkoopvloeroppervlakte van 100 m²;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca met uitzondering van horeca uit categorie 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  3. het gebruik van de onbebouwde gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van wonen, met uitzondering van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  5. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  6. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  7. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het verwijderen van bomen en/of houtgewassen;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden;
  3. het graven, dempen en het wijzigen van de loop van watergangen en waterpartijen;
  4. het afgraven, ophogen of egaliseren van de gronden.
26.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 26 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.4.3 Toetsingscriteria
De in artikel 26 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de omgeving;
  2. er sprake is van een goede landschappelijke integratie;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden geschaad;
  4. de waterbeheerder aangaande de invloed op de waterhuishoudkundige aspecten een positief advies heeft gegeven.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
26.5.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' wijzigen in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijf', en/of 'Water', mits:
  1. het maximum aantal te bouwen wooneenheden 4 grondgebonden vrijstaande woningen bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van een hoofdgebouw 10,0 m bedraagt;
  3. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van voornoemde bestemmingen van toepassing zijn.
Artikel 27 Sport - Manege
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van een manege, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca;
  2. gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  3. tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. hippische detailhandel;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goot- en/of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en/of bouwhoogte, tenzij de bestaande goot- en/of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt;
  3. het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven;
  4. In afwijking van het bepaalde onder a mogen paardenboxen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de gezamenlijke maximum oppervlakte van paardenboxen bedraagt 600 m²;
    2. de maximum bouwhoogte van paardenboxen bedraagt 3,0 m.
  5. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 600 m³;
  6. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60 m², mits ten minste 50 % van het erf onbebouwd blijft;
  7. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 3,5 m;
  8. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 60°.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van paardrijbakken en overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m. 
27.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan hippische detailhandel;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan aan manege ondergeschikte horeca;
  3. het gebruik van de onbebouwde gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van wonen, met uitzondering van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  5. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  6. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  7. het gebruik van gedeelten van de bedrijfswoning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen.
Artikel 28 Verkeer
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
en mede bestemd voor:
  1. de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk';
met daaraan ondergeschikt:
  1. geluidwerende voorzieningen;
  2. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  3. incidentele evenementen;
  4. fietsenstallingen;
  5. grondwallen;
  6. sloten en bermen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken, kunstobjecten en een loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug'.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,0 m.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt 6,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van kunstwerken bedraagt 10,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van loopbruggen bedraagt 12,5 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
28.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van wegen voor drie of meer rijstroken, tenzij er in de bestaande situatie sprake is van drie of meer rijstroken, in welk geval het bestaande aantal rijstroken als maximum geldt.
Artikel 29 Verkeer - Openbaar vervoerstation
29.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Verkeer - Openbaar vervoerstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen, ten dienste van een spoorwegstation, ten behoeve van:
    1. een stationshal;
    2. onderhoud en beheer;
  2. perrons, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. spoorwegen;
  2. geluidwerende voorzieningen;
  3. grondwallen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
29.2 Bouwregels
 
29.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt;
  2. het maximum bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage.
29.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, alsmede antennemasten, bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, 20,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
29.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor 5 of meer spoorbanen;
  2. het gebruik van gronden voor grondwallen met een hoogte van 1,5 m of meer.
Artikel 30 Verkeer - Railverkeer
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. spoorwegen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. geluidwerende voorzieningen;
  2. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  3. fietsenstallingen;
  4. grondwallen;
  5. sloten en bermen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  9. parkeervoorzieningen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,0 m.
30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer alsmede antennemasten, bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf, 20,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van kunstwerken bedraagt 12,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m.
30.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor 3 of meer spoorbanen, tenzij de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - afwijkend aantal spoorbanen’, in welk geval het maximum aantal spoorbanen 4 bedraagt;
  2. het gebruik van gronden voor grondwallen met een hoogte van 1,5 m of meer.
Artikel 31 Verkeer - Verblijf
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met hoofdzakelijk een functie voor verkeer en verblijf;
  2. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  2. incidentele evenementen;
  3. fietsenstallingen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. een kademuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kademuur';
  8. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  9. een standplaats voor ambulante handel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  10. een jongeren ontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder:
    1. welkomstbogen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - welkomstboog’;
    2. kunstwerken en kunstobjecten.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. als gebouwen mogen uitsluitend fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, garageboxen en bijbehorende bouwwerken bij woningen worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ook overkappingen toegestaan;
  3. de maximum bouwhoogte van fietsenstallingen, nutsvoorzieningen en overkappingen bedraagt 3,5 m;
  4. voor garageboxen geldt het volgende:
    1. garageboxen moeten worden gebouwd binnen de aanduiding 'garage';
    2. de garageboxen moeten in complexen worden gebouwd;
    3. de maximum oppervlakte van een garagebox bedraagt 20 m².
  5. voor bijbehorende bouwwerken bij woningen geldt het volgende:
    1. bijbehorende bouwwerken moeten worden gebouwd binnen de aanduiding 'bijgebouwen’;
    2. de maximum oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt 35 m²;
    3. per hoofdgebouw mag maximaal één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd.
  6. voor jongeren ontmoetingsplekken geldt het volgende:
    1. jongeren ontmoetingsplekken moeten worden gebouwd binnen de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
    2. de maximum bouwhoogte van een jongeren ontmoetingsplek bedraagt 3 m;
    3. de maximum oppervlakte van een jongeren ontmoetingsplek bedraagt 50 m²;
31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van een welkomstboog bedraagt 8,0 m;
  3. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 6,0 m.
31.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'detailhandel', waar een standplaats voor de uitoefening van ambulante handel is toegestaan.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
31.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 31 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
31.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwaarden.
Artikel 32 Water
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. kaden en oevers;
  3. een ligplaats voor woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  4. een ligplaats voor een schip ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water – jop ligplaats';
met daaraan ondergeschikt:
  1. recreatief medegebruik;
  2. paden en verhardingen;
  3. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
32.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met uitzondering van bruggen, bedraagt 3,0 m, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil.
32.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik als ligplaats voor woonschepen met een bouwhoogte groter dan 7,0 m, gemeten vanaf de waterlijn;
  2. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘woonschepenligplaats’;
  3. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – jop ligplaats’ voor een jongeren ontmoetingsplek, waarbij overnacht wordt;
  4. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ voor meer woonschepen dan is aangegeven;
  5. het gebruik van woonschepen voor de huisvesting van twee of meer huishoudens.
Artikel 33 Water - Waterkering
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. werken ten behoeve van de waterkering, waarbij het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden wordt nagestreefd;
  2. wegen en paden;
  3. terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. havens;
  2. extensief agrarisch medegebruik;
  3. extensief dagrecreatief medegebruik;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:
  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 10,0 m.
33.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van dijken en aarden wallen;
  2. het planten en verwijderen van bomen en struiken;
  3. het dempen en graven van waterlopen;
  4. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder wegen en paden.
33.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 33 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
33.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan waterkerende functie, alsmede de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
Artikel 34 Wonen
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
    2. een bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast’;
    3. een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
    4. een zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
    5. een dagbesteding voor maximaal 8 personen op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dagbesteding';
    6. een sport-medisch centrum/praktijkruimte voor gezondheidszorg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - sport-medisch centrum/praktijkruimte voor gezondheidszorg';
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. tuinen en erven; 
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw moeten grondgebonden woningen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. een hoofdgebouw moet in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  4. het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ waar dit aantal als maximum geldt;
  5. de minimum afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    1. 2,5 m, indien het een vrijstaand hoofdgebouw betreft dan wel een twee-aaneen gebouwd hoofdgebouw, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
    2. 1,0 m, indien het drie of meer aaneen gebouwde hoofdgebouwen betreft, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  6. de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
34.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde erkers en luifels, gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied worden gebouwd, tenzij het bestaande bijbehorende bouwwerken zijn die daar met vergunning buiten gerealiseerd zijn;
  2. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning:
    1. bedraagt 60 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied;
    2. mag worden vergroot tot een maximum van 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 25 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied.
  3. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m;
  4. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' moeten bijbehorende bouwwerken achter de op de verbeelding opgenomen gevellijn worden gebouwd;
  5. in afwijking van b mogen ter plaatse van de figuur 'gevellijn', bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 60 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 30 % van het bouwperceel achter de figuur 'gevellijn' bedraagt.
34.2.3 Erkers en luifels
 
34.2.3.1 Erkers
Voor het bouwen van erkers aan woningen gelden de volgende regels:
  1. erkers mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
  3. de maximum breedte bedraagt 2/3 van de breedte van de gevel van de woning;
  4. de maximum goothoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
34.2.3.2 Luifels
Voor het bouwen van luifels aan woningen gelden de volgende regels:
  1. luifels mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
  3. de maximum breedte bedraagt 1/3 van de breedte van de gevel van de woning;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
34.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  1. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied gelden de volgende regels:
    1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. voor het bouwen erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied gelden de volgende regels:
    1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel bedraagt 1,0 m;
  3. voor de overige erf- en terreinafscheidingen geldt:
    1. de constructie is maximaal 2,00 m hoog;
    2. de constructie is tenminste 1,00 m achter de voorgevel geplaatst;
    3. de constructie moeten boven de 0,60 m voor minimaal 80% transparant zijn en mag niet gebruikt worden om daarop afschermende materialen te bevestigen, levende beplanting uitgezonderd;
    4. de constructie mag niet gebruikt worden om te dienen als wand voor andere bouwwerken;
    5. de constructie dient in haar geheel te worden beplant met planten die gedurende het gehele jaar hun bladeren blijven behouden;
    6. de beplanting dient aanwezig te blijven (in de omgevingsvergunning zal een beplanting- en instandhoudingsplicht van de beplanting worden opgenomen);
    7. dode planten dienen zo spoedig mogelijk te worden vervangen;
    8. de planten dienen bij het plaatsen tenminste van gelijke hoogte te zijn als de constructie;
  4. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m. 
 
34.3 Specifieke gebruiksregels
 
34.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  2. het gebruik van gedeelten van de woning voor bed and breakfast, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘bed & breakfast’, in welk geval het gebruik als bed and breakfast is toegestaan, indien:
    1. de bed and breakfast uitsluitend wordt geëxploiteerd door de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
    2. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning, met een maximum van 60,00 m², in gebruik is ten behoeve van de exploitatie van een bed and breakfast;
    3. maximaal zes personen gelijktijdig in de bed and breakfast verblijven;
    4. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning, hetgeen in ieder geval inhoudt dat geen zelfstandige kookeenheid aanwezig mag zijn;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
    6. op eigen terrein wordt geparkeerd, dan wel dient te worden voldaan aan de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    7. een nachtregister wordt bijgehouden;
    8. gasten niet langer dan twee aaneengesloten weken in de bed and breakfast verblijven;
  3. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
  4. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning. 
34.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat in bijlage 1 van deze regels een adres uit de lijst wordt verwijderd in het geval het gebruik, zoals genoemd bij dat adres is beëindigd.
Artikel 35 Wonen - Buitenplaats Ketelhaven
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Buitenplaats Ketelhaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. terreinen en erven.
35.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. de gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
    2. het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal;
    3. de oppervlakte van de woningen, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 55 m²;
    4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen 5,5 m;
    5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m, tenzij de zijde van het gebouw is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dan mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2,5 m;
    6. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer bedragen dan 30°.
  2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
    1. er mogen uitsluitend aan- en uitbouwen gebouwd worden aan de zijde welke parallel loopt aan de zijde ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', oftewel de achterzijde van de woning;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer dan 20 m² bedragen;
    3. de zijdelingse afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;
    4. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    5. de dakhelling van aan- en uitbouwen mag niet minder dan 20° en niet meer dan 30° bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet van toepassing is op een serre.
  3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen welke zijn gelegen voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
  4. Indien de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan afwijkt van het bepaalde in sub a, b en c dan is de bestaande maatvoering maatgevend, mits deze maatvoering op een legale wijze tot stand is gekomen.
35.3 Specifieke gebruiksregels
 
35.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
  3. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning. 
Artikel 36 Wonen - Dienstverlening
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in bijlage 2 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn;
    2. aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
  2. een zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw moeten grondgebonden woningen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. een hoofdgebouw moet in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  4. de minimum afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    1. 2,5 m, indien het een vrijstaand hoofdgebouw betreft dan wel het aantal aaneen gebouwde hoofdgebouwen ten hoogste twee bedraagt, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
    2. 1,0 m, indien het aantal aaneen gebouwde hoofdgebouwen drie of meer bedraagt, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
  5. de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
36.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde erkers en luifels, gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied worden gebouwd, tenzij het bestaande bijbehorende bouwwerken zijn die daarbuiten gerealiseerd zijn;
  2. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, inclusief erkers en luifels als bedoeld in artikel 36 lid 2.3, per woning:
    1. bedraagt ten hoogste 150 m², mits ten minste 50% van de oppervlakte van het erf onbebouwd blijft;
  3. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m.
36.2.3 Erkers en luifels
 
36.2.3.1 Erkers
Voor het bouwen van erkers aan woningen gelden de volgende regels:
  1. erkers mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
  3. de maximum breedte bedraagt 2/3 van de breedte van de gevel van de woning;
  4. de maximum goothoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
36.2.3.2 Luifels
Voor het bouwen van luifels aan woningen gelden de volgende regels:
  1. luifels mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
  3. de maximum breedte bedraagt 1/3 van de breedte van de gevel van de woning;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
36.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m. 
36.3 Specifieke gebruiksregels
 
36.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan in combinatie met de woonfunctie;
  3. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
  4. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning. 
Artikel 37 Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. kleinschalige bedrijfsmatige en dienstverlenende activiteiten als genoemd in bijlage 5 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn;
    2. aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
    3. productiegebonden detailhandel;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. tuinen en erven; 
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. er zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het aantal woningen mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ waar dit aantal als maximum geldt;
  3. de breedte van een bouwperceel zal ten hoogste 35,00 m bedragen;
  4. de oppervlakte van een bouwperceel zal ten minste 800 m² en zal ten hoogste 1200 m² bedragen;
  5. het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 40% bedragen;
  6. een bedrijfswoning zal aan een bedrijfsgebouw worden gebouwd.
 
37.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  2. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de op de verbeelding aangegeven figuur ‘gevellijn’ zal ten minste 5,00 m bedragen’;
  3. de inhoud van een bedrijfsgebouw zal ten minste even groot zijn als de inhoud van de op hetzelfde bouwperceel te bouwen bedrijfswoning, met dien verstande dat indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – dienstverlening bloemenzoom - afwijkende oppervlaktematen toegestaan’, de oppervlakte van een bedrijfsgebouw ten minste 100 m² en ten hoogste 150 m² zal bedragen;
  4. er zal worden gebouwd overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding.
 
37.2.3 (bedrijfs)woningen
Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. het aantal (bedrijfs)woningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
  2. de afstand van een (bedrijfs)woning tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  3. ten minste één gevel van de (bedrijfs)woning zal in de op de verbeelding aangegeven figuur ‘gevellijn’ worden gebouwd;
  4. er zal worden gebouwd overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding;
  5. de inhoud van een (bedrijfs)woning zal ten minste 600 m³ en ten hoogste 750 m³ bedragen;
  6. de (bedrijfs)woningen zullen zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 40° en ten hoogste 55° zal bedragen.
37.2.4 Aan- en uitbouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en overkappingen bij een (bedrijfs)woning gelden de volgende bepalingen:
  1. er mogen geen bijgebouwen en niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen worden gebouwd;
  2. de afstand van aan- en uitbouwen en aan de (bedrijfs)woning gebouwde overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal minimaal 2,50 m bedragen;
  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aan de (bedrijfs)woning gebouwde overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  4. de dakhelling van aan- en uitbouwen en aan de (bedrijfs)woning gebouwde overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen. 
37.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  2. de hoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
     
37.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 37 lid 2.2 sub a en toestaan dat geschakelde bedrijfsgebouwen tot op de perceelgrens mogen worden gebouwd;
  2. het bepaalde in artikel 37 lid 2.2 sub b en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de bouwperceelgrens wordt verkleind, mits:
    1. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de op de verbeelding aangegeven figuur ‘gevellijn’ ten minste 3,00 m zal bedragen;
  3. het bepaalde in artikel 37 lid 2.2 sub c en toestaan dat de inhoud van een bedrijfsgebouw wordt verkleind, mits:
    1. de inhoud van een bedrijfsgebouw ten minste 80% van de inhoud van de op hetzelfde bouwperceel te bouwen (bedrijfs)woning bedraagt;
  4. het bepaalde in artikel 37 lid 2.2 sub d en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom - afwijkende hoogtematen toegestaan’, de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot 9,00 m;
  5. het bepaalde in artikel 37 lid 2.3 sub d en toestaan dat, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - Dienstverlening Bloemenzoom - afwijkende hoogtematen toegestaan', de goothoogte van (bedrijfs)woningen wordt vergroot tot 6,00 m;
  6. het bepaalde in artikel 37 lid 2.3 sub f en toestaan dat per bouwvlak alle (bedrijfs)woningen plat worden afgedekt;
  7. het bepaalde in artikel 37 lid 2.4 sub b en toestaan dat de afstand van een aanbouw of een uitbouw of een aan de (bedrijfs)woning gebouwde overkapping tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  8. het bepaalde in artikel 37 lid 2.4 sub c en toestaan dat een grotere goothoogte wordt gerealiseerd tot maximaal de goothoogte van de (bedrijfs)woning;
mits het bouwkundige en/of functionele onderscheid ten opzichte van het hoofdgebouw behouden blijft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, aan de woonsituatie en/of aan het straat- en bebouwingsbeeld.
37.4 Specifieke gebruiksregels
 
37.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
  3. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  4.  het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden anders dan in combinatie met de woonfunctie;
  5. het opslaan van goederen buiten het bouwvlak;
  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  7. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
Artikel 38 Wonen - Salonwagen
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Salonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. twee standplaatsen voor salonwagens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - salonstandplaats', al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. tuinen en erven; 
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
38.2 Bouwregels
 
38.2.1 Salonwagens
Voor het bouwen van salonwagens gelden de volgende regels:
  1. het aantal salonwagens mag niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte, tenzij de bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.
38.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken moeten binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning:
    1. bedraagt 60 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied;
    2. mag worden vergroot tot een maximum van 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 25 % bedraagt van de oppervlakte van het achtererfgebied.
  3. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m.
38.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m. 
38.3 Specifieke gebruiksregels
 
38.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  2. het gebruik van een salonwagen voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  3. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
 
Artikel 39 Wonen - Woonboerderij
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    1. aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
    2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten als genoemd in bijlage 2 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn.
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
39.2 Bouwregels
39.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw moeten grondgebonden woningen worden gebouwd;
  2. per bestemmingsvlak mag maximaal één vrijstaand hoofdgebouw worden gebouwd;
  3. de minimum afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt 10,0 m;
  4. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt minimaal 15 m en maximaal 25 m;
  5. de maximum inhoud van het hoofdgebouw bedraagt 1.000 m³;
  6. de maximum goothoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ aangegeven goothoogte, tenzij de goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum geldt;
  7. de minimum en/of maximum dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)' aangegeven dakhelling, tenzij de bestaande dakhelling minder respectievelijk meer bedraagt, in welk geval de bestaande dakhelling als minimum respectievelijk maximum geldt.
39.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde erkers en luifels, gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken moeten achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. de minimum afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 10,0 m;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken moeten volledig binnen een afstand van 25,0 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw gebouwd;
  4. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 120 m²;
  5. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,5 m respectievelijk 8,0 m;
  6. de maximum dakhelling van bijbehorende bouwwerken bedraagt 60°.
39.2.3 Erkers en luifels
 
39.2.3.1 Erkers
Voor het bouwen van erkers aan woningen gelden de volgende regels:
  1. erkers mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
  3. de maximum breedte bedraagt 2/3 van de breedte van de gevel van de woning;
  4. de maximum goothoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
39.2.3.2 Luifels
Voor het bouwen van luifels aan woningen gelden de volgende regels:
  1. luifels mogen buiten het bouwvlak of het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. de maximum diepte, gemeten loodrecht op de gevel waaraan gebouwd wordt, bedraagt maximaal 40 % van de afstand tot de voorste perceelsgrens met een absoluut maximum van 1,5 m, tenzij de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens kleiner is, in welk geval de bestaande afstand tot de voorste perceelsgrens als minimum geldt;
  3. de maximum breedte bedraagt 1/3 van de breedte van de gevel van de woning;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 0,3 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.
39.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 2,0 m², voor zover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan;
  2. de maximum bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m;
  3. de minimum afstand van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bestemmingsvlak bedraagt 10,0 m.
39.3 Specifieke gebruiksregels
 
39.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  2. het gebruik van de woonboerderij voor twee woningen of meer;
  3. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  5. het verwijderen van erfsingelbeplanting, indien het niet betreft het in ondergeschikte mate verwijderen in het kader van het normaal onderhoud van de erfsingelbeplanting;
  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  7. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de hoofdgebouwen;
  8. het gebruik van gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak.  
Artikel 40 Wonen - Woongebouw
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. hoofdgebouwen ten behoeve van:
    1. woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven;
    2. kantoren en maatschappelijke voorzieningen op het gebied van welzijn, volksgezondheid, cultuur en religie en dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  2. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. tuinen en erven; 
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. (overdekte) parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten en een loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug'.
40.2 Bouwregels
40.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag tot een hoogte van 2,5 m niet worden gebouwd.
40.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw moeten woongebouwen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. de maximum goot- en/ of bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, tenzij de goot- en/ of bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goot- en/ of bouwhoogte als maximum geldt.
40.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken moeten worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
  2. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen 3,0 m respectievelijk 5,0 m.
40.2.4 Parkeergarage
Voor het bouwen van een parkeergarage gelden de volgende regels:
  1. een parkeergarage moet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
  2. de maximum bouwhoogte van een parkeergarage bedraagt 3,0 m.
40.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied gelden de volgende regels:
    1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m;
  2. voor het bouwen erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied gelden de volgende regels:
    1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel bedraagt 1,0 m;
  3. voor de overige erf- en terreinafscheidingen geldt:
    1. de constructie is maximaal 2,00 m hoog;
    2. de constructie is tenminste 1,00 m achter de voorgevel geplaatst;
    3. de constructie moeten boven de 0,60 m voor minimaal 80% transparant zijn en mag niet gebruikt worden om daarop afschermende materialen te bevestigen, levende beplanting uitgezonderd;
    4. de constructie mag niet gebruikt worden om te dienen als wand voor andere bouwwerken;
    5. de constructie dient in haar geheel te worden beplant met planten die gedurende het gehele jaar hun bladeren blijven behouden;
    6. de beplanting dient aanwezig te blijven (in de omgevingsvergunning zal een beplanting- en instandhoudingsplicht van de beplanting worden opgenomen);
    7. dode planten dienen zo spoedig mogelijk te worden vervangen;
    8. de planten dienen bij het plaatsen tenminste van gelijke hoogte te zijn als de constructie;
  4. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen bedraagt 6,0 m;
  5. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 6,0 m;
  6. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
40.3 Specifieke gebruiksregels
 
40.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gedeelten van de woning voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien:
    1. meer dan 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 60 m² van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten wordt gebruikt;
    2. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s) van het pand, met daarnaast een maximum van één externe werknemer ter plekke werkzaam;
    3. de activiteiten vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    4. sprake is van reclame-uitingen, met uitzondering van hetgeen volgens de Algemene plaatselijke verordening is toegestaan;
    5. sprake is van horeca-activiteiten, een kappersbedrijf of detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel;
    6. sprake is van zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
    7. onvoldoende parkeerruimte op het perceel aanwezig is voor zowel het gebruik van het perceel ten behoeve van de reguliere bewoners als het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, op grond van de parkeernormering zoals neergelegd in de vigerende versie van de ‘Nota Parkeernormen Dronten 2016’ of de rechtsopvolger daarvan;
    8. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf op het perceel plaatsvindt, met uitzondering van de stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen;
  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van twee of meer huishoudens, met uitzondering van de adressen genoemd in bijlage 1, in welk geval eveneens de huisvestingsvorm, alsmede het maximum aantal bewoners van die huisvestingsvorm is toegestaan die in de rechterkolom bij het adres is aangegeven;
  3. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.   
40.4 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'gemengd' wordt opgenomen op de verbeelding, mits:
    1. er voldoende parkeergelegenheden in de directe omgeving aanwezig zijn;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. de milieusituatie;
      2. de verkeersveiligheid;
      3. de woonsituatie;
      4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'gemengd' wordt verwijderd van de verbeelding.
Artikel 41 Leiding - Gas
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen doeleinden (basisbestemming), tevens bestemd voor hoofdaardgastransportleidingstroken.
41.2 Bouwregels
41.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.
41.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 2,0 m.
41.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 41 lid 2, in die zin dat bij de andere voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
  1. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdaardgastransportleiding;
  2. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  3. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ophogen en afgraven van gronden en het verrichten van graafwerkzaamheden;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  3. het aanbrengen/ rooien van diepwortelende bomen en/of houtgewassen;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
     
41.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 41 lid 4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
41.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend, mits:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdaardgastransportleiding;
  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 42 Leiding - Hoogspanningsverbinding
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. een hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende
  1. terreinen en verhardingen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
42.2 Bouwregels
42.2.1 Gebouwen en overkappingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.
42.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van masten ten behoeve van hoogspanningsverbindingen bedraagt 100,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 5,0 m. 
42.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 42 lid 2.1 en artikel 42 lid 2.2  in die zin dat bij de andere voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het aanbrengen van bomen en/of houtgewassen.
 
42.4.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien er vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
 
Artikel 43 Waarde - Archeologie 2
43.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (zeer) hoge archeologische waarden van de gronden;
  2. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
43.2 Bouwregels
43.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, de aanvrager een rapport overleggen waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
43.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 43 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
43.2.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 43 lid 2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan 0,4 m beneden maaiveld.
43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. het aanbrengen van bomen en/of houtgewassen;
  9. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen.
43.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 43 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  4. een oppervlakte van 100 m² of kleiner beslaan;
  5. een oppervlakte groter dan 100 m² hebben en niet dieper gaan dan 0,4 m.
43.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregels
De in artikel 43 lid 3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
 
43.3.4 Toetsingscriteria
De in artikel 43 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
 
43.3.5 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
43.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
 
43.3.7 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 43 lid 3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
43.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 44 Waarde - Archeologie 3
44.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de mogelijk te verwachten hoge archeologische waarden van de gronden
  2. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
44.2 Bouwregels
44.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, de aanvrager een rapport overleggen waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
44.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 44 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
44.2.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 44 lid 2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan 0,4 m beneden maaiveld.
44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. het aanbrengen van bomen en/of houtgewassen;
  9. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen.
44.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 44 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  4. een oppervlakte van 500 m² of kleiner beslaan;
  5. een oppervlakte groter dan 500 m² hebben en niet dieper gaan dan 0,4 m.
44.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregels
De in artikel 44 lid 3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
 
44.3.4 Toetsingscriteria
De in artikel 44 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
 
44.3.5 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
44.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
 
44.3.7 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 44 lid 3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
44.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
  2. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden. 
Artikel 45 Waarde - Archeologie 4
45.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de mogelijk te verwachten gematigde/ middelhoge archeologische waarden van de gronden;
  2. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
45.2 Bouwregels
45.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1,7 ha, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, de aanvrager een rapport overleggen waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
45.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 45 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
45.2.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 45 lid 2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan 0,4 m beneden maaiveld.
45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. het aanbrengen van bomen en/of houtgewassen;
  9. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen.
45.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 45 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  4. een oppervlakte van 1,7 ha of kleiner beslaan;
  5. een oppervlakte groter dan 1,7 ha hebben en niet dieper gaan dan 0,4 m.
45.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregels
De in artikel 45 lid 3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
 
45.3.4 Toetsingscriteria
De in artikel 45 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
 
45.3.5 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
45.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
 
45.3.7 Voorwaarden
Indien uit het in artikel 45 lid 3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
45.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
  2. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;
  3. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Artikel 46 Waarde - Cultuurhistorie 1
46.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het behoud van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden van de structuur;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
46.2 Bouwregels
46.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de woonbestemmingen.
46.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming, met uitzondering van de woonbestemmingen, geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 6,0 m.
46.3 Afwijken van de bouwregels
Op voorwaarde dat er een positief advies verleend door de monumentencommissie kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 46 lid 2.1 en artikel 46 lid 2.2 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd.
46.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het planten van bomen en houtgewas;
  2. het kappen van bomen en houtgewas;
  3. het afgraven en/ of ophogen van gronden.
46.4.2 Uitzonderingen
De in artikel 46 lid 4.1 geëiste omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. de reguliere werkzaamheden/ het gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. opgenomen zijn in het gemeentelijke groenbeheersplan.
46.4.3 Toetsingscriteria
De in lid genoemde vergunning kan slechts worden verleend:;
  1. op voorwaarde dat er vooraf advies wordt gevraagd aan de monumentencommissie
  2. indien de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 47 Waarde - Cultuurhistorie 2
47.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het behouden van de cultuurhistorische waarden;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
47.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing niet is toegestaan, indien de vergroting en/of verandering zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied en betrekking heeft op:
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. dakterrassen;
  3. verandering van dakvorm, nokrichting, dakhelling, goothoogte of bouwhoogte van het hoofdgebouw.
47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
  1. het in een andere kleur schilderen van gevels, ramen, deuren, luiken en/of sieronderdelen;
  2. het wijzigen en/of herstellen van gevels, ramen, deuren, luiken en dergelijke waarvoor een monumenten- en/of omgevingsvergunning voor bouwen is vereist;
  3. het verwijderen en/of aanbrengen van pleisterwerk aan gevels;
  4. het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen. 
47.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
47.4.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen, zoals bedoeld in artikel 38.3 sub b Wet ruimtelijke ordening.
47.4.2 Uitzonderingen
De in artikel 47 lid 2artikel 47 lid 3 en artikel 47 lid 4 vervatte verboden zijn niet van toepassing:
  1. op een bouwwerk/ werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. op een bouwwerk/ werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn of waarvoor reeds omgevingsvergunning is verleend op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 
47.4.3 Voorwaarden
Het slopen en de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 47 lid 3 en artikel 47 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar na positief advies van de monumentencommissie.
Artikel 48 Waarde - Ecologie
48.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur/ Natuurnetwerk Nederland;
  2. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
48.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.
48.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
  1. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en/of de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw;
  2. het scheuren en frezen van zoden ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai.
48.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.4.1 Vergunningplicht
Voor het ingrijpend wijzigen van gronden al dan niet ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai, is een omgevingsvergunning vereist, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en).
48.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 48 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud, dan wel het normale agrarische gebruik, betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
48.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur/ het Nationaal Natuurnetwerk.
Artikel 49 Waterstaat - Waterkering
49.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. waterkering, waterbeheersing en de geleding van het verkeer te water;
met daaraan ondergeschikt:
  1. verhardingen;
  2. groen- en speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
49.2 Bouwregels
49.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de woonbestemmingen.
49.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt 6,0 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
49.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 49 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
  1. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad;
  2. het bevoegd gezag vooraf advies heeft ingewonnen bij de waterbeheerder.
3 Algemene regels
Artikel 50 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 51 Algemene bouwregels
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
Artikel 52 Algemene gebruiksregels
52.1 Gebruik van onbebouwde gronden
52.1.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor:
  1. de uitstalling, opslag, stand- of ligplaats van kampeerwagens, toer- of stacaravans en tenten;
  2. de opslag van (on)gerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. het opslaan van gebruiks(on)klare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
  4. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  5. erotisch getinte vermaaksfuncties.
52.1.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 52 lid 1.1 is niet van toepassing voor zover het betreft:
  1. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, die nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  2. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen.
52.2 Gebruik van bouwwerken:
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend de gebouwen te gebruiken voor verblijfsrecreatie, detailhandelsdoeleinden en erotisch getinte vermaaksfuncties, met uitzondering van waar het bij recht is toegestaan.
 
Artikel 53 Algemene aanduidingsregels
53.1 Veiligheidszone - activiteitenbesluit
53.1.1 Aanduidingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘veiligheidszone – activiteitenbesluit' aangewezen gronden zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van (beperkt) kwetsbare objecten vanwege een nutsvoorziening.
 
53.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.
 
53.1.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 1.2 en worden toegestaan dat (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
 
53.1.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als (beperkt) kwetsbaar object.
 
53.1.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 1.4 en worden toegestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als (beperkt) kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
 
53.1.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'veiligheidszone - activiteitenbesluit' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  2. de aanduiding 'veiligheidszone - activiteitenbesluit' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd (indien van toepassing);
    2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het activiteitenbesluit;
    3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
53.2 Veiligheidszone - bevi
 
53.2.1 Aanduidingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘veiligheidszone – bevi’ aangewezen gronden zijn, naast de andere op de verbeelding voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van (beperkt) kwetsbare objecten vanwege een risicovolle inrichting.
 
53.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.
 
53.2.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 2.2 en worden toegestaan dat (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
 
53.2.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als (beperkt) kwetsbaar object.
 
53.2.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 2.4 en worden toegestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als (beperkt) kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
 
53.2.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  2. de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd (indien van toepassing);
    2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
53.3 Vrijwaringszone - weg
53.3.1 Aanduidingsomschrijving
De voor 'vrijwaringszone - weg' aangeduide gronden zijn aan weerszijden van een weg, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, voor het aangegeven aantal meters vanuit de dichtstbijzijnde rand van de weg, tevens aangeduid voor:
  1. een strook ten behoeve van de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
53.3.2 Bouwregels
53.3.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de gebiedsaanduiding.
 
53.3.2.2 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. ten behoeve van deze gebiedsaanduiding mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
53.3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van deze gebiedsaanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt 2,0 m.
53.3.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 3.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:
  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende wegbeheerder;
  2. dit geen onevenredige afbreuk doet aan de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg.
53.3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' ter plaatse wordt gewijzigd, mits dit voortvloeit uit een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Wegenverordening. Ook met verleggingen, of andere veranderingen kan rekening worden gehouden.
53.4 Vrijwaringszone - dijk
53.4.1 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' gelden de volgende regels:
  1. in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,0 m bedragen.
53.4.2 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. de waterkerende functie;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
53.4.3 Afwijken van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 53 lid 4.1 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de waterbeheerder;
met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 4 van deze regels onder 1.15. a.
53.4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat :
  1. de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' wordt aangebracht, mits met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 4 van deze regels onder 1.15. b;
  2. de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' wordt verwijderd, mits met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 4 van deze regels onder 1.15. b.
Artikel 54 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, inhoudsmaten en afstandsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages waarbij geldt dat de maximale goot- en bouwhoogte uitsluitend voor hoofdgebouwen kan worden overschreden;
  2. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven goot- en bouwhoogte indien het bouwplannen betreft waarbij sprake is van sloop en nieuwbouw, waarbij het aantal verdiepingen gelijk blijft, waar vanuit gewijzigde bouwregelgeving (bouwbesluit of vergelijkbare wet- en regelgeving) een hogere goot- en/of bouwhoogte vereist is en dit vanuit stedenbouwkundige oogpunt niet tot een onwenselijke situatie leidt;
  3. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen ten behoeve van geringe afwijkingen van het beloop van een weg, groenstroken en/of begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer bedragen dan 4,00 m.
Artikel 55 Algemene wijzigingsregels
 
55.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 4’ te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening 1' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Maatschappelijk' en/of 'Verkeer - Verblijf' en/of de onderlinge situering van de bestemmingsvlakken (met de daarin opgenomen bouwvlakken) 'Maatschappelijk' en/of 'Verkeer - Verblijf' worden gewijzigd, mits: 
  1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van de bestemming Maatschappelijk' respectievelijk 'Verkeer - Verblijf' van toepassing zijn;
  2. de maximum bouwhoogte van gebouwen 12,0 m bedraagt;
  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de milieusituatie;
    3. de verkeersveiligheid en de parkeersituatie;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 56 Overige regels
 
56.1 Parkeergelegenheid
  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen Dronten 2016, of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 57 Overgangsrecht
57.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan als ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub met maximaal 10 %.
  3. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
57.2 Overgangsrecht gebruik
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 58 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Woongebieden Gemeente Dronten (D1000)'.
 
Behorend bij het besluit van 31 januari 2019.