direct naar inhoud van 5.6 Wonen
Plan: BUITENGEBIED 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01045-vg04

5.6 Wonen

5.6.1 Algemeen

De bestaande woningen hebben de bestemming "Wonen" gekregen. Het gaat hier vaak om woningen op voormalige agrarische percelen, voormalige recreatiewoningen, villa's en grote woningen in het bos. Per bestemmingsvlak is een woning toegestaan, Nieuwbouw van woningen is beleidsmatig niet toegestaan. Wel kan een bestaande woning worden gesloopt en vervangen door een nieuwe woning.

De bedrijfswoningen bij een agrarisch bedrijf of een ander bedrijf zijn meegenomen in de bestemming die voor dat perceel geldt.

De maximale grondoppervlakte van een woning is gesteld op 120 m². De maximale goot- en nokhoogte zijn vastgelegd op respectievelijk 4 en 9 meter. Wanneer een bestaande woning groter is of een hogere hoogte heeft dan zijn die maten toegestaan. Daarbij zijn aanbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen tot een oppervlakte van 75 m² toegestaan. Wanneer er nu nog een grotere oppervlakte bijgebouwen aanwezig is, is die grotere oppervlakte toegestaan. Bij aaneengebouwde woningen (twee-onder-een-kap) is maximaal 100 m2 bijgebouwen per hoofdgebouw toegestaan. Deze oppervlaktematen bieden ook voldoende ruimte voor het hobbymatig houden van dieren.

Bij eventuele herbouw van een woning die in de bestaande situatie groter is dan 120 m2 geldt dat het deel dat constructief het hoofdgebouw vormt mag worden herbouwd. Het gaat dan om de oorspronkelijke woning met de eventuele deel. Aangebouwde bijgebouwen vallen hier niet onder, deze vallen onder de regeling voor bijgebouwen.

In het plangebied komen een aantal woningen die in het verleden zijn gebouwd als noodwoning of recreatiewoning. Een deel van deze woningen wordt met dit bestemmingsplan gelegaliseerd. Het gaat dan om woningen die in het verleden met een bouwvergunning zijn gerealiseerd of waartegen op basis van het overgangsrecht niet meer kan worden opgetreden. Deze woningen krijgen minder bouwrechten dan de woningen die op een gebruikelijke wijze zijn gerealiseerd, deze woningen mogen maximaal 300 m3 groot zijn en de bijgebouwen mogen maximaal 40 m2 groot zijn. De woningen zijn met de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – afwijkende maatvoering” op de verbeelding aangegeven. In de planregels is per adres aangegeven wat de maximale grondoppervlakte van deze woningen en de bijbehorende bijgebouwen mag zijn. Uitgangspunt is dat de woningen niet of nauwelijks groter mogen worden dan ze nu zijn. Hiermee wordt voorkomen dat er een al te grote verstening van het buitengebied plaatsvindt.

5.6.2 Hobbymatige agrarische activiteiten/gebruik door derden

Bij veel woningen is nog sprake van een beperkte veebezetting, dit zijn afbouwende agrarische bedrijven of particulieren die wat vee houden. Dit gebeurt vaak als hobbymatig of niet-bedrijfsmatige activiteit. Het aantal dieren is vaak nog wel dusdanig dat een ruime schuur vereist is. De algemene regeling die 75 m2 aan bijgebouwen toestaat is dan vaak onvoldoende. Via een afwijking is daarom een grotere oppervlakte bijgebouwen (200 m²) toegestaan. Voorwaarden is dat de extra vierkante meters ook daadwerkelijk worden gebruikt voor het stallen van vee. Een andere voorwaarde is dat de eigenaar/bewoner minstens 5.000 m2 grond in directe aansluiting op de woning aantoonbaar voor een langere termijn ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik heeft.

Vanuit het bestemmingsplan wordt het hobbymatige karakter bepaald aan de hand van de ruimtelijke impact en afgezet tegen de overige agrarische bedrijvigheid. Daarnaast mag de hobby, evenals andere hobby's de gebruikelijke woonfunctie niet ontstijgen. De hobby mag geen zodanig bedrijfsmatig karakter krijgen, dat er een ruimtelijk relevante strijdigheid ontstaat. Hiervoor zijn geen eenduidige richtlijnen waarmee getalsmatig de grens van het hobbymatig gebruik kan worden vastgelegd. Per diersoort kunnen grote verschillen in aantallen bestaan. In de milieuregelgeving is in jurisprudentie een zekere lijn uitgezet aan de hand van een aantal kenmerken. Die kenmerken kunnen bij de interpretatie van de ruimtelijk relevante strijdigheid met de woonbestemming worden toegepast.

5.6.3 Woningsplitsing

In het gebied komen grote (karakteristieke) boerderijen voor. Dit zijn vaak boerderijen met een voorhuis en een aangebouwde deel of stal. Deze aangebouwde delen staan nu vaak leeg en zijn duur in het onderhoud. Om de instandhouding van karakteristieke boerderijen financieel gezien mogelijk te maken is het toestaan van een vervolgfunctie voor de aangebouwde delen een impuls voor het onderhoud. Dit kan door het mogelijk maken van een nieuwe wooneenheid in dit deel. Het pand wordt dan gesplitst in twee zelfstandige wooneenheden voor twee huishoudens (1 pand met 2 voordeuren). In de planregels is hiervoor een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Voorwaarde is dat de inhoud van de twee woningen tezamen minimaal 500 m3 bedraagt of dat de oppervlakte van de twee woningen tezamen maximaal 120 m2 bedraagt. In het geval van een splitsing mag de oppervlakte bijgebouwen worden verruimd naar 90 m2 voor de twee nieuwe woningen samen.

5.6.4 Bijgebouwen en saneringsregeling

Bij een woning zijn aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen tot een oppervlakte van 75 m² toegestaan. De bijgebouwen mogen onder voorwaarden ook worden gebruikt voor werkfuncties, op deze mogelijkheden wordt hierna onder 'wonen en werken' verder ingegaan.

Veel woningen zijn voormalige agrarische bedrijven. Hier staan vaak grote oppervlaktes voormalige bedrijfspanden. Wanneer de eigenaar deze gebouwen wil vervangen door nieuwe bijgebouwen treedt de saneringsregeling (opgenomen in de afwijkingsregeling) in werking. Dit houdt in dat niet de gehele oppervlakte teruggebouwd mag worden, maar dat een aanzienlijke vermindering van het bebouwd oppervlak moet worden gerealiseerd. Op deze manier kan de verstening van het buitengebied worden teruggedrongen en kan een kwaliteitsverbetering tot stand komen.

Een voorbeeld: op een bestemmingsvlak staat een voormalige bedrijfswoning en een aantal vrijstaande oude stallen en schuren. De oppervlakte van de oude schuren is 500 m².

De eigenaar wil één van deze bijgebouwen met een oppervlakte van 250 m² in zijn geheel vervangen. De saneringsregeling stelt dat het meerdere boven 75 m² voor de helft moet worden gesloopt: 250 - 75 = 175 m². Van deze 175 m² moet de helft worden gesloopt (85 m²), de andere helft mag blijven staan of opnieuw worden opgericht. Het nieuwe, vervangende, bijgebouw mag dan dus 160 m² (75 + 85) groot worden.

Of de eigenaar wil alle bijgebouwen slopen en vervangen: 500 - 75 = 425 m². Van deze 425 m² mag de helft van de oppervlakte (bovenop de 75 m²) worden herbouwd. De nieuwe bijgebouwen mogen dus in totaal 290 m² (75 + 215) groot zijn.

Op deze manier kan in stappen of in één keer de bijgebouwen op het perceel worden opgeknapt. De woning blijft buiten de sloopregeling. Voor aangebouwde bijgebouwen geldt ook een saneringsregeling op basis van het hiervoor genoemde principe. In overleg met de eigenaar wordt bekeken welke bijgebouwen eventueel het behouden waard zijn en hoe het erf met de nieuwe bijgebouwen het beste kan worden ingedeeld. Het is de bedoeling om er een mooi erf van te maken. De nieuwe bijgebouwen, die mogelijk zijn tot een maximale oppervlakte van 300 m², kunnen worden gebruikt voor alle functies die binnen de woonbestemming zijn toegestaan zoals een schuur/berging, hobbymatig houden van vee of een beroep aan huis.

De gemeente zal wel steeds een afweging maken in hoeverre het plan voldoende ruimtelijke kwaliteit heeft, kan voldoen aan de welstandseisen, etc.

5.6.5 Inwoning, mantelzorg en bed and breakfast

Inwoning is via vergunning toegestaan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er mag geen tweede woning ontstaan;
  • voor inwoning mogen geen aparte aansluitingen op nutsvoorzieningen worden aangelegd;
  • het gedeelte dat wordt gebruikt voor inwoning, moet direct aansluiten aan de woning en een onderlinge verbinding/doorgang hebben met de woning.

Bij inwoning is en blijft er dus sprake van één woning. Een bekend voorbeeld is dat opa of oma bij het gezin van een van de kinderen woont. Er vindt geen splitsing van het kadastrale perceel plaats.

In de algemene afwijkingsregels is ook een regeling opgenomen voor mantelzorg. Een bijgebouw mag dan geschikt gemaakt worden voor bewoning. Voorwaarde is dat de zorgbehoefte aannemelijk is gemaakt, bijvoorbeeld door middel van een indicatie van een zorginstelling. Tevens moet verzekerd zijn dat na de beëindiging van de mantelzorg het bijgebouw weer ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning. In ieder geval moeten keuken, douche en/of bad worden verwijderd.

Ten slotte is in de algemene afwijkingsregels een regeling opgenomen die het mogelijk maakt om in een (bedrijfs)woning een bed and breakfast te vestigen.