direct naar inhoud van 6.3 MAATSCHAPPELIJKE AANVAARDBAARHEID
Plan: STAKENBERGWEG 191-202
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01035-vg02

6.3 MAATSCHAPPELIJKE AANVAARDBAARHEID

6.3.1 VOOROVERLEG (3.1.1. Bro)

Op het voorontwerp van het bestemmingsplan Stakenbergweg 191-202 is in het kader van het vooroverleg een reactie ontvangen van het Waterschap Veluwe, de Provincie Gelderland en de VROM-inspectie, Regio Oost. De vooroverlegreacties zijn in deze paragraaf weergegeven en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Waterschap Veluwe

Op 31 december 2009 is de overlegreactie ontvangen van het Waterschap Veluwe. Opgemerkt wordt dat over de landschappelijke inpassing nog overleg gaande is tussen gemeente, initiatiefnemers en het Waterschap Veluwe.

  • 1. Het plan moet aangepast worden, waarbij voor het waterschap van belang is dat geen grondwater gedraineerd wordt door verlaging van het maaiveld.
  • 2. Ook moet de in het plangebied aanwezige watergang met de functie SED (Specifiek Ecologische Doelstelling) nader ingevuld worden.

Gemeentelijke reactie

  • 1. Mede naar aanleiding van deze overlegreactie is de poel die was voorzien in de zuidwesthoek van het noordelijke plandeel geschrapt, omdat deze een ongewenst effect zou hebben op de grondwaterstanden. In plaats daarvan wordt een gedeeltelijke verlaging van het maaiveld uitgevoerd.
  • 2. De watergang is alsnog op de verbeelding opgenomen en heeft de bestemming Water gekregen.

De overlegreactie van het Waterschap Veluwe heeft geleid tot aanpassingen van de regels en de verbeelding.

Provincie Gelderland

In de overlegreactie, die op 4 december 2009 is ontvangen, spreekt de Provincie Gelderland de waardering uit voor de wijze waarop samen met de initiatiefnemers tot een kwaliteitsverbetering op de locaties Stakenbergweg 191-202 is gekomen. De provinciale afdelingen hebben geen opmerkingen op het voorontwerp-bestemmingsplan. Het plan is een goed voorbeeld van hoe functieverandering in combinatie met landschappelijke inpassing en afgestemde erfbebouwing kan leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Gemeentelijke reactie

De overlegreactie van de Provincie Gelderland is voor kennisgeving aangenomen en heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

VROM-inspectie, Regio Oost

De overlegreactie van de VROM-inspectie, Regio Oost is op 29 december 2009 ontvangen. Met het plan is nationaal belang 07: Bundeling, uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid gemoeid. Opgemerkt wordt dat het rijksbeleid in de toelichting van het voorontwerp erg summier wordt behandeld.

  • 1. Het plan vermeldt niet dat het gelegen is in het Nationale Landschap Veluwe. Daarnaast heeft geen toetsing plaatsgevonden aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Veluwe.
  • 2. De VROM-inspectie zet vraagtekens bij de omvang van het woningbouwprogramma, waarmee in feite 'gehuchten' ontstaan in het landschap, hoezeer ook sprake is van landschappelijke inpassing. Een afweging tegen de rijkselementen bundeling en nationaal landschap worden gemist, waarbij het effect van de optelsom die soortgelijke ontwikkelingen in het buitengebied een element in deze afweging kan worden beschouwd.


Gemeentelijke reactie

  • 1. De gemeente onderkent dat aan de toetsing aan het Nationale Landschap Veluwe onvoldoende aandacht is besteed en dat deze niet in de toelichting is opgenomen. De plantoelichting is op dit punt aangepast.
  • 2. Deze afweging heeft grotendeels plaatsgevonden bij het opstellen van de Streekplanuitwerking functieveranderingsbeleid voor de Regio Noord-Veluwe. Onderhavig plan vormt hiervan een uitwerking. Een afweging van het voorgenomen plan ten opzichte van de rijkselementen "bundeling" en "nationaal landschap" is alsnog in de toelichting opgenomen. Vooropgesteld wordt dat onderhavig plan wel 5 voormalige agrarische bedrijfslocaties betreft die gesaneerd worden, waardoor per saldo circa 3 woningen per bedrijfslocatie zijn toegestaan. Het plan dateert van voor de regionale uitwerking functieverandering en werd beschouwd als pilotproject. Aanvankelijk is het plan dus rechtstreeks getoetst aan de provinciale regeling en voldeed hieraan. Het plan is ook in overeenstemming met het inmiddels vastgestelde, en door de provincie geaccordeerde, regionale uitwerking.

De overlegreactie van de VROM-inspectie, Regio Oost heeft geleid tot een aanpassing van de plantoelichting.

6.3.2 INSPRAAK

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Stakenbergweg 191-202 heeft van 11 november 2009 tot en met 22 december 2009 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn inspraakreacties ontvangen van Gelderse Milieufederatie (mede namens Stichting Geldersch Landschap, Vereniging Natuurmonumenten en Vereniging het Edelhert), Slaa + van Asselt Architecten (namens dhr. J. van Essen, Stakenbergweg 191) en Van Westreenen BV (namens dhr. M. de Bruin, Stakenbergweg 195). De inspraakreacties zijn in deze paragraaf weergegeven en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Gelderse Milieufederatie

Op 22 december 2009 is een uitgebreide inspraakreactie ontvangen van de Gelderse Milieufederatie, die mede is ingediend namens Stichting Geldersch Landschap, Vereniging Natuurmonumenten en Vereniging het Edelhert.

  • 1. Het plan voorziet in 24 woningen en een toename van 19 woningen op een relatief beperkt oppervlak, terwijl hier geen zoekzone wonen is aangegeven in het Streekplan. Dit plan is concurrerend met andere woningbouwplannen in de gemeente en een inbreuk op de bestaande verkavelingsstructuur.
  • 2. Het plan ligt direct tegen EHS en Natura 2000-gebied de Veluwe en tevens binnen het actiegebied Waterhuishouding van de Hierdense beek. Hiervoor wordt een GGOR opgesteld. Onomkeerbare ontwikkelingen die mogelijk van invloed zijn op het GGOR-proces zijn niet gewenst. Landgoed Staverden is een TOP-lijstgebied welke mogelijk verstoord wordt.
  • 3. De natuurgebieden worden door ontbreken van voorzieningen relatief weinig bezocht. De gebiedskwaliteiten van Nationaal landschap de Veluwe vindt men hier bij uitstek. Belangrijkste knelpunten zijn:
    • a. Naast het plangebied (landgoed Staverden) ligt een primaire bronstlocatie van het edelhert. Elke toename van recreatiedruk betekent een significante toename van verstoring op de aanwezige soorten.
    • b. Vaste verblijf- en voortplantingsplaatsen zijn in de Flora- en faunawet beschermd.
    • c. Er is een dassenburcht in de onmiddellijke nabijheid, welke verstoord kan worden door vergraving of aanwezigheid honden.
    • d. Meer woon-werkverkeer zorgt voor meer aanrijdingen van wild.
    • e. Op de heide in de onmiddellijke nabijheid broedt de nachtzwaluw, welke betredingsgevoelig is.
    • f. In het naastgelegen bosgebied broedt de zwarte specht welke ook op relatief grote afstanden al verstoord kan worden.
    • g. Door meer licht en geluid vindt verstoring plaats van het naastgelegen natuurgebied, welke gekenmerkt wordt door rust en donkerte.
    • h. Landgoed Staverden kent diverse belangrijke flora en fauna.
  • 4. Uit de natuurtoets wordt opgemaakt dat bronbemaling wordt toegestaan. Wat zijn de gevolgen voor de omliggende natte natuur, antiverdrogingsmaatregelen en is er een relatie gelegd met het actieplan Waterhuishouding?
  • 5. Het lijkt erop dat er geen overleg heeft plaatsgevonden met lokale en terreinbeherende instanties.
  • 6. Bij de beoordeling van geluid en optische verstoring en mechanische effecten is geen rekening gehouden met de relatieve rust op landgoed Staverden en de Elspeetse heide.
  • 7. Ten aanzien van verstoring door licht worden opvallend genoeg geen randvoorwaarden gesteld met betrekking tot de verlichting.
  • 8. Er heeft geen broedvogelonderzoek plaatsgevonden.
  • 9. Veldonderzoek in verschillende periodes van het jaar is noodzakelijk teneinde inzicht te krijgen in het voorkomen van vleermuizen.
  • 10. Er is geen onderzoek gedaan naar de betekenis van de agrarische gronden als fourageergebied voor das en andere diersoorten
  • 11. De relatie tussen hydrologie en de natuurkwaliteiten van omliggende natuurgebieden wordt niet gelegd in het bestemmingsplan. In het oude bestemmingsplan waren deze geborgd middels een aanlegvergunningsstelsel.
  • 12. Het plan zorgt voor meer infrastructuur en zodoende ingrepen in de bodem met waarschijnlijk hydrologische consequenties.
  • 13. Een gelijksoortige benadering van diverse locaties zorgt voor een verstedelijking van het buitengebied.
  • 14. Op de agrarische gronden wordt naast akkerbouw, wat landschappelijk niet aantrekkelijk is, ook paardenhouderij toegestaan, wat meestal leidt tot verrommeling en verhekking.
  • 15. De bestemming groen is niet beschermd tegen verstening.
  • 16. Een relatie tussen het aanlegvergunningsstelsel en de natte natuur ontbreekt, evenals een toetsingskader bij het aanlegvergunningsstelsel.
  • 17. Omdat er ook gewerkt mag worden binnen de bestemming wonen is per saldo ruimte voor 24 werklocaties met bijbehorend verkeer.
  • 18. Via artikel 7.3 (ontheffing praktijkruimte) van het voorontwerp mag 75m² per woning aan praktijkruimte worden opgericht, welke niet gesaldeerd behoeft te worden. Bovendien is dit aspect niet getoetst aan de omgeving.
  • 19. Via artikel 7.4.2 van het voorontwerp kan de bebouwing ter plaatse weer toenemen.
  • 20. Via de regeling voor bed and breakfast (artikel 7.4.3 van het voorontwerp) is er ruimte voor 24 maal 3 kamers is 72 kamers, de consequenties van deze regeling voor de omgeving zijn niet onderzocht.
  • 21. Hoe denkt dat de gemeente overlast aan aangrenzende percelen bij het realiseren van bed en breakfast te voorkomen?
  • 22. Middels ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden (artikel 10, artikel 11 en artikel 13c van het voorontwerp) zijn vergrotingen van het bouwvolume en bouwvlak mogelijk tot 10%. Tegenover deze verstening staat geen compensatie.
  • 23. Op de verbeelding zijn de tuinen ten zuiden van de Stakenbergweg relatief gezien groot te noemen. Dit levert geen gebiedskwaliteit op.
  • 24. Op de verbeelding zit relatief weinig groenbestemming en geen natuurbestemming.
  • 25. Het meest noordelijke perceel kent relatief veel bebouwing. Is hier nog sprake van een slapende bouwvergunning en telt deze mee bij de berekening voor terug te bouwen bebouwing? Er worden immers geen sloopkosten gemaakt.
  • 26. Er wordt afgegraven tot onder het grondwaterpeil. Wat zijn hiervan de hydrologische consequenties?
  • 27. Voorgesteld wordt alternatieven te onderzoeken, bijvoorbeeld de bebouwing terug te brengen op een zoeklocatie wonen of inbreidingslocatie in Elspeet en Nunspeet in verband met diverse voordelen die dit meebrengt. De provincie biedt hiervoor ook de ruimte in haar Streekplan (salderingsregeling) in paragraaf 2.3.7.

Gemeentelijke reactie

  • 1. Het plan voorziet niet in een toename met 19 woningen, maar 14 in een geclusterde setting. Voor 1 van deze woningen is in 2009 al een bouwvergunning met vrijstelling ex. artikel 19 lid 1 verleend. De vergunde woning wordt middels dit bestemmingsplan planologisch geregeld. Het voorontwerp ging nog uit van een toevoeging van 15 woningen, maar dit aantal is teruggebracht naar 14. In afwijking van het voorontwerp, is het maximum aantal toegestane woningen per perceel op de verbeelding weergegeven.
  • Het plan behoeft niet te liggen in een 'Zoekzone wonen', omdat sprake is van functieverandering. Bij functieverandering gaat de voorkeur uit naar bouwen op de eigen kavel, waarbij het woningbouwprogramma het volkshuisvestingsbeleid ondersteund. Door een zorgvuldig gekozen landschappelijke inpassing, inschakeling van externe expertise van de ervenconsulent en het bundelen van de diverse opgaven in één planologische procedure is een op elkaar afgestemd landschapsplan en woningbouwprogramma ontstaan waarin woningen in diverse woningbouwcategorieën worden gerealiseerd.
  • De woningbouw realiseren op andere locaties, zoals in een zoekzone wonen is in de praktijk lastig te realiseren, alleen al in verband met grondverwerving en de daaruit voortvloeiende financiële haalbaarheid van functieveranderingsprojecten. Indien woningbouw op de eigen kavel niet mogelijk is, bijvoorbeeld door milieuhygiënische belemmeringen, dienen alternatieven te worden gezocht. Van dergelijke belemmeringen is hier geen sprake.
  • Ten aanzien van de verkavelingsstructuur is een zorgvuldige afweging gemaakt. De nieuw te realiseren woningen kennen een bijzondere verschijningsvorm die doet vermoeden als of er sprake blijft van een oorspronkelijke boerenerf. De hoofdgebouwen sluiten aan bij het bestaande verkavelingspatroon gezet langs de Stakenbergweg.
  • 2. Het plan is gelegen tegen de EHS en het TOP-lijst gebied 'Dal Staverdense beek'. Naast de herstelwerkzaamheden voor natte natuur in deze gebieden is voor deze gebieden het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) vastgesteld, waarin de gewenste grondwaterstanden staan beschreven.
  • Het landschapsplan voorziet in de gedeeltelijke verlaging van een stuk land ter plaatse van een natuurlijke laagte. Deze vangt het regenwater van de daken op en het water van de oostelijke akkers. Oorspronkelijk was een poel gepland die 40 cm. onder het grondwaterpeil werd uitgegraven, Na overleg met het Waterschap is deze gewijzigd in een laagte tot 10 cm. boven het grondwaterpeil om nadelige effecten op de grondwaterstanden te voorkomen (Zie overlegreactie Waterschap Veluwe). Daarnaast ligt binnen het plangebied een watergang met speciale ecologische doelstelling (SED). Naar aanleiding van de overlegreactie van het Waterschap Veluwe heeft deze watergang alsnog de bestemming Water gekregen.
  • Voor het plan als geheel wordt door het toepassen van bouwkundige maatregelen en het infiltreren van hemelwater geen invloed op de grondwaterstand voorzien. Aantasting van het grondwatersysteem en de antiverdrogingsmaatregelen van het naastgelegen TOP-lijstgebied 'De Staverdense Beek' wordt hiermee voorkomen.
  • 3. Het plangebied is gelegen in Nationaal Landschap de Veluwe en meer specifiek de (landbouw-)enclaves die in het Nationaal Landschap de Veluwe liggen. De doelstelling voor deze gebieden is om de bestaande landschapskwaliteit te vergroten en daarmee de kernkwaliteiten te verbeteren. De kernkwaliteiten voor het betreffende gebied zijn neergelegd in de provinciale uitwerking van het Streekplan Gelderland 2005, Kernkwaliteiten waardevolle landschappen. Deze bestaan in hoofdlijn uit de rust, ruimte, donkerte, de afwisseling tussen open heide, gesloten bos, uitgestrekt stuifzand en agrarische enclaves. Ook is een veelheid aan aardkundige kwaliteiten (het reliëf) aanwezig en is het een schatkamer van de oude cultuurwaarden. Het plangebied is niet gelegen in Natura-2000 of EHS-gebied.
  • Voor de ecologische uitvoerbaarheid is een quickscan natuurtoets uitgevoerd door Ecogroen advies. Uit dit rapport blijkt dat hoewel het plangebied is gelegen nabij Natura 2000-gebied, er geen sprake is van een negatief effect op de gunstige staat van instandhouding van de habitattypen, -soorten en typerende soorten. Een nadere toetsing wordt niet noodzakelijk geacht, omdat op voorhand in redelijkheid kan worden ingeschat dat het betreffende plan geen significante negatieve gevolgen heeft op het Natura 2000-gebied. Als bevoegd gezag heeft de Provincie Gelderland deze conclusie onderschreven. Er is derhalve geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Ten aanzien van de EHS worden geen significante negatieve effecten ten aanzien van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS verwacht. Ten aanzien van de Flora- en faunawet zijn verspreid in het plangebied geen zwaarder beschermde zoogdiersoorten aangetroffen en zijn er geen aanwijzingen aangetroffen van ontheffingsplichtige broedvogels (zoals uilen, spechten en roofvogels).
    • a. De stelling dat elke toename van recreatiedruk een significante verstoring betekent van de aanwezige soorten is niet aangetoond en ook niet uit de uitgevoerde natuurtoets gebleken. Daarnaast is het uitgangspunt bij de beoordeling dat voor de effecten op de beschermde waarden getoetst wordt ten opzichte van het hele Natura 2000-gebied en de EHS. Omdat de ontwikkeling niet is gelegen in deze gebieden gaat het alleen om externe effecten. Ten gevolge van de woningbouw is een lichte toename van recreanten te verwachten. Ten opzichte van het gehele natuurgebied is deze toename niet significant te noemen. Daarnaast is de eigenaar van een Natura 2000-gebied, die het terrein openstelt voor recreanten zelf verantwoordelijk voor de natuurwaarden van het gebied in relatie tot de openstelling. Maatregelen als zonering en gedeeltelijke afsluiting kunnen op dat moment genomen worden.
    • b. Op de planolocatie zijn diverse laag beschermde zoogdieren te verwachten met een vaste verblijfplaats, zoals bijvoorbeeld de egel en de mol (Flora- en faunawet tabel 1). Het aanvragen van een ontheffing voor deze soorten is niet aan de orde, omdat op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet een vrijstelling geldt. Tijdens het veldbezoek is specifiek gelet op aanwijzingen voor de aanwezigheid van de middelhoog beschermde Steenmarter en Eekhoorn. (Flora- en faunawet tabel 2). Deze zijn niet aangetroffen en vaste verblijfplaatsen zijn op de planlocatie niet te verwachten. Ook vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde soorten zijn niet te verwachten. Broedvogels waarvan de nestgelegenheid jaarrond beschermd zijn zijn niet op de planlocatie of in de directe omgeving aangetroffen. Voor diverse andere broedvogels biedt het plangebied een geschikte biotoop en naar verwachting zal enig broedgebied van de vogels verloren gaan. In de omgeving zijn echter voldoende uitwijkmogelijkheden. Daarnaast kunnen de werkzaamheden zorgvuldig rondom het broedseizoen worden ingepland, waarmee aan de Flora- en faunawet kan worden voldaan. Voor vleermuizen wordt verwezen naar punt 9 van deze beantwoording.
    • c. Verstoring van dassenburchten is verboden op grond van de Flora- en faunawet. Desondanks bestaat het gevaar dat individuen dassenburchten verstoren. Deze handelingen zijn echter niet toe te schrijven aan de voorgenomen ontwikkeling. Wanneer verstoring, vergraving of loslopende honden nabij dassenburchten zorgen voor verstoring dient hiertegen handhavend te worden opgetreden.
    • d. De toename van verkeer ten gevolge van het plan in relatie tot de wegcapaciteit en huidige verkeersintensiteit is zeer beperkt. Een betekenisvolle toename in aanrijdingen van wild is dan ook niet te verwachten. Daar komt bij dat de Stakenbergweg reeds een 60-kilometerweg is en ter plaatse van de planlocatie een bocht maakt die snelheidsremmend werkt.
    • e. De dichtstbijzijnde heide bevindt zich op een behoorlijke afstand van circa 175 meter opzichte van het plangebied. Bij de uitvoering van het plan wordt het gebied niet betreden. Daarnaast is de Flora- en faunawet ook van toepassing op individuele bewoners en recreanten. Voor het overige wordt verwezen naar punt 3 onder a van deze beantwoording.
    • f. Van nestplaatsen van de zwarte specht binnen het plangebied of binnen de invloedssfeer van het plangebied is niet gebleken. Een verstorend effect wordt derhalve niet verwacht.
    • g. Aangenomen mag worden dat de burgerwoningen op normale wijze worden verlicht. Ten opzichte van de huidige verlichting van agrarische bedrijven is de toename van buitenverlichting vermoedelijk beperkt. Voorwaarden stellen ten aanzien van verlichting is aan de orde indien verlichting een behoorlijke impact kan hebben op de omgeving, zoals het geval bijvoorbeeld is bij het opstellen van lichtmasten bij een paardenbak. In onderhavig geval is hier geen sprake van. Daar komt bij dat de woningen voor het merendeel op een grotere afstand van het Natura 2000-gebied worden gesitueerd (meer dan 80 meter). Voor de rest wordt verwezen naar punt 3 onder b en e van deze beantwoording. Hoewel in beginsel geen problemen worden voorzien, zal in overleg met de eigenaren worden gekeken of op particulier niveau afspraken over verlichting kunnen worden gemaakt, welke vastgelegd kunnen worden in een VVE-constructie.
    • h. De ruimtelijk relevante soorten in het plangebied en binnen de invloedssfeer van het plangebied zijn onderzocht. Deze vormen geen belemmering voor het realiseren van het project.
  • 4. Op basis van de bodemkaart is bepaald dat de grondwaterstand op de Veluwe dusdanig laag is dat geen bemaling noodzakelijk is en dat dit in relatie tot grondwaterafhankelijke Habitattypen naar verwachting geen effect zal hebben. Buiten dat heeft toepassing van bronbemaling slechts tijdelijke en lokale gevolgen. Gelet op de beperkte effecten ligt het leggen van een relatie met het Waterhuisdhoudingsplan en het anti-verdrogingsprogramma niet in de rede.
  • 5. De bedoeling van het uitvoeren van een ecologische quickscan is niet om een volledige en uitputtende inventarisatie op te stellen. Het gaat immers om een zorgvuldige risico-inschatting ten aanzien van het voorkomen van soorten flora en fauna in relatie tot de relevante natuurwet- en regelgeving. Een consultatie van de terreinbeherende instanties is derhalve niet noodzakelijk.
  • 6. Gelet op de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied de Veluwe en het ontbreken van een geschikte biotoop voor kwalificerende en typerende soorten op de planlocatie en in de directe nabijheid hiervan, kunnen negatieve verstorende effecten worden uitgesloten.
  • 7. Verwezen wordt naar punt 3 onder g van deze beantwoording.
  • 8. Het veldbezoek is buiten de broedperiode van vogels uitgevoerd, waardoor het niet mogelijk was een broedvogelinventarisatie uit te voeren. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek, de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens en 'expert-judgement' is een inschatting gemaakt van de te verwachten soortensamenstelling. Verder wordt verwezen naar punt 3 onder b van deze beantwoording.
  • 9. De constatering dat nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk nodig is, is correct. Dit staat ook in de uitgevoerde quickscan. Op 22 juni, 11 juli, 29 augustus en 14 september 2009 is het onderzoeksgebied Stakenbergweg te Elspeet geïnventariseerd op vleermuizen. Hierbij is gebruik gemaakt van diverse methoden. Tijdens onderhavig onderzoek zijn vier soorten vleermuizen waargenomen, namelijk de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii), laatvlieger (Eptesicus serotinus) en de rosse vleermuis (Nyctalus nocatlua). Uit het onderzoek blijkt dat de sloop van de stallen zonder ontheffing van de flora- en faunawet kan worden uitgevoerd voor wat betreft vleermuizen. In één van de te herbouwen woonhuizen is een paarverblijfplaats van een klein aantal gewone dwergvleermuis aangetroffen. Mogelijk doet deze verblijfplaats ook dienst als winterverblijfplaats van enkele gewone dwergvleermuizen. Voor de sloop en herbouw van deze woning is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Deze zal worden aangevraagd.
  • 10. Mogelijk worden de gronden beperkt gebruikt als fourageergebied door dassen. Fourageergebieden van de das zijn echter niet beschermd op basis van de Flora- en faunawet. In het landschapsplan voor het plangebied wordt rekening gehouden met het grotendeels handhaven en versterken van de bestaande groenstructuur. Daarnaast wordt de bebouwing verder geclusterd dan in de huidige situatie. Er wordt daarom geen wezenlijke aantasting van de ecologische kwaliteit van het gebied met bijbehorende betekenis als fourageergebied voor de das voorzien.
  • 11. In tegenstelling tot hetgeen wordt gesteld, is de relatie tussen hydrologie en de natuurkwaliteiten van omliggende natuurgebieden, evenals in het bestaande bestemmingsplan wel aanwezig. Door middel van eenzelfde aanlegvergunningsstelsel (Wabo: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) als in het voormalige bestemmingsplan worden de betreffende kwaliteiten geborgd. Op dit terrein zijn dan ook geen beleidsveranderingen beoogd.
  • 12. De hydrologische consequenties van het plan zijn in de toelichting van het bestemmingsplan beschreven. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met het Waterschap Veluwe. Gelet op het feit dat de nieuw te realiseren bebouwing grotendeels al op bestaand bebouwd gebied wordt gerealiseerd, er maatregelen worden genomen om hemelwater te infiltreren en er sprake is van een relatieve clustering van bebouwing, wordt de stelling dat sprake is van een aantasting van de bodem door verharding met bijbehorende hydrologische consequenties niet onderschreven.
  • 13. Vooraf moet worden gesteld dat in onderhavige situatie 5 (voormalige) agrarische percelen worden of zijn gesaneerd waarbij een aanzienlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing wordt of is gesaneerd. Daarnaast wordt ook niet op elke locatie 50% terugbouw toegestaan. Gerekend naar agrarische bouwkavels worden circa 3 woningen per kavel toegestaan. Ontwikkelingen als onderhavige zijn op zichzelf toelaatbaar en voldoen aan het provinciale beleid omtrent functieverandering en de regionale uitwerking hiervan.
  • 14. Voor de bestemming agrarisch gebied wijkt het voorliggende bestemmingsplan op dit onderwerp niet af van het bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave. Productiegerichte paardenhouderij, akkerbouw en veeteelt zijn zowel in het oude als in het nieuwe bestemmingsplan toegestaan. Er wordt op dit punt geen beleidswijziging beoogd. Inherent aan de agrarische functie van de gebieden is een bepaalde mate van afscherming van gronden of akkerbouw. Het primaat in de agrarische enclave ligt dan ook bij de agrarische functie, in tegenstelling tot de naastgelegen natuurgebieden.
  • 15. Uitsluitend kleinschalige ontwikkelingen, zoals hekwerken ten behoeve van afscherming van het aangrenzende terrein of in- en uitritten ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen zijn toelaatbaar. Gelet op de relatief kleine impact worden deze ontwikkelingen niet onredelijk gevonden. Bij het realiseren van dergelijke zaken wordt daarnaast de doeleindenomschrijving van de bestemming inachtgenomen, waarin de landschappelijke en natuurwaarden geborgd zitten. Voor zwaardere ingrepen is een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) vereist. De landschaps- en natuurwaarden zijn hiermee afdoende beschermd.
  • 16. Verwezen wordt naar punt 11 van deze beantwoording. Er wordt geen wijziging in het voorgestane beleid op dit punt voorzien.
  • 17. Uitsluitend kleinschalige werkfuncties, met een uitstraling die past bij de woonfunctie kunnen met een afwijkingsprocedure worden toegestaan, waarbij ten hoogste 45m² van de woning hiervoor kan worden ingezet. Zaken als parkeerdruk en verkeersaantrekkende werking zijn, naast diverse andere randvoorwaarden, onderdeel van deze afweging. Van een onevenredige impact is gelet op de aard, schaal en randvoorwaarden bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid geen sprake.
  • 18. Het uitgangspunt bij functieverandering is dat de bebouwing na realisatie niet meer verder toeneemt. Een ontheffing die nadere mogelijkheden biedt om te bouwen ten behoeve van een praktijkruimte is niet passend binnen dit uitgangspunt. Het betreffende artikel is daarom uit de regels verwijderd.
  • 19. De afwijkingsbevoegdheid in artikel 8.4.2 biedt mogelijkheden om een aangebouwd bijgebouw bij een woning te betrekken. De toepassing richt zich daarmee op gebruik. Deze regeling biedt derhalve geen nadere bouwmogelijkheden. Per saldo moet bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid immer kunnen worden voldaan aan de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van de inhoud van woningen en de oppervlakte aan bijgebouwen.
  • 20. Mede naar aanleiding van deze inspraakreactie is de wijzigingsbevoegheid ten aanzien van bed and breakfast uit de planregels gehaald. Bij functieverandering is het niet wenselijk een dergelijke activiteit toe te staan middels een algemene regeling.
  • 21. Verwezen wordt naar punt 21 van deze reactie.
  • 22. Een algemene ontheffingsbevoegdheid van 10% is opgenomen om toch medewerking aan een plan te kunnen verlenen als dat vanwege bijvoorbeeld technische eisen niet past binnen de bestemmingsregeling, maar op zichzelf wel wenselijk is. Te denken valt bijvoorbeeld aan wijzigingen in het bouwbesluit ten aanzien van de minimale verdiepingshoogte, waardoor het gehele gebouw hoger moet worden. Een andere situatie kan zijn dat bepaalde architectonische oplossingen, die vanuit het welstandaspect gewenst zijn, een kleine overschrijding opleveren. Deze ontheffingsmogelijkheid zal in elk geval niet automatisch worden toegepast, maar alleen als hier een goede reden voor is.
  • 23. De tuin van de nieuw te realiseren woning op perceel Stakenbergweg 193/193a loopt tot 5 meter achter de woning. De tuin aan de achterzijde van de Stakenbergweg 195/197 loopt tot 20 meter achter de woning. Naar aanleiding van de inspraakreactie van Van Westreenen wordt de tuinbestemming nog een stuk zuidwaarts gelegd. De delen die zijn aangeduid als tuin kennen deels ook erfbeplanting welke wordt vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. Deze beplanting is echter niet van dien omvang, dat deze in een passende groene bestemming moet worden verankerd. Inrichting en onderhoud van deze beplanting wordt via de privaatrechtelijke weg afgedwongen.
  • 24. Inhoudelijk gezien kent de opgenomen groenbestemming geen geringere bescherming dan een eventuele natuurbestemming.
  • 25. Voor het noordelijke perceel Stakenbergweg 202 is inderdaad bouwvergunning verleend voor het oprichten van een schuur van 1000 m² welke nog niet is gerealiseerd. Deze oppervlakte telt echter niet mee voor de berekeningen. In totaal is op de nummers 198 en 202 3095m² aan bebouwing aanwezig Hiervan wordt 1240m² teruggebouwd, oftewel 28% van de te slopen oppervlakte.
  • 26. Zoals aangegeven onder punt 2 van deze beantwoording wordt afgezien van afgraving tot onder het grondwaterpeil, waardoor het plan daadwerkelijk grondwaterneutraal ontwikkeld kan worden.
  • 27. Verwezen wordt naar punt 1 van deze beantwoording.


De punten 2, 9, 12 en 26 hebben geleid tot een aanpassing van de plantoelichting. Mede naar aanleiding van de punten 1, 18, 20 en 21 hebben aanpassingen plaatsgevonden aan de regels en de verbeelding. De punten 3, 4-8, 11, 13-17, 19, 22-25 en 27 hebben niet geleid tot aanpassingen.

Slaa + van Asselt Architecten

Namens de eigenaar van het perceel Stakenbergweg 191, één van de initiatiefnemers, heeft Slaa + Van Asselt Architecten een inspraakreactie ingediend. Deze is op 25 november 2009 ontvangen. Gevraagd wordt om de bestemmingsregeling voor het perceel Stakenbergweg 191 zodanig aan te passen dat het voorgestelde bouwplan hierin past. Ten behoeve van de ingangspartijen, die zijn vormgegeven als gestileerde silo's opgenomen is plaatselijk behoefte aan een maximale bouwhoogte van 6,5 meter, die plat afgedekt mag worden. Het voorontwerpbestemmingsplan staat dit niet toe.

Gemeentelijke reactie

Inmiddels is het inrichtingsplan voor dit perceel door de initiatiefnemer gewijzigd. Het aantal nieuwe woningen op dit perceel is teruggebracht naar twee en de situering van deze woningen is gewijzigd. Ook is de vormgeving als gestileerde silo's ook verlaten. Het bestemmingsplan is zodanig aangepast dat het gewijzigde plan hierin past.

De inspraakreactie van Slaa + Van Asselt Architecten heeft geleid tot een aanpassing van de regels en de verbeelding.

Van Westreenen BV

Van Westreenen BV heeft namens de eigenaar van het perceel Stakenbergweg 195, één van de initiatiefnemers, een inspraakreactie ingediend op het voorontwerp. Deze reactie is op 30 november 2009 ontvangen. Gevraagd wordt om de verbeelding te wijzigen in die zin dat een gedeelte van het perceel Stakenbergweg 195 de bestemming 'Tuin' krijgt in plaats van 'Agrarisch'. Na deze wijziging sluit het bestemmingsplan beter aan bij de bestaande situatie, waarin deze grond als tuin is ingericht.

Gemeentelijke reactie

De greppel vormt een natuurlijke scheiding tussen het gedeelte tuin en agrarische grond. Daarnaast is in de feitelijke situatie deze grond voor de helft al op deze wijze in gebruik. Hoewel een relatief grote tuin ontstaat, zou het niet verleggen van de grens betekenen dat een deel van de gronden agrarisch werd bestemd, terwijl het feitelijk gebruik van de grond door de aanwezigheid van de greppel werd belemmerd. Om die reden kan worden ingestemd met het verleggen van de bestemmingsgrens.

De inspraakreactie van Van Westreenen BV heeft geleid tot een aanpassing van de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01035-vg02_0025.jpg"