direct naar inhoud van Artikel 19 Leiding - Gas
Plan: NUNSPEET NOORD-OOST
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01095-vg02

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de gasleiding met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 19.1 genoemde bestemming bedraagt maximaal 4 m met dien verstande dat hekken niet hoger mogen zijn dan 2 m.

19.2.1 Bouwverbod

In afwijking van (mogelijk) toegelaten gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, in een of meerdere andere bestemmingen, is het verboden deze te bouwen.

19.2.2 Opheffen bouwverbod

Burgemeester en wethouders kunnen het hiervoor opgenomen bouwverbod opheffen mits:

  • a. de bouwregels uit de desbetreffende bestemming in acht worden genomen;
  • b. de leidingbeheerder is geraadpleegd;
  • c. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden afgewogen en waarbij de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    • 4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering.

Bij het opheffen van het bouwverbod wordt de procedure voor een afwijking gevolgd.

19.3 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Vergunningplicht

Voor de aangewezen gronden geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

19.3.2 Vergunningverlening

De vergunning als bedoeld in artikel 19.3.1 wordt verleend als is gebleken dat het beoogde werk geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet leidt tot een verstoring van het belang als omschreven in artikel 19.1 danwel dat verstoring ervan redelijk is en het belang als omschreven in artikel 19.1 daarbij voldoende is gewaarborgd.

Het verlenen van de omgevingsvergunning kan mits:

  • a. de regels uit de desbetreffende bestemming in acht worden genomen;
  • b. de leidingbeheerder is geraadpleegd;
  • c. de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden afgewogen en waarbij de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
    • 4. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke onderbouwing of motivering.

Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.