1.1 plan
het 2e Uitwerkingsplan De Graafschap (4042) van de Gemeente Dronten
1.2 uitwerkingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0303.4042-0ONH met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.6 aan-huis-verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar de aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;
1.10 bestemmingsgrens
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijgebouw
een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen, gebouw;
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten en de bijbehorende gronden met de bestemming Tuin;
1.14 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.18 dienstverlening
het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten aan personen, bijvoorbeeld reisbureaus, kapsalons, wasserettes en instellingen inzake welzijn en gezondheidszorg;
1.19 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 geluidsgevoelig object
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.22 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.23 horeca
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.24 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd op opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
1.25 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning kunnen worden uitgeoefend;
1.26 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.27 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.29 peil
- voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
1.30 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
1.31 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.32 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel (met uitzondering van dakkapellen, wolfseindekappen en het hoogste punt van lessenaarsdakken);
2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van het gebouw of overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, zonnepanelen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels(en/of het hart van de scheidsmuren);
2.1.7 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;
2.1.8 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
- bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversiering, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreven.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- jongeren ontmoetingsplek;
- parkeervoorzieningen;
- waterpartijen;
- openbare nutsvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- wegen en paden.
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek worden gebouwd;
- de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
- de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 15 m² bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
- wegen met een functie voor verkeer en verblijf;
en daaraan ondergeschikt:
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- tuinen;
- water.
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterlopen en waterpartijen;
- oevers en wallen;
- bermen en beplanting;
en daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van bruggen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen, gemeten ten opzichte vanaf het waterpeil.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Woongebied - 1 (Boerderijkavel) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, al dan niet in combinatie met:
- de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
- maatschappelijke voorzieningen;
- kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 of welke naar de aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn;
- kleinschalige dienstverlenende bedrijven, zoals genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 2 of welke naar de aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn
met de daarbij behorende:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- openbare nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- waterlopen en waterpartijen.
6.2.1 Hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouwen mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
- de hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 35% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
- de bouwhoogte zal ten hoogste 11,00 m bedragen;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij vrijstaande of twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan beide zijden niet minder dan 2,50 m bedragen;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij meer dan twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan beide zijden niet minder dan 1,00 m bedragen.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gesitueerd in het achtererfgebied van het betreffende hoofdgebouw;
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse geen geluidgevoelige aan- of uitbouwen mogen worden gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, de aan- en uitbouwen en de overkappingen per woning zal ten hoogste 60 m² bedragen, mits ten minste 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied onbebouwd blijft;
- de goothoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
- de bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub c in die zin dat de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste 40% van het bouwperceel bedraagt;
- het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub e in die zin dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bij vrijstaande of twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan beide zijden niet minder dan 2,0 m bedraagt.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning of een aan-huis-verbonden beroep;
- het gebruik van een woning door meer dan één huishouden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep, met uitzondering van:
- maatschappelijke voorzieningen,
- kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten,
- kleinschalige dienstverlenende bedrijven;
het gebruik van gedeelten van de woning voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen, indien:
- de hieruit voortvloeiende activiteiten vergunningplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving;
- het beroep niet wordt uitgeoefend door de bewoners van de woning;
- de maximum oppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de woning;
- parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- horeca en/of detailhandel plaatsvindt.
6.4.2 Parkeren
De woningen als bedoeld in
artikel 6 lid 1 sub a zijn toegestaan onder voorwaarde dat ten minste wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de volgende normen:
- woningen met twee parkeerplaatsen op eigen erf (excl. garage) 0,25 plaatsen realiseren in de openbare ruimte;
- woningen met één parkeerplaats op eigen erf (exclusief garage) 0,80 plaatsen realiseren in de openbare ruimte;
- woningen zonder parkeermogelijkheid op eigen erf 1,80 plaatsen realiseren in de openbare ruimte.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Woongebied - 2 (Polderrand) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen;
met de daarbij behorende:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- openbare nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- waterlopen en waterpartijen.
7.2.1 Hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouwen mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn tevens gestapelde woningen toegestaan;
- de hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 35% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
- de bouwhoogte zal ten hoogste 11,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van gestapelde woningen ten hoogste 15,00 m bedraagt;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij vrijstaande of twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan beide zijden niet minder dan 2,50 m bedragen;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij meer dan twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan beide zijden niet minder dan 1,00 m bedragen.
7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend zijn gesitueerd in het achtererfgebied van het betreffende hoofdgebouw;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, de aan- en uitbouwen en de overkappingen per woning zal ten hoogste 60 m² bedragen, mits ten minste 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied onbebouwd blijft;
- de goothoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
- de bouwhoogte van kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 sub c in die zin dat de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste 40% van het bouwperceel bedraagt;
- het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 sub e in die zin dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bij vrijstaande of twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan beide zijden niet minder dan 2,0 m bedraagt.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning of een aan-huis-verbonden beroep;
- het gebruik van een woning door meer dan één huishouden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep;
het gebruik van gedeelten van de woning voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen, indien:
- de hieruit voortvloeiende activiteiten vergunningplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving;
- het beroep niet wordt uitgeoefend door de bewoners van de woning;
- de maximum oppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de woning;
- parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- horeca en/of detailhandel plaatsvindt.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bestemmingsregels van het plan voor:
- het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- luifels en balkons;
- overstekende daken;
- mits de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt.
10.2 Voorwaarden
De in
artikel 10 lid 1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a. met maximaal 10%.
- Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als
'Regels van het 2e Uitwerkingsplan De Graafschap (4042) van de Gemeente Dronten'